Onderzoek
Grote verschillen in ervaren brede welvaart tussen en binnen gemeenten
Er zijn grote verschillen in ervaren brede welvaart tussen en binnen gemeenten. De grootste verschillen tussen gemeenten zien we op het gebied van milieu, baanzekerheid, huisvesting en persoonlijke ontwikkeling.
In het kort
Grote verschillen in ervaren brede welvaart tussen en binnen gemeenten
Veel van de welvaart die mensen ervaren komt voort uit de omgeving waarin ze leven. Het al dan niet hebben van werk en de toegang tot kwalitatief hoogwaardige zorg en onderwijs wordt in grote mate bepaald door de directe leefomgeving van mensen. Wanneer we het hebben over brede welvaart, oftewel hetgeen mensen van waarde vinden, is het daarom van belang om verder te kijken dan de geaggregeerde statistieken voor Nederland als geheel en in te gaan op de brede welvaart van mensen zoals zij deze ervaren in hun directe leefomgeving. In hoeverre bestaan er verschillen tussen plekken in Nederland in de welvaart die mensen ervaren? Om deze vraag te beantwoorden onderzoeken we het niveau en de verdeling van brede welvaart in grote gemeenten van Nederland.
Niet alleen constateren we dat er grote verschillen bestaan tussen deze gemeenten in het niveau van ervaren brede welvaart; ook zien we dat er in de gemeenten met de hoogste ervaren brede welvaart over het algemeen minder ongelijkheid binnen de gemeente is.
Brede welvaart in gemeenten gemeten
Wat mensen van waarde vinden reikt verder dan hetgeen we met elkaar produceren, consumeren en aan inkomen verdienen. Zo gaat welvaart los van inkomen bijvoorbeeld ook over onze gezondheid, persoonlijke ontwikkeling en veiligheid. Daarom spreken we ook wel over brede welvaart. Brede welvaart, omdat we het niet hebben over een enkel maar meerdere verschillende welvaartsdimensies (figuur 1).
[1] De G40 is een samenwerkingsverband van middelgrote Nederlandse gemeenten. 41 gemeenten maken deel uit van het samenwerkingsverband.
Hoe meten we brede welvaart?
In tegenstelling tot de brede welvaart indicator (BWI), waarbij de brede welvaart zo veel mogelijk wordt gemeten aan de hand van objectieve indicatoren (zoals bijvoorbeeld de hoeveelheid fijnstof in de lucht en het aantal geweldsdelicten), meten we met een enquête de door mensen ervaren brede welvaart. Uiteraard kan de door mensen ervaren brede welvaart afwijken van de daadwerkelijk geobserveerde brede welvaart. Zo kan het zijn dat mensen veel onveiligheid ervaren, terwijl er feitelijk weinig misdaden in een regio plaatsvinden. Toch maakt dit de ervaren brede welvaart niet minder relevant. Al was het maar om grip te krijgen op waar maatschappelijke onrust vandaan komt, is het goed om naast de daadwerkelijk brede welvaart ook oog te hebben voor de door mensen ervaren brede welvaart.
Grote verschillen in brede welvaart tussen gemeenten
In eerder onderzoek lieten we zien dat stedelijke gebieden in Nederland over het algemeen achterlopen op landelijke gebieden in ervaren brede welvaart. Met name op het gebied van veiligheid, milieu en huisvesting geven respondenten in steden aan over een lagere welvaart te beschikken dan respondenten in landelijke gebieden. Los van verschillen tussen stedelijke en landelijke gebieden zien we nu ook grote verschillen in ervaren brede welvaart tussen de grootste stedelijke gemeenten onderling (figuur 2 en 3). Zo is de brede welvaart in Amstelveen meer dan 10 procentpunt hoger dan in Dordrecht. Niet alle verschillen zijn significant. Amstelveen, Almelo, Hengelo, Ede, Zwolle, Apeldoorn, Amersfoort en Utrecht hebben een significant[2] hogere brede welvaart dan het gemiddelde van de gemeenten in deze analyse. Arnhem, Rotterdam, Venlo en Dordrecht hebben een significant lagere brede welvaart. Voor de overige gemeenten geldt dat deze niet significant afwijken van het gemiddelde maar wel onderling met andere gemeenten kunnen afwijken.
De aangehouden p-waarde voor significantie is 0,05.
De grootste verschillen tussen de onderzochte stedelijke gemeenten zien we op het gebied van milieu, baanzekerheid, huisvesting en persoonlijke ontwikkeling. Dit zijn de dimensies van brede welvaart die over het algemeen het meest verantwoordelijk zijn voor niveauverschillen in brede welvaart tussen gemeenten. Natuurlijk kan het zo zijn dat mensen met bepaalde kenmerken (denk aan opleidingsachtergrond), kenmerken die bovendien samenhangen met ervaren brede welvaart op specifieke dimensies, vooral te vinden zijn in specifieke gemeenten. Hierdoor is het niet zozeer gemeente-eigen dat de ervaren brede welvaart daar een specifiek niveau aanneemt maar komt het uiteindelijk door de kenmerken van de mensen die er wonen. Dat neemt echter niet weg dat voor die gemeenten de lagere ervaren brede welvaart (op specifieke dimensies) extra aandacht vergt.
Tot slot geldt dat gemeenten die boven- of benedengemiddeld scoren in ervaren brede welvaart, dit doorgaans op alle dimensies doen (zie figuur 4). Niet verrassend, omdat er tussen de verschillende dimensies doorgaans een grote samenhang bestaat. Daarmee wijst deze bevinding op de noodzaak om in gemeentelijk beleid brede welvaart integraal aan te pakken: niet de inzet op een enkele dimensie zet zoden aan de dijk, maar de inzet op verschillende dimensies in samenhang met elkaar.
Binnen gemeenten zien we grote verschillen op de dimensies baanzekerheid en persoonlijke ontwikkeling
Los van de verschillen in brede welvaart tussen gemeenten, is er ook sprake van verschillen in brede welvaart binnen gemeenten. Daarom kijken we ook naar de spreiding[3] van brede welvaart en ook hier zien we verschillen tussen gemeenten (zie figuur 5). We zien een grote spreiding in Deventer, Heerlen, Almelo, Maastricht en Den Bosch, terwijl de spreiding juist klein is in Zwolle, Amersfoort, Hilversum, Zaanstad, Roosendaal en Groningen. In box 3 laten we met een voorbeeld zien wat we precies bedoelen met spreiding.
[3] Als maatstaf voor de spreiding gebruiken we de variantie.
Van de elf welvaartsdimensies is de grootste spreiding waarneembaar binnen baanzekerheid en persoonlijke ontwikkeling. Wanneer beleid zich richt op het verminderen van de ongelijkheid in brede welvaart, zal het daarbij dus vooral moeten gaan om deze twee dimensies. Opvallend daarbij is dat baanzekerheid niet alleen een grote bijdrage levert aan verschillen in brede welvaart binnen gemeenten; hiervoor zagen we dat het ook één van de belangrijkste dimensies is die zorgt voor niveauverschillen tussen gemeenten.
Leggen we verschillen in ervaren brede welvaart tussen gemeenten naast de verschillen in spreiding van ervaren brede welvaart binnen gemeenten naast elkaar, dan observeren we een zwak negatief verband tussen die twee maatstaven (figuur 6). Met andere woorden: naarmate het niveau van brede welvaart binnen een gemeente hoger is, is de ongelijkheid vaak lager. Dat dit verband maar zwak is, kan te maken hebben met de statistische kenmerken van onze maatstaf van ervaren brede welvaart: aangezien deze aan beide uiteinden begrensd is, is de spreiding van ervaren brede welvaart ook begrensd. Dit zou problematisch kunnen zijn voor gemeenten met een relatief hoog niveau aan ervaren brede welvaart. Tegelijkertijd is het in ieder geval niet zo dat we een positief verband vinden tussen het niveau en de spreiding van ervaren brede welvaart. De inzet op een hoger niveau van brede welvaart hoeft met andere woorden zeker niet ten koste te gaan van de verdeling van brede welvaart binnen de gemeenten.
Box 3. Spreiding brede welvaart
In gemeenten met weinig spreiding in brede welvaart ligt de brede welvaart van inwoners dichter bij elkaar. In gemeenten met een grote spreiding zijn er relatief veel mensen met een hoge brede welvaart, maar ook veel mensen met een relatief lage brede welvaart. Figuur 7 illustreert dit met Breda en Zwolle als voorbeeld. Zo scoort Breda weliswaar bovengemiddeld op brede welvaart, maar de spreiding is er groot. Dus ook in Breda is er een grote groep mensen met een lage brede welvaart score.
Het juiste moment voor actie
Afgelopen voorjaar zijn de gemeenteraadsverkiezingen geweest en zijn de gemeenteraden gevormd. Dit is dus het moment om beleid op te stellen voor de komende bestuursperiode. De bevindingen in deze studie wijzen op de noodzaak om in beleid brede welvaart integraal aan te pakken. Onze studie laat zien dat niet de inzet op enkele dimensie zoden aan de dijk zet, maar de inzet op verschillende dimensies in samenhang met elkaar. Daarbij geldt wel dat voor een aantal gemeenten er ook opgaven liggen op specifieke dimensies. Verder zien we verschillen in de spreiding van brede welvaart binnen gemeenten. Van de elf welvaartsdimensies is de grootste spreiding waarneembaar binnen baanzekerheid en persoonlijke ontwikkeling. Wanneer beleid erop gericht is de ongelijkheid in brede welvaart te doen laten afnemen, zal het daarbij dus vooral moeten gaan om deze twee dimensies. Tot slot observeren we een zwak negatief verband tussen de verschillen in ervaren brede welvaart tussen gemeenten en de verschillen in spreiding van ervaren brede welvaart binnen gemeenten. Dit kan erop duiden dat beleid met als doel een hoger niveau van brede welvaart niet hoeft te leiden tot grotere ongelijkheid van brede welvaart binnen gemeenten.