De weg naar belastingheffing op basis van werkelijk rendement vanaf 2027

Op 8 september 2023 heeft het kabinet de contouren gepresenteerd van de beoogde vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement. De verwachte intredingsdatum was oorspronkelijk 1 januari 2025, maar is inmiddels verschoven naar 1 januari 2027. In dit artikel lees je eerst meer over de achtergronden bij de wijziging van de vermogensrendementsheffing en daarna meer over de kenmerken van de nieuwe systematiek van box 3.

Box 3 van 2001 naar 2027: van pretbox naar rechtvaardige belastingheffing!?

Met de introductie van box 3 per 2001 is een grote stap gezet om vermogenswinsten in de heffing van inkomstenbelasting te betrekken. Daarvoor werden namelijk alleen de directe inkomsten zoals rente en dividend belast. Wel was er tot 2001 een vermogensbelasting van 0,7%, met diverse vrijstellingen en een regeling waardoor de totale belastingdruk van inkomstenbelasting en vermogensbelasting werd afgetopt op 68%.

In box 3 gold tot en met 2016 een vast forfaitair rendement van 4% waarover de belastingplichtige belasting was verschuldigd. Dat was destijds een inschatting van een risicovrij reëel rendement dat men geacht werd gemiddeld over een langere periode eenvoudig te kunnen behalen. Box 3 werd toen wel de pretbox genoemd.

Vanaf 2017 is het stelsel aangepast met als doel om het forfaitaire rendement gemiddeld beter aan te laten sluiten bij het werkelijke rendement. Dit is gerealiseerd door af te stappen van het forfaitaire rendement van 4% en over te gaan naar percentages voor het forfait gebaseerd op gemiddelde feitelijke rendementen en door afhankelijk van de omvang van het vermogen een gemiddelde vermogensmix te veronderstellen. Een forfaitair rendement en een forfaitaire vermogensmix dus.

Veel kritiek volgde, van spaarders die inkomstenbelasting moesten betalen over hun spaargeld terwijl de rente nihil is tot kritiek over mensen met een hoog inkomen uit vermogen die daar relatief weinig belasting over betalen. Ook de Hoge Raad liet van zich horen, op 14 juni 2019 en op 24 december 2021. In beide arresten oordeelde de Hoge Raad dat box 3 in strijd was met het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens), alleen bood de Hoge Raad in 2019 nog geen rechtsherstel. Dat de Hoge Raad wel rechtsherstel bood in het Kerstarrest en dus de aanslag van belastingplichtige verminderde rekening houdend met het werkelijke rendement, was ingegeven door het gegeven dat de invoering van een heffing op basis van werkelijke rendementen niet vóór 2025 kon worden verwacht, zoals aangegeven in het Coalitieakkoord van 15 december 2021.

Het geboden rechtsherstel gaat uit van de zogenaamde forfaitaire spaarvariant. Hierin wordt het inkomen uit sparen en beleggen berekend op basis van forfaitaire rendementen en uitgaande van de daadwerkelijke samenstelling van het vermogen van de belastingplichtige in box 3 op 1 januari van het jaar. Deze vorm van belastingheffing vormt vanaf 2023 ook de wijze van heffing in box 3, die wij in dit artikel verder toelichten.

Over het rechtsherstel is door belastingplichtigen recentelijk geprocedeerd. De Hoge Raad heeft in juni 2024 geoordeeld dat het systeem van rechtsherstel nog steeds op stelselniveau discriminerend is en inbreuk maakt op het eigendomsrecht. Ook heeft de hoogste rechter aangegeven hoe het werkelijke rendement voor het bieden van rechtsherstel moet worden berekend. In dit artikel lees je hierover meer.

Contouren van de beoogde vermogensrendementsheffing

Het streven om een vermogensrendementsheffing te introduceren die aansluit bij het werkelijk behaalde rendement, kan worden vormgegeven met een vermogenswinstbelasting of met een vermogensaanwasbelasting. Bij beide systemen vindt jaarlijkse belastingheffing plaats over de reguliere inkomsten, zoals rente, dividend en huur, na aftrek van kosten (beleggings-, onderhouds- en financieringskosten bijvoorbeeld). Het verschil tussen de systemen bestaat uit het moment waarop belasting wordt geheven over de waardeontwikkeling van de vermogensbestanddelen: bij de vermogensaanwasbelasting wordt jaarlijks belasting geheven over de ongerealiseerde waardeontwikkeling van het vermogen, terwijl bij de vermogenswinstbelasting de waardeontwikkeling belast wordt op het moment van verkoop van het vermogensbestanddeel.

Als de waardeontwikkeling leidt tot een verlies (of er sprake is van een gerealiseerd verlies in de vermogenswinstbelasting), dan zijn de verliezen te verrekenen met box 3-inkomen in andere jaren.

Nieuwe stelsel box 3: vermogensaanwasbelasting

Het kabinet gaat bij het vormgeven van het nieuwe stelsel per 2027 uit van een vermogensaanwasbelasting. Hierdoor wordt de waardeontwikkeling van jaar tot jaar in de heffing betrokken en niet pas in het jaar waarin het vermogensbestanddeel wordt verkocht. Je kunt hierdoor niet langdurig belastingheffing uitstellen als belastingplichtige, maar het voordeel is dat je bij deze variant geen langdurige administratie bij hoeft te houden over de kostprijs van alle vermogensbestanddelen. Wel is een nadeel, zeker ten opzichte van de huidige box 3-systematiek, dat je jaarlijks de stortingen en onttrekkingen moet volgen om de vermogensaanwas te kunnen bepalen. Meer administratie dus, voor een rechtvaardiger belastingheffing.

Uitzondering voor onroerende zaken en startups

Een uitzondering op de vermogensaanwasbelasting vanaf 2027 geldt voor onroerende zaken en voor aandelen in startups. Hiervoor geldt een vermogenswinstbelasting. Hiermee wordt voor deze vermogensbestanddelen tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen een vermogensaanwasbelasting voor deze vermogensbestanddelen, waarvoor de vermogensaanwas niet zo eenvoudig is te verzilveren als bij liquide, beursgenoteerde aandelen. Een uitzondering voor illiquide beleggingen is onderzocht, maar vanwege het ontbreken van een eenduidige begrip van liquide beleggingen en de hiermee verbonden risico’s van staatssteun wordt hiervan afgezien. Het voordeel van het eigen gebruik van een onroerende zaak wordt – vergelijkbaar met het eigenwoningforfait van de eigen woning in box 1 - op een forfaitaire wijze in de vorm van een vastgoedbijtelling vastgesteld. Het forfait voor eigen gebruik dient de economische huurwaarde te weerspiegelen en moet nog worden vastgesteld.

In het beoogde systeem bestaan er drie categorieën, te weten de categorie waarvoor geldt dat sprake is van 90% of meer eigen gebruik, de categorie met 90% of meer gebruik door derden (verhuur of verpachting) en de categorie gemengd gebruik. Voor de categorie eigen gebruik wordt indicatief uitgegaan van een vastgoedbijtelling van 2,65% van de waarde (WOZ-waarde bij woningen). Bij nagenoeg uitsluitend verhuren worden de werkelijke inkomsten (min de onderhoudskosten) belast en bij gemengd gebruik wordt het jaarlijkse inkomen bepaald door de hoogste van de twee. De grens ligt bij 328 dagen in een jaar (329 dagen in een schrikkeljaar). Bij verkoop van de onroerende zaak wordt de vermogenswinst belast en kunnen verbeteringskosten en de verkrijgingsprijs worden afgetrokken van de verkoopprijs.

Voor de vermogensbestanddelen die onder de vermogenswinstbelasting vallen zal de verkrijgingsprijs per 1 januari 2027 worden gesteld op de waarde in het economische verkeer die aan het begin van het kalenderjaar 2027 aan die bezittingen kan worden toegekend. Bij vervreemding wordt vervolgens het verschil tussen de verkoopprijs en de verkrijgingsprijs in de heffing betrokken. Hierbij wordt rekening gehouden met aangebrachte verbeteringen, zoals het plaatsen van een uitbouw of een dakkapel.

Andere kenmerken van een nieuw stelsel zijn een heffingvrij inkomen (bijvoorbeeld € 1.000 per jaar) en een verliesdrempel van € 500. Of verliezen ook verrekend kunnen worden met inkomen in box 3 uit het verleden, staat nog open. Ook over het tarief moet nog een besluit vallen.

Vervolg

Het nieuwe kabinet zal keuzes maken over een nieuw stelsel, waarbij als uitgangspunt lijkt te gelden dat de belastingopbrengst in box 3 gelijk zal zijn aan de opbrengst voorafgaande aan de invoering van de nieuwe wet. Om het nieuwe stelsel daadwerkelijk in te kunnen voeren vanaf 1 januari 2027, zal uiterlijk op Prinsjesdag 2024 het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer moeten worden gestuurd.

Inzicht in de gevolgen voor jou

De toekomstige belastingheffing in box 3 zal gaan aansluiten bij het werkelijke rendement. Om inzicht te kunnen geven in de gevolgen voor jou, moeten we wachten op het wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel wordt begin 2025 verwacht. Zodra het wetsvoorstel is aangenomen, wordt duidelijk wat de gevolgen voor jou kunnen zijn vanaf 2027.

Voor advies over de fiscale gevolgen van de aangekondigde wetswijzigingen verwijzen we je naar je accountant of belastingadviseur.

Meer weten over vermogensplanning?

Wil je ook inzicht in de haalbaarheid en mogelijkheden van jouw persoonlijke doelen en wensen? We gaan graag met je in gesprek.

Stelletje bij strandtent

Benieuwd naar andere vermogensvragen?

Op onze overzichtspagina vind je nog meer vraagstukken rondom vermogen. Zo lees je er hoe je in je testament het familievermogen kunt beschermen, wat de kenmerken zijn van schenken op papier en hoe je een keuze kunt maken tussen sparen en/of beleggen in de bv of in privé.

Naar de overzichtspagina