Update
Visie op de zuivelindustrie voor de lange termijn
De dynamiek in de zuivelsector is voelbaar. Zo vragen maatregelen op het gebied van milieu om aanpassing in de bedrijfsvoering van melkveehouders, neemt de wereldwijde vraag naar zuivel toe terwijl de kostprijs blijft stijgen en bieden veranderende klantwensen kansen voor nieuwe concepten en innovatie. In dit artikel gaan we in op de vier belangrijkste thema’s: kringlooplandbouw en grondgebondenheid, ontwikkeling van kostprijs en marges, ontwikkeling van de markt en de klimaatregels.
In het kort:
Thema 1: kringlooplandbouw en grondgebondenheid
Door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Commissie Grondgebondenheid zijn belangrijke kaders gezet waarbinnen de melkveehouderij zich de komende tien jaar kan ontwikkelen. Volgens de visie van het ministerie van LNV komt de focus van kringlooplandbouw te liggen op een duurzaam gebruik van (eindige) grondstoffen in plaats van een voortdurende verlaging van de kostprijs. En volgens de Commissie Grondgebondenheid heeft grondgebondenheid belangrijke voordelen voor de melkveehouderij, de leefomgeving en de samenleving. Voor de melkveehouderij is het cruciaal voor de maatschappelijke acceptatie, de basis voor een goede milieukwaliteit en leefomgeving en versterkt het economisch perspectief.
De meeste kansen liggen op bedrijfsniveau
Binnen de huidige wet- en regelgeving lijkt het uitdagend om zowel met kringlooplandbouw als grondgebondenheid vooruitgang te boeken. Toch zijn de overeenkomsten veel groter dan de verschillen. En is de uitgangspositie voor de melkveehouderij over circulariteit en kringlooplandbouw relatief goed. De nadruk ligt op de elementen grond, voer, mineralen, bodem, biodiversiteit en proberen zo min mogelijk schadelijke stoffen uit te stoten naar de omgeving. De meeste kansen liggen op bedrijfsniveau en focussen op optimalisatie in plaats van radicale veranderingen. Hiermee begint verandering bij jezelf, terwijl optimalisatie ook kansen biedt om het (financiële) rendement te verbeteren zonder grote investeringen.
Thema 2: Oplopende kostprijs vraagt om verdienmodellen met duurzame marge
Na een daling in 2016 is de ‘gemiddelde financiële’ kostprijs per kilo melk de afgelopen twee jaar toegenomen (zie figuur 1). Hoewel er veerkracht is binnen de sector, leiden hogere melkprijzen over een langere periode gemiddeld ook tot structureel hogere (vaste) kosten waardoor de marge en financiële weerbaarheid van bedrijven sneller in de knel komen. Het is aannemelijk dat de gemiddelde kostprijs in Nederland de aankomende jaren verder oploopt. Toenemende eisen en dure productiemiddelen – met name grond en productierechten – zorgen voor een stijging van de (vaste) kosten. Tegelijkertijd vertaalt inflatie zich ook door naar diverse kostenposten.
Bron: Rabobank
Note: o.b.v. beschikbare jaarcijfers
*Voorlopig: gewogen gemiddelde o.b.v. beschikbare jaarcijfers
Sector moet innovatief blijven
Door als melkveehouder mee te doen aan nieuwe concepten en zuivelstromen die inspelen op klantwensen zijn een manier om een meerprijs te krijgen. En om zo de winstmarge van het bedrijf te verbeteren. Maar dit kan leiden tot een stijging van de kostprijs. En op de langere termijn kunnen concepten de nieuwe standaard worden met het risico dat de opbrengsten en marges verminderen. Daarom moet de sector innovatief blijven en nieuwe elementen aan de verwaarding van hun producten en diensten toe te voegen. Extra opbrengsten moeten wel in verhouding staan met de inspanningen en investeringen.
Optimalisatie huidige bedrijfsvoering mag niet vergeten worden
Een efficiënte manier van melk produceren blijft belangrijk. Aandacht voor optimalisatie binnen de bestaande bedrijfsvoering geeft ook ruimte voor een lagere kostprijs en een betere marge. Welke strategie ook wordt gekozen, voor een duurzame marge is een beleid met consistente keuzes onmisbaar. Dat is niet makkelijk met uitdagingen als wisselende regelgeving en noodzakelijke veranderingen op het gebied van milieu- en dierenwelzijn. Door prioriteiten te stellen en prognoses te maken, maak je consistente keuzes die kunnen bijdragen aan een passende kostprijs en duurzame marge.
Thema 3: wereldwijde vraag naar zuivel blijft toenemen
We verwachten dat de wereldwijde vraag naar zuivel tot 2023 gemiddeld met minstens 2 tot 3% per jaar blijft toenemen. Deze groei in zuivelconsumptie vindt hoofdzakelijk plaats in opkomende markten met een groeiende bevolking en stijgende inkomens. Denk aan gebieden zoals Azië, het Midden-Oosten, delen van Afrika en India. De melkproductie in veel van deze regio’s is onvoldoende voor de groeiende vraag naar zuivel. Hierdoor stijgt de importbehoefte vanuit deze regio’s en zal de wereldwijde handel in zuivel in omvang toenemen (figuur 2).
Vooralsnog lijken de traditionele zuivel-exporterende regio’s maar gedeeltelijk in staat om in deze behoefte te voorzien. Daardoor ontstaan ook kansen voor andere regio’s om dit gat op te vullen (figuur 3).
Meerprijs lastig te vragen in buitenland
De kwaliteit van Nederlandse zuivelproducten wordt wereldwijd erkend. Daarnaast voldoen
Nederlandse zuivelproducten aan hoge eisen rondom dierenwelzijn, milieu en klimaat. In internationaal georiënteerde zuivelmarkten zal het moeilijk zijn om voor dergelijke aspecten een juiste meerprijs te krijgen. Beschikbaarheid (voedselzekerheid), voedselveiligheid en prijs voeren daar nog steeds de boventoon. Maar hoewel ongeveer 65% van de Nederlandse melk wordt geëxporteerd, wordt het overgrote deel van de Nederlandse zuivelproducten voornamelijk in Nederland, Duitsland en België (Noordwest-Europa) geconsumeerd. Hier wonen consumenten die steeds vaker bereid zijn een meerprijs te betalen voor producten die voldoen aan hun wensen.
Consistente strategie zorgt voor sterke positie
De consumenten in Noordwest-Europa met veel koopkracht bieden kansen. Melkverwerkers en supermarkten zetten hier ook op in met onder andere de nieuwe melkstromen. Daarentegen gaan we in (Noordwest-)Europa niet meer zuivelproducten consumeren. Daarom heeft Nederland zowel in regionale, Europese en internationale zuivelmarkten een sterke en concurrerende positie nodig. Zoals in voorgaand thema besproken, kunnen nieuwe concepten en nicheproducten toegevoegde waarde bieden om een hogere en stabielere marge te genereren, maar moeten ondernemers vooral een consistente strategie aanhouden. Zo kan de zuivelketen verder blijven bouwen aan de positie en ontwikkeling van Nederlandse zuivelproducten met toegevoegde waarde in internationale markten.
Thema 4: aan de slag met klimaatmaatregelen
Als Nederland hebben we een gezamenlijke doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen voor alle sectoren in 2030 met bijna de helft (49%) te verminderen ten opzichte van 1990. De ambities in het (ontwerp-)klimaatakkoord zijn eind 2018 door de zuivelsector (LTO, NAJK, NMV en NZO) vertaald naar het plan ‘Klimaatverantwoorde zuivelsector in Nederland’. In dit plan neemt de zuivelsector het initiatief om, bovenop het bestaande beleid, in 2030 een reductie van 1,6 Mton CO₂eq (CO₂-equivalenten) te realiseren. Wanneer die ambitie in 2030 gehaald wordt, leidt dit tot een totale vermindering (direct en indirect) van de broeikasgasemissies van ongeveer 25% vergeleken met 1990.
Landbouw levert een belangrijke bijdrage aan klimaatdoelstellingen
In 2017 is de uitstoot van CO₂eq binnen de zuivelketen (melkveehouderij en melkverwerking) met 2,8% gedaald in vergelijking met 2016 en 4,0 procent ten opzichte van het referentiejaar 1990 (zie figuur 4). Ook is de toegerekende uitstoot per kilogram meetmelk gedaald tot 1,14 kilogram
CO2eq (LEI, 2019). Dit is ruim onder het wereldwijde gemiddelde van 2,5 kilogram CO2eq (FAO,
2019).
Landbouwbreed bedraagt de daling circa 16,7 procent sinds 1990. De recente daling in broeikasgasemissies binnen de zuivelketen is voornamelijk het gevolg van een kleinere melkveestapel, een lagere jongveebezetting en een hogere melkproductie per koe. Op basis van deze ontwikkelingen verwachten we een verdere daling gedurende 2018 en 2019 (zie figuur 2). Hiermee levert de landbouw een belangrijke bijdrage aan de huidige Nederlandse klimaatdoelstellingen.
Winst te behalen op melkveebedrijf en aanvoer grondstoffen
In Nederland is de primaire melkveehouderij verantwoordelijk voor 93% van de broeikasgasemissies binnen de zuivelketen. Deze uitstoot is direct afkomstig van melkveebedrijven (64%) of de productie van grondstoffen voor melkveehouderijen (29%), zoals aangekocht voer en kunstmest. Slechts 7% van de uitstoot wordt veroorzaakt door de verwerking, verpakking en transport van melk tot zuivelproducten in de supermarkt (LEI, 2019). De grootste winst valt dus te behalen bij melkveebedrijven en de aanvoer van grondstoffen. Doordat een deel van de grondstoffen niet uit Nederland komt, kan niet de hele uitstoot of de hele reductie daarvan aan Nederland toegerekend worden.
Enkele maatregelen om emissies te verlagen
Om op grotere schaal broeikasgasreducerende en -compenserende initiatieven van de grond te
krijgen, zijn extra (financiële) middelen noodzakelijk. Op basis van bestaande technieken en het huidige verdienmodel is de totale benodigde investering in emissiereducerende en -compenserende maatregelen overigens een stuk groter dan de middelen die nu beschikbaar zijn. Betere verdienmodellen, goedkopere technieken en verdere financiële ondersteuning zijn bepalend voor het realiseren van de gewenste vermindering.
Mestopslag en bemesting, zoals:
Dier en voeding, zoals:
Gewas en bodem, zoals:
Energie, zoals:
Een deel van deze maatregelen wordt al ingezet. De komende tijd wordt duidelijk hoe de door de overheid beschikbaar gestelde extra middelen ingezet gaan worden om maatregelen te stimuleren.