Update
Gezamenlijke opgave om het mbo als dé motor voor de arbeidsmarkt goed te onderhouden
De tekorten op de arbeidsmarkt – en dan met name in praktische beroepen - zijn in nagenoeg alle sectoren groot en staan de groei van menig onderneming in de weg. Een goede afstemming tussen bedrijven en mbo-instellingen, om het onderwijsaanbod te laten aansluiten bij gevraagde kennis en kunde op de arbeidsmarkt, is van cruciaal belang. Tegelijkertijd dringt het besef door dat ‘een leven lang leren’ het nieuwe normaal is en veel kansen biedt. Door om-, her- en bijscholing zijn veel mensen inzetbaar gebleken in andere branches dan waarin zij vóór de coronapandemie werkzaam waren. Last but not least verdienen transities als digitalisering en verduurzaming een prominente plek. Benieuwd naar de laatste cijfers, trends en ontwikkelingen? Lees meer in deze update.
In het kort
Mbo-studenten: afnemende aantallen, toenemende kansen
De vraag naar praktisch geschoold personeel is enorm. Tegelijkertijd neemt het aantal mbo-studenten de komende jaren naar verwachting af. Dat leidt in de nabije toekomst tot nóg minder aanbod van praktisch geschoolde medewerkers en ondernemers. En dus meer arbeidsmarktkansen voor de huidige studenten. Tegelijkertijd mag de waardering voor praktisch geschoolde opleidingen en werknemers verder stijgen. Het onderscheid tussen hoog- en laagopgeleid doet geen recht aan onze wijze van samenleven en het op stoom houden onze economie. ‘Slimme koppen’ en ‘gouden handen’ zijn beiden nodig. Een verdeling van studenten in theoretisch en praktisch opgeleid zou een goede shift zijn om die waardering te doen toenemen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft reeds een eerste analyse gedaan voor deze herindeling.
Het mbo biedt studenten, zowel jongeren vanaf 16 jaar als volwassenen, opleidingsmogelijkheden in een regionaal opleidingscentrum (roc), agrarisch opleidingscentrum (aoc) of vakschool voor een opleiding op maat. Nederland telde in 2021 aan door de overheid bekostigde mbo-instellingen: 41 roc’s, 7 aoc’s, 11 vakinstellingen en 1 overige instelling. Het aantal mbo-instellingen is de laatste jaren iets afgenomen omdat op bestuurlijk niveau fusies hebben plaatsgevonden. Qua studentenaantallen is de verwachting dat er de komende jaren een krimp op zal treden in het mbo (zie figuur 1).
Het mbo kent 4 niveaus. Onder niveau 1 valt een entreeopleiding voor eenvoudig uitvoerend werk. Onder niveau 2 een basisberoepsopleiding voor uitvoerend praktisch werk. Onder niveau 3 een vakopleiding tot zelfstandig beroepsbeoefenaar en niveau 4 een middenkaderopleiding en specialistenopleiding. Deze laatste geeft recht op doorstroom naar het hbo en zorgt voor brede inzetbaarheid en/of specialisatie. Het aantal mbo-studenten op niveau 4 zal in relatieve zin toenemen tot ongeveer 62%. De overige niveaus nemen procentueel in relatieve zin af.
In de beroeps opleidende leerweg (bol) gaan studenten naar school en lopen ze een aantal keer stage. In de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) werken studenten 4 dagen per week en gaan zij 1 dag per week naar school. Het aantal mbo-studenten dat een bol-opleiding volgt zal in relatieve zin toenemen (zie figuur 2). De komende jaren groeit het aantal bol-studenten naar verwachting, terwijl het aantal bbl-studenten afneemt.
Ondernemers: bied werknemers niet alleen méér, maar vooral ook éérder iets
Ongeacht op welke sector je inzoomt: het personeelstekort is overal een probleem. Het tekort aan geschikt personeel belemmert veel ondernemingen in hun groei. Voor een deel worden werkzaamheden in een (nog) rap(per) tempo geautomatiseerd of gerobotiseerd. Daarnaast worden arbeidsmigranten ingehuurd met alle daarbij behorende dynamiek. En tot slot wordt er gestreden om de gunst van de mbo-student die zijn of haar opleiding heeft voltooid. Om studenten na hun studie als werknemer aan zich te binden, kunnen ondernemingen fungeren als leerwerkbedrijf of kunnen ze goede stageplekken aanbieden. Een belangrijke rol voor het verbinden van studenten met stageplekken of leerwerkbedrijven ligt bij de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).
In sommige sectoren – zoals Zorg en Welzijn - is het tekort aan stageplekken nijpend terwijl er ook een groot personeelstekort is. Doordat er weinig personeel is, is er weinig tijd en ruimte om stagiairs te begeleiden. Een lastig te doorbreken spiraal. Toch is het zo dat als een stageplek of leerwerkbedrijf goed bevalt bij de student, dat diegene daar na het behalen van het diploma ook graag wil werken. Brancheorganisaties van sectoren met grote personeelstekorten pakken steeds meer de regie als het gaat om het mede mogelijk maken van stages of het oprichten van leerwerkbedrijven. Niet in de laatste plaats om studenten al in een vroeg stadium aan zich te binden. Het tekort aan stageplekken verschilt per sector en per regio.
Willen ondernemers en brancheorganisaties meer grip krijgen op en feeling houden bij hun toekomstige werknemers, dan is het actief aanbieden van leerwerkplekken en/of het aanbieden van goede stages een deel van het ‘wisselgeld’. Niet pas actief worden als de student klaar is met zijn/haar mbo-opleiding, maar een (nog) betrokkenere houding richting studenten tijdens hun opleiding.
Behoeften arbeidsmarkt moeten blijven aansluiten op onderwijsaanbod
Er is vrij veel verschil tussen door werkgevers ervaren aansluiting van hetgeen afgestudeerde studenten ‘meebrengen’ aan kennis en kunde versus wat gewenst en vereist is. Niet zelden biedt een werkgever toch eerst zelf nog aanvullende cursussen aan alvorens men aan de slag kan.
Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek van de SBB dat de tevredenheid over stages en leerbanen groot is. Mbo-studenten gaven hun stage of leerbaan in 2020 een 8,1 uit 10. Praktijkbegeleiders die hen begeleidden gaven de stages en leerbanen een 7,5. In het verlengde hiervan ligt natuurlijk de vraag of kennis en kunde van mbo-studenten die hun opleiding hebben afgerond ook daadwerkelijk aansluiten op de arbeidsmarkt. Zij geven hier zelf een oordeel over (zie figuur 3) De oordelen wisselen, met name bij niveau 1 en 2.
Een continue dialoog en het delen van kennis tussen bedrijfsleven en onderwijsinstellingen is nodig. Voor het bedrijfsleven om aangesloten te blijven bij de laatste ontwikkelingen rondom het onderwijs dat met betrekking tot hun bedrijfstak wordt gegeven. Voor onderwijsinstellingen om te blijven ervaren hoe beroepen in bepaalde branches zich ontwikkelen en het onderwijs daarop aan te laten sluiten.
Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de SBB. Zij schrijven trendrapporten en bepalen via zogeheten sectorkamers aan welke eisen bepaalde opleidingsrichtingen moeten voldoen. Zowel qua inhoud als aantallen studenten. Via sectorkamers, marktsegmenten en thema-adviescommissies wordt de input van representanten uit diverse sectoren in het bedrijfsleven geborgd. Op regionaal niveau zijn bestuurders uit het bedrijfsleven, de overheid en het onderwijs vaak weer verenigd in zogeheten Economic Boards. Overleg binnen deze Triple Helix-structuur biedt de mogelijkheid om regionale kenmerken te verweven in het onderwijsaanbod. Het aantal mbo-bestuurders in deze bestuurlijke organen zou omhoog moeten. Ook is er op een aantal plekken een Regionaal Investeringsfonds (RIF) mbo dat als doel heeft de samenwerking tussen scholen, de publieke sector en het bedrijfsleven te stimuleren.
Ook hier geldt dat bedrijven en brancheverenigingen nóg meer de interactie met het onderwijs kunnen zoeken. Kennis over en weer uitwisselen helpt zowel de onderwijsinstelling als de ondernemer en zijn/haar branche.
Studenten krijgen ‘levenslang’: het recht om te blijven leren
Veel studenten zijn blij zijn als ze hun diploma hebben gehaald. Met het idee dat ze klaar zijn en nooit meer naar school hoeven. Maar het besef dat ‘een leven lang leren’ noodzakelijk is, dringt langzaam maar zeker door. De eerste tranche van het STAP-budget, waarmee werkenden een budget voor een opleiding konden aanvragen, was binnen een mum van tijd op.
Daarnaast vragen huidige functies steeds meer om ‘digitale geletterdheid’. Denk aan het uitlezen van een boardcomputer van een te repareren auto, werken met een serveerrobot in een restaurant, omgaan met apps ter ondersteuning van metingen in de bouw of elektrotechniek, lezen en vullen van digitale patiëntendossiers in de thuiszorg, gepersonaliseerde facturering en klantcommunicatie en meer. Het zijn allemaal voorbeelden van relatief nieuwe toepassingen die vragen om nieuwe kennis en vaardigheden van werkenden. MKB-Digitale Werkplaatsen zijn een veelgebruikte leerplek voor mkb-ers waar zij hun werknemers en zichzelf verder kunnen verdiepen in digitale vaardigheden.
Mbo-instellingen richten zich steeds meer op alumni en werkenden die zich moeten blijven bijscholen. Het volwassenonderwijs is dan ook een steeds groter wordende tak binnen het mbo. De teruglopende reguliere studentenaantallen worden daarmee ook deels gecompenseerd. Een gedegen alumni-programma waarbij oud-studenten verbonden blijven aan hun voormalige opleiding is daarbij een kans die nog verder opgepakt kan worden.
Transities: meer ‘energie’ op energie en digitaal is het nieuwe normaal
- Wat de uitgangspunten te maken hebben met eigen bedrijfsvoering zoals inkoopbeleid, binnenklimaat, gebouwenbeheer, ventilatie en duurzame materialen
- Hoe duurzaamheid een integraal onderdeel kan zijn van de curricula van alle aangeboden opleidingen
Die handvatten ontbreken nu veelal. De mbo-raad werkt momenteel aan een ‘routekaart verduurzaming voor het mbo’. Verduurzaming binnen het onderwijs als sector én als integraal onderdeel van het onderwijsaanbod – zoals kennis van de energietransitie en circulaire economie – mag sneller. De routekaart voor (nagenoeg) CO2-neutrale campussen zoals voor én door universiteiten afgesproken is een must.
Voor de digitaliseringsopgave waar Nederland voor staat, geldt dat de coronapandemie de mogelijkheden van digitaal onderwijs versneld voor het voetlicht heeft gebracht. Daarnaast is onlangs binnen het Nationaal Groeifonds het programma Digitaliseringsimpuls Onderwijs weer erkend met een toegewezen budget van 560 miljoen euro. Door het bundelen van krachten tussen de mbo-raad (mbo), vereniging hogescholen (hbo) en universiteiten van Nederland (universiteiten) wordt de systeemtransformatie nog uitvoeriger opgepakt. Onderwijs gaat door digitalisering, op de campus en online, nog beter aansluiten op de continu en snel veranderende samenleving en opleidingsbehoeften. ‘Digitaal’ als ‘het nieuwe normaal’ wordt uitvoerig opgepakt binnen het onderwijs. En in het mbo in het bijzonder.
Burgerschapsonderwijs blijft belangrijke pijler
Het mbo kent 3 kwalificaties waarvoor studenten worden opgeleid: een beroep, een vervolgopleiding en tot burgers die volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Het goed kunnen functioneren in de maatschappij of een beroep vraagt om vaardigheden, houding en kennis. In de burgerschapsagenda wordt uiteengezet hoe langs 4 dimensies het burgerschapsonderwijs wordt vormgegeven: de politiek-juridische, de economische, de maatschappelijk-sociale en de dimensie vitaal burgerschap.
Burgerschap is binnen het hele onderwijs een thema, maar is het meest geconcretiseerd in het mbo. Het Kennispunt MBO Burgerschap is verantwoordelijk voor de uitvoering van diverse activiteiten uit de burgerschapsagenda en biedt ondersteuning aan mbo-instellingen. Recentelijk is het rapport ‘De Staat van het Onderwijs 2022’ van de Inspectie van het Onderwijs gepubliceerd. Op pagina 147 tot en met 176 is meer informatie te lezen over het mbo. In het rapport wordt eens te meer het belang van burgerschapsonderwijs in het mbo duidelijk. Hierdoor kunnen studenten in hun latere werkzame leven succesvol zijn en wordt de aansluiting op de arbeidsmarkt vergroot.
Niet iedereen krijgt vanuit huis de vaardigheden mee die van belang zijn voor succesvolle deelname aan de maatschappij. Het (mbo-)onderwijs vervult al een belangrijke rol in het aanbieden van benodigde kennis en vaardigheden, maar er kan nog meer gebruik gemaakt worden van oud-mbo-studenten, stagebegeleiders bij bedrijven of gewoon werknemers.
Rabobank: mbo-partner voor geldzaken maar óók voor kenniszaken
Gedegen educatie is van wezenlijk belang voor onze welvaart en onze (kennis)economie. De visie van Rabobank ‘Growing a better world together’ sluit hier naadloos bij aan. Rabobank is sterk geworteld in lokale gemeenschappen en kent de dynamiek binnen regio’s en de daarbinnen aanwezige onderwijsinstellingen in het mbo als geen ander.
Naast onze financiële dienstverlening delen wij ook onze kennis op het gebied van ondernemen, innovatie en duurzaamheid. Onder meer met bestuurders van onderwijsinstellingen en met regelmaat in gastcolleges. En we brengen via onze netwerken in de lokale gemeenschap contacten tot stand. Juist door samenwerking tussen onderwijs, lokale overheid en bank kan toekomstbestendig onderwijs mede worden vormgegeven.
Rabobank is dé aangewezen partner voor onderwijsinstellingen. Benieuwd naar meer informatie? Neem contact op met een Rabobank in de buurt.