Onderzoek

Stikstof en de agrarische sector: de huidige stand van zaken

8 juni 2023 0:01 RaboResearch

Sinds 2019 worstelt Nederland met de vraag hoe van het stikstofslot af te komen. De aanpak van de verschillende emissiebronnen varieert van gebiedsgericht tot generiek. Het landbouwakkoord moet bijdragen aan de oplossing. Zodat op termijn ruimte ontstaat om aan het beleid te gaan sleutelen.

Panoramic view of the Amsterdam Southeast office area (Bijlmer) with cows in front

Stikstof doet veel stof opwaaien

Sinds de uitspraak van de Raad van State op 29 mei 2019 is de vergunningverlening voor nieuwe projecten die stikstof uitstoten deels tot stilstand gekomen. Zo’n 10 procent van de veehouders – de zogenaamde PAS-melders – hoefde onder het PAS geen vergunning te hebben en is nu een uitstoter zonder vergunning. Als eerste nieuwe maatregel is de maximumsnelheid overdag op de Nederlandse snelwegen verlaagd. Ook is een minister voor Stikstof aangesteld, en is er een advies gekomen van mediator Remkes terwijl van allerlei kanten suggesties worden aangereikt voor oplossing van de problematiek. Deze notitie zet de feiten op een rij, beschrijft de uitdagingen waar de Nederlandse samenleving voor staat en gaat in op de beslissingen die op tafel liggen, met name met betrekking tot de agrarische sector.

Het centrale vraagstuk

Het centrale vraagstuk in het stikstofbeleid betreft de balans tussen economie en natuur. Economische activiteiten brengen in meer of mindere mate uitstoot van stikstof met zich mee. Behoud en herstel van natuur vergen een verlaging van de uitstoot van stikstof. Waar de balans komt te liggen, hangt af van het doel dat men wil bereiken ten aanzien van de natuurkwaliteit, de snelheid waarmee men dit doel wil bereiken en de keuze van de beleidsmaatregelen.

De stikstofsituatie in Nederland

De uitstoot van stikstof bedraagt in Nederland ruwweg 4,5 ton stikstof per vierkante kilometer volgens data van Eurostat. Dit is hoog ten opzichte van de ons omringende landen. Alleen in Malta is de uitstoot hoger. Het EU-gemiddelde ligt op een kwart van het Nederlandse gemiddelde (zie figuur 1).

Figuur 1: Stikstofemissie per km2 in 2020

Bron: Eurostat, 2023

Figuur 2: Mate van overschrijding van kritische depositiewaarden in Natura2000-gebieden in NL

Bron: Compendium voor de Leefomgeving, 2023

Als gevolg van de hoge uitstoot is er ook sprake van een hoge depositie van stikstof op Nederlandse bodem. Stikstofdepositie is het neerslaan van zogenaamde stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) vanuit de lucht op de bodem. Gemiddeld bedroeg de depositie op Nederlandse bodem 20,9 kg stikstof (N)/ha in 2020. De depositie overschrijdt in 80 procent van de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden de kritische depositiewaarde (KDW) (zie figuur 2). Er zijn regio’s in andere lidstaten waar de depositie regionaal in eenzelfde mate boven de kritische depositiewaarde ligt, zoals het Noordwestelijke deel van Duitsland, Noordoost-Spanje, delen van Denemarken en de Povlakte in Italië (European Environment Agency).

Naburige bronnen versus de ‘stikstofdeken’

Figuur 3: Twee bronnen van depositie: uit de deken en van naburige bronnen

Bron: RIVM, Rabobank, 2023

De relatie tussen uitstoot en depositie is complex. Niet alle uitstoot leidt tot depositie in de directe omgeving en een deel van de depositie komt van bronnen verder weg. Om te begrijpen hoe de depositie kan worden verlaagd, is het van belang om depositie van naburige bronnen en depositie afkomstig uit de ‘stikstofdeken’ van elkaar te onderscheiden, omdat de aanpak van beide verschilt.

Ongeveer 30 procent van de ammoniakuitstoot van een veehouderijbedrijf komt terecht binnen een straal van 25 kilometer. De rest van de uitstoot komt terecht in de ‘stikstofdeken’ die neerslaat op grotere afstand. Van NOx komt een veel kleiner deel binnen een straal van 25 kilometer terecht en een veel groter deel in de ‘stikstofdeken’. De depositie uit de ‘stikstofdeken’ is niet meer terug te herleiden tot de precieze bron.

Het stikstofbeleid in Nederland richtte zich in eerste instantie op de ‘stikstofdeken’ met terugdringing van de uitstoot van stikstof via generieke verplichte maatregelen, zoals verplichte mestinjectie en verplichte afdekking van mestsilo’s en verplichte katalysatoren in auto’s.

Daar kwamen later verplichtingen bovenop voor bedrijven dichter bij Natura2000-gebieden. Tegenwoordig krijgen nieuwe activiteiten slechts een natuurvergunning als de extra depositie op een nabijgelegen Natura2000-gebied verwaarloosbaar is. Nabijgelegen betekent tot 25 kilometer afstand. Verwaarloosbaar betekent: minder dan 0,07 gram per hectare per jaar. De 0,07 gram is de zogenaamde drempelwaarde.

Veehouders hebben de uitstoot van ammoniak in Nederland met de eerdergenoemde maatregelen tussen 1990 en 2020 met 64 procent verlaagd (EEA). Voor de EU als totaal bedroeg de daling van de ammoniakuitstoot in diezelfde periode 29 procent (EEA). In andere lidstaten hebben veehouders tot nu toe nog maar weinig maatregelen hoeven nemen om de uitstoot te verlagen. De mogelijkheden om de uitstoot met technologie te verlagen zijn daar dan ook nog groot in vergelijking met Nederland, waar deze mogelijkheden al voor een deel zijn benut.

De depositie van stikstof is tussen 1990 en 2020 met 45 procent gedaald. De daling in stikstofdepositie heeft geleid tot een verbetering van de stand van de natuur. Het deel in slechte conditie is afgenomen van 86 procent in 1990 tot 23 procent van het areaal stikstofgevoelige landnatuur in 2020. Het aandeel in goede conditie bedraagt 20 procent. In de rest van de stikstofgevoelige gebieden (57 procent) is de stand van de landnatuur matig (Compendium voor de Leefomgeving).

Na te streven doel en tijdslijnen

Huidige doelen

De doelen voor behoud en herstel van de natuur in Nederland en Europa zijn vastgelegd in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Op basis van deze richtlijn is een Europees netwerk van Natura2000-gebieden vastgesteld, waarvan er 162 in Nederland liggen. Nederland heeft deze gebieden zelf aangewezen en zich daarmee verplicht deze in goede staat van instandhouding te brengen. De goede staat van instandhouding is in Nederlandse wetgeving vertaald naar de geschatte stikstofdepositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde (KDW).

De Stikstofwet stelt twee doelen voor 2035:

  1. De uitstoot van stikstof in Nederland moet met 50 procent omlaag ten opzichte van 2018
  2. De stikstofdepositie moet in 74 procent van de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden onder de KDW komen

In het coalitieakkoord van de huidige regering is de ambitie vastgelegd om deze doelstelling naar voren te halen naar 2030.

Voorgestelde alternatieven

In het publieke debat stellen verschillende partijen de huidige doelen van het Nederlandse stikstofbeleid ter discussie en komen zij met alternatieve doelen waarmee Nederland ook aan de Brusselse wetgeving zou kunnen voldoen.

    Pas de keuze van Natura2000-gebieden aan: kies bijvoorbeeld voor minder gebieden, of kies voor andere habitats die minder stikstofgevoelig zijn. Deze opties zijn door eerdere kabinetten verkend. De uitkomst was dat dit niet mogelijk is binnen de huidige EU-wetgeving (Kamerbrief nr. 200, 13-10-2020). Aanpassing van deze wetgeving vergt een meerderheid van EU-lidstaten. Natuur- en milieuorganisaties wijzen deze opties eveneens af, omdat ze tegen afzwakking van natuurdoelen zijn. Verleen uitstel voor het realiseren van de doelen. Er is veel discussie over het naar voren halen van de reductiedoelen uit de stikstofwet (van 2035 naar 2030), zoals voorgesteld in het regeerakkoord. In het advies van bemiddelaar Remkes is voorgesteld om vooralsnog vast te houden aan 2030, maar evaluatiemomenten in te lassen in 2025 en 2028 om te kijken of doelstellingen nog steeds haalbaar zijn. Monitor de instandhouding van de natuur aan de hand van telling van aantallen dieren, planten, insecten enzovoort in plaats van via de (indirecte weg van) geschatte stikstofdepositie in vergelijking tot de kritische depositiewaarde. Daarmee zou men meer recht doen aan de werkelijke stand van de natuur. Wetenschappers geven aan dat dit praktisch niet uitvoerbaar is (essay Erisman, Backes, De Vries, april 2023).

Beleidsmaatregelen om het doel te bereiken

Huidig beleid

De huidige beleidsmaatregelen om de uitstoot van stikstof te verminderen bevatten zowel generieke als gebied-specifieke maatregelen.

    Generieke maatregelen zijn de eerder genoemde middelvoorschriften zoals verplichte afdekking van de mestopslag, verplichte mestinjectie bij gebruik van mest in het land en verplichte emissiearme stalsystemen bij nieuwbouw van een stal. Een gebied-specifieke maatregel is de eis dat extra uitstoot de depositie op een nabijgelegen Natura2000-gebied niet mag verhogen. Daarnaast geldt in de provincie Noord-Brabant de eis dat alle (ook bestaande) varkensstallen vanaf 1 juli 2024 emissiearm moeten zijn. Daarnaast zijn er opkoopregelingen geweest gericht op het beëindigen van veehouderijbedrijven en hun ammoniakuitstoot. De huidige regering heeft aangekondigd in juni 2023 met twee nieuwe opkoopregelingen te komen. Eén regeling betreft een selectieve opkoopregeling voor potentieel 3.000 piekbelasters die in aanmerking komen voor 120 procent vergoeding van hun bedrijfswaarde bij beëindiging van hun bedrijf. De andere regeling betreft een bredere regeling voor potentieel 10.000 veehouderijbedrijven die in aanmerking komen voor 100 procent vergoeding van hun bedrijfswaarde bij beëindiging. Bij onvoldoende belangstelling voor beide vrijwillige regelingen sluit de regering een verplichte opkoopregeling niet uit. De regering wil landschapsgronden aanwijzen, waarop moet worden overgeschakeld op een extensievere vorm van landbouw (onder meer een lage veebezetting), om zo bij te dragen aan behoud en herstel van natuur. Eigenaren van deze gronden komen in aanmerking voor een compensatie voor waardedaling van hun grond. Het exacte areaal, de voorwaarden en de compensatiebedragen zijn nog niet bekend. Tot slot heeft de regering geld gereserveerd voor innovatiesubsidies op technieken die de uitstoot van bestaande veehouderijbedrijven verder moeten verminderen. De voorwaarden voor toekenning van deze subsidies zijn nog niet bekend.

Voorgestelde alternatieven

    De vorige regering overwoog de ammoniakuistoot te verlagen via generieke voermaatregelen. Aanpassing van het voer van dieren zou leiden tot een lagere ammoniakuitstoot. Deze maatregel stuitte op dusdanig veel verzet dat hij is ingetrokken voordat hij in werking zou treden. Andere aanpassingen in stalsystemen en in het management zoals mestbehandeling (bijvoorbeeld bijmengen met water, aanzuren, toevoegen van mineralen) kunnen eveneens bijdragen aan een lagere stikstofemissie. De emissiereductie is echter lastig vast te stellen en certificering van technologie – om deze daarmee juridisch te borgen – kost tijd. Verschillende partijen pleiten voor een hogere drempelwaarde voor nieuwe stikstofuitstoot. De bijdrage van een nieuwe activiteit aan de bestaande depositie is vaak gering terwijl met generiek beleid de uitstoot naar de stikstofdeken omlaag gaat.
    Maar zolang de overschrijding van de kritische depositiewaarde niet significant afneemt, is een verruiming van de drempelwaarde niet erg kansrijk. De kans is groot dat een vergunning voor extra uitstoot geen stand houdt indien deze in de rechtbank wordt aangevochten.
    In het essay Van een depositie- naar een emissiebeleid pleit een aantal wetenschappers voor een ander bedrijfsplafond voor stikstofemissie, op basis van het aantal hectares voor grondgebonden activiteiten en op basis van een historische referentie voor intensieve veehouderijbedrijven. Dit plafond zou gebaseerd moeten zijn op een emissiefactor (per ha/per dier) die in de loop der jaren strenger wordt en die naar regio kan worden gedifferentieerd. De bijdrage van een bedrijf aan de depositie op een nabijgelegen Natura2000-gebied en dus de drempelwaarde zou niet meer relevant zijn in dit voorstel. De daling van de uitstoot naar de stikstofdeken zal tot een lagere depositie leiden.

De weg uit de impasse

Sinds de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) op 29 mei 2019 is gesneuveld, zitten alle bedrijven die stikstof uitstoten in onzekerheid over hun toekomst. In het bijzonder over de mogelijkheden om het bedrijf in de toekomst verder te ontwikkelen en over de benodigde investeringen om de stikstofuitstoot te verlagen.

Wij zien de volgende stappen om een einde te maken aan deze onzekerheid.

    De onderhandelingen in het kader van het landbouwakkoord moeten leiden tot een gezamenlijke visie van overheid, agrarische ondernemers, ketenpartijen en milieu- en natuurorganisaties op de toekomst van de land- en tuinbouw in Nederland. Het akkoord moet antwoord geven op de vragen: 1. Hoeveel ruimte is er nu en in de toekomst beschikbaar voor de sector? Zowel voor wat betreft oppervlakte als milieugebruiksruimte in de vorm van toegestane emissies.
    2. Wat is het verdienmodel voor ondernemers die actief zijn in de sector? Welk deel van het verdienmodel komt uit de markt en welk deel komt uit publieke middelen, en hoe zijn deze laatste geborgd?
    De opkoopregelingen moeten de stikstofdepositie verlagen en enige ruimte creëren om PAS-melders een vergunning te verlenen en nieuwe vergunningen te verstrekken voor projecten met relatief geringe stikstofuitstoot om uit de huidige lock down te komen. De gebiedsgerichte analyses van provincies moeten duidelijkheid geven over taakstellingen voor de reductie van stikstofuitstoot, de waterkwaliteit en de klimaatdoelen op regionaal niveau, zodat gebiedsprocessen kunnen starten om deze taakstellingen in te vullen. Onderdeel van deze processen betreft eveneens het vormgeven van het verdienmodel voor de blijvende ondernemers. Daarnaast moet de overheid technologieën helpen ontwikkelen en certificeren die ondernemers in staat stellen de stikstofuitstoot van hun bedrijf te verlagen zodat de depositie van stikstof op termijn daalt tot het niveau van de kritische depositiewaarde. In gebieden waar de kritische depositiewaarde vooralsnog niet kan worden gehaald, zal naar andere maatregelen moeten worden gezocht om teruggang van de natuur te voorkomen. Wanneer een beweging is ingezet waardoor de stikstofdepositie naar de KDW beweegt, ontstaat ruimte om de vergunningverlening anders in te steken. Het accent kan dan verschuiven van de bijdrage van een afzonderlijke bron aan de depositie op een nabijgelegen Natura2000-gebied naar een generieke verlaging van de uitstoot naar de stikstofdeken.