Onderzoek
Blik op de wereld: coronavirus houdt wereldeconomie in zijn greep
Het coronavirus heeft een grote impact op de wereldeconomie. China zal als epicentrum van het virus veel minder hard groeien, maar ook andere landen waar het virus niet wijdverspreid is ondervinden last door onzekerheid bij consumenten en bedrijven.
In het kort
Coronavirus trekt mondiale economische groei fors omlaag
We verwachten dat de wereldeconomie in 2020 zal groeien met 1,6 procent en in 2021 met 3,2 procent (zie tabel 1). We hebben onze groeiramingen voor 2020 sterk neerwaarts bijgesteld door de uitbraak van het COVID-19 virus, beter bekend als het coronavirus (zie figuur 1). Wij hebben ook een risicoscenario doorgerekend waar het virus zich verder uitbreidt (zie Box 1). In dit scenario zal de economische groei in China en de wereldeconomie zakken naar 0,2 respectievelijk 0,7 procent (zie ook figuur 1).
China wordt het hardst geraakt
De sterkste negatieve effecten van het coronavirus zien we terug in China, het epicentrum van het virus. Momenteel hebben meer dan 80.000 mensen in China het virus opgelopen van de meer dan 200.000 mensen wereldwijd (zie voor actuele gegevens de coronavirusmonitor van de Johns Hopkins University). Wij verwachten dat de Chinese economische groei hierdoor in 2020 uitkomt op 2,4 procent. Dit is fors lager dan de 5,7 procent waar we eind 2019 nog vanuit gingen. Ook in landen met sterke economische betrekkingen met China (zoals Australië, Zuid-Korea, Japan, Thailand en Duitsland) en landen waar het virus zich snel verspreidt (zoals Zuid-Korea en Italië) verwachten we forse economische verliezen (zie figuur 1). Door de quarantainemaatregelen die sinds kort in heel Italië gelden, hebben we onze groeiramingen voor de Eurozone aangepast naar -0.1% voor 2020 en 1.2% voor 2021, en voor Italië naar -1.6% voor 2020. Dit is lager dan we eerder hadden aangegeven (zie hier).[1]
[1] We hebben gewerkt met twee modellen: een macro-econometrisch wereldhandelsmodel (NiGEM) en een specifiek productiviteitsmodel voor de Chinese economie dat is ontwikkeld door RaboResearch.
Box 1: Kun je de economische effecten van het coronavirus uitrekenen?
Mede door de grote onzekerheden is het niet gemakkelijk om de economische effecten van een virusuitbraak in kaart te brengen. We trachten om via een aantal aannames en twee economische modellen de economische impact van het coronavirus voor verschillende landen zo goed mogelijk na te bootsen. Daarbij gaan wij uit van twee verschillende sets van aannames. In het eerste geval gaan we uit van de huidige verspreiding van het coronavirus, waarbij het virus in China en enkele andere landen (Zuid-Korea en Italië) zorgt voor zware verliezen, maar in landen waar het virus nog niet wijdverspreid is lokaal slechts leidt tot beperkte lagere economische activiteit. Deze aannames zijn verwerkt in onze huidige ramingen. In het tweede geval gaan wij uit van een risicoscenario waar de verspreiding mondiaal sterk toeneemt, zodat ook landen waar de uitbraak momenteel beperkt is te maken krijgen met een corona-epidemie.
Voor ieder scenario doen we verschillende aannames. Hieronder zetten we voor het basisscenario en het risicoscenario al deze aannames kort op een rij.
Basispad
Risicoscenario: pandemie
In het risicoscenario gaan we ervan uit dat de effecten op diverse economieën langer aanhouden en ernstiger zullen uitpakken. Ook zal in dit scenario het effect op het consumenten- en productenvertrouwen wereldwijd veel groter zijn. De effecten in de aannames zoals die in het basispad zijn beschreven zijn in ons pandemie-scenario dus ook zwaarder aangezet en duren langer. Daarnaast hebben we een aantal aanvullende aannames gedaan:
Waarom is de mondiale impact zo groot?
Door de uitbraak van het coronavirus is de Chinese productie sterk afgenomen. De nationale vakantie voor het Chinese Nieuwjaar is verlengd en grote gebieden zijn in quarantaine geplaatst (met name in de provincie Hubei). De productie in een belangrijk deel van de economie is stil komen te liggen. De maandelijkse productie-enquêtes voor de industrie- en dienstensectoren (composite production PMI’s) hebben een keldering laten zien in februari. De PMI’s liggen op niveaus die laten zien dat een overgrote meerderheid van bedrijven te maken heeft met een stagnerende of dalende productie[2]. De industriële en dienstensector krijgen beide harde klappen omdat zowel werknemers als klanten thuisblijven. Ook de export is sterk gedaald: recente cijfers laten zien dat de Chinese exportwaarde in januari en februari dit jaar met 17 procent is gedaald ten opzichte van dezelfde periode in 2019.
De Chinese economie kwam in de loop van februari slechts langzaam op gang. Volgens schattingen van Bloomberg op basis van verschillende benuttingsmaatstaven bevond de economie zich in de laatste week van februari en de eerste week van maart op respectievelijk 65 en 75 procent van haar normale niveau. De economie kan een deel van de productieverliezen in de komende maanden inhalen waardoor op jaarbasis nog steeds groei mogelijk is. Dit wordt echter een steeds grotere opgave naarmate het langer duurt om de productie op te schakelen.
De mondiale economische impact van het coronavirus is vrijwel zeker een stuk groter dan die van de uitbraak van de SARS-epidemie in 2002/2003, die ook zijn oorsprong had in China (zie deze studie voor een vergelijking). Ten eerste is het aandeel van de Chinese economie binnen de totale wereldeconomie (zie figuur 3) op dit moment met 20 procent veel groter dan in 2003 (9 procent).
[2] De Chinese Federatie voor Logistiek en Inkoopmanagers rapporteerde een composite PMI van 28,9 voor februari en de Caixin 27,5. Bedrijven in een dergelijke productie-PMI enquête worden gevraagd of hun productie stijgt, daalt of hetzelfde blijft en daar wordt respectievelijk een waarde van 100, 50 of 0 aan toegerekend.
Ten tweede is de Chinese economie momenteel veel meer verweven met de rest van de wereld vergeleken met tien tot twintig jaar geleden. Voor veel landen in de wereld is China inmiddels namelijk een (i) belangrijke exportmarkt, (ii) een bron van toerisme en (iii) een toeleverancier van halffabricaten. Bedrijven hebben hun productieketens door de jaren heen mondiaal steeds verder opgeknipt en China heeft zich daarbij ontwikkeld als ‘fabriek van de wereld’. Zo wordt in China een aanzienlijk deel van alle consumentenelektronica (mobiele telefoons, laptops) gemaakt, evenals batterijen van veel elektrische auto's en grondstoffen voor bepaalde medicijnen.
Omdat de productie in China sterk is afgenomen door de virusuitbraak zijn veel van dit soort goederen in andere landen niet meer verkrijgbaar en moeten bedrijven daar hun voorraden aanspreken. Des te langer de periode duurt dat deze producten niet worden geleverd, des te groter de kans dat schappen leeg zijn of de schaarste zal leiden tot prijsstijgingen die de consument in zijn portemonnee zal voelen. Ook loopt de productie vertraging op bij bedrijven die gebruik maken van Chinese halffabricaten. Het is vaak niet eenvoudig om op zeer korte termijn een kwalitatief gelijkwaardig alternatief te vinden. En als maar één essentiële component ontbreekt, ligt de hele productie stil. Kortom: de mondiale waardeketen, waar China een belangrijk spil in vormt, is door het coronavirus flink verstoord en dit zorgt mondiaal voor flinke verliezen.
Samen met de impact van handelsconflicten kunnen dit soort verstoringen internationale bedrijven ertoe aanzetten om hun productie over meer landen te verspreiden. Eerder schreven we dat bijvoorbeeld Thailand, Maleisië en Vietnam hiervan zullen profiteren. Deze effecten treden pas op termijn op, terwijl het negatieve effect van minder groei in China op deze economieën voorlopig overheerst.
Impact op opkomende markten
Opkomende markten, met name in Zuidoost-Azië, hebben tot nu toe de grootse klappen opgelopen van de virusuitbraak. Veel landen in Zuidoost-Azië zijn sterk afhankelijk van China en lopen een groter risico dat het virus zich daar ook fysiek verder verspreidt. In Zuid-Korea is dat al het geval. Hier staat het aantal besmettingen op het moment van schrijven al op bijna 7.000 gevallen. Het hogere verspreidingsrisico in Zuidoost-Azië komt onder meer door een hoge bevolkingsdichtheid in combinatie met kwalitatief minder goede zorg dan in veel Westerse landen. Zo komt het aantal ziekenhuisbedden en artsen per duizend mensen in Zuidoost-Azië neer op gemiddeld 0,7 respectievelijk 1,5, terwijl deze ratio’s in de EU 5,6 en 3,6 bedragen (op basis van OECD data).
Daarnaast krijgen opkomende markten die afhankelijk zijn van de export van grondstoffen, zoals Brazilië (ijzererts, olie, sojabonen), Rusland (olie en gas) en Chili (koper), te maken met minder inkomsten uit hun voornaamste exportproducten doordat de prijs van veel grondstoffen sinds de uitbraak van het coronavirus sterk onder druk is komen te staan. Ook de munten van opkomende landen staan onder druk, omdat investeerders door het wereldwijde negatieve sentiment het risicoprofiel van hun portefeuille verlagen en daarmee hun activa in opkomende markten gedeeltelijk afbouwen. Een sterke depreciatie van de munt is voor opkomende markten vervelend, omdat buitenlandse producten ineens een stuk duurder worden. Het maakt het ook moeilijker voor sommige landen om de schulden die ze hebben in buitenlandse valuta te betalen, een probleem voor bijvoorbeeld Argentinië en Turkije. Door het algehele negatieve sentiment rond het coronavirus verwachten we dat de munten van opkomende markten en grondstofprijzen de komende tijd erg grillig blijven.
Effecten binnen andere landen
De rest van de wereld heeft vooral last van de negatieve effecten vanuit China, maar ook elders zijn er lokale effecten. Er zijn nu al aanzienlijke uitbraken van het virus buiten China, met duizenden besmettingen in Zuid Korea en Italië. Quarantainemaatregelen die initieel waren ingesteld voor Noord Italië zijn sinds 9 maart van kracht voor het hele land. Italië zat al aan de rand van een recessie, dus een krimp in de economie lijkt onvermijdelijk.
In andere landen waar het virus nog slechts beperkt is uitgebroken, zijn de effecten kleiner. De voornaamste impact daar komt via de economische schok vanuit China, maar er zijn ook effecten die binnen die landen spelen. De wijdverbreide onzekerheid en angst voor het virus zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen vakanties uitstellen en plekken vermijden waar veel mensen samenkomen. Ook bedrijven cancelen events en stellen reisverboden in voor hun personeel. De sectoren die de effecten van het virus dan ook het hardst voelen, zijn de toerismesector en aanverwante sectoren, zoals vervoer, luchtvaart en de horeca. Ondertussen kampen grote economieën in de EU met dit soort problemen, zoals Frankrijk, Duitsland en Spanje waar er op het moment van schrijven meer dan 2.500 besmettingen zijn.
Risico’s voor financiële stabiliteit
Het aantal faillissementen in China zou sterk kunnen stijgen als de economische activiteit niet snel aantrekt. Met name het midden- en kleinbedrijf (MKB) is hier kwetsbaar voor. Zo blijkt uit een recente enquête van twee Chinese universiteiten dat twee derde van de Chinese MKB-bedrijven minder dan twee maanden aan kasgeld heeft om aan hun korte-termijnverplichtingen te voldoen. Ook heeft het Chinese bedrijfsleven een zeer hoog schuldniveau van 150 procent van het bbp.[3]
Ook wereldwijd zou door de algehele economische neergang het aantal faillissementen onder bedrijven in de komende periode kunnen stijgen. Vooral als het virus zich breed verspreidt, zoals in ons risicoscenario, kan dit leiden tot risico’s voor de financiële stabiliteit. Dat geldt zeker in landen waar bedrijfsschuldniveaus snel zijn gestegen (zoals de VS) of al kwetsbaar waren (zoals Italië). Als banken en andere financiële instellingen te maken krijgen met een forse verslechtering van de kwaliteit van hun leningenportefeuille, dan bestaat het gevaar dat de coronacrisis zelfs om zou kunnen slaan in een financiële crisis. Dit is geen onderdeel van het risicoscenario dat wij hebben doorgerekend (zie Box 1) en kan voorkomen worden als centrale banken en regeringen beleidsmaatregelen nemen. Daarbij denken wij in ieder geval aan gerichte financieringsmaatregelen zoals nieuwe TLTRO’s van de ECB (zie het artikel Rente en valuta.
[3] IMF Global Debt Database