Update
Lichte krimp op komst voor Nederlandse economie
Wij verwachten tragere groei en zelfs een krimp in het vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023. De harde data schetst een positiever beeld.
In het kort
De bbp-cijfers voor het tweede kwartaal zijn nog gepubliceerd, maar wanneer ze worden vrijgegeven, verwachten we dat de Nederlandse economie licht groeide en dat de maakindustrie en dienstensector een belangrijke bijdrage leverden. De productie van de verwerkende industrie was in mei 3,9 procent hoger dan het gemiddelde in het eerste kwartaal. Nadat ze waren bevrijd van corona-gerelateerde beperkingen die nog steeds van kracht waren in een deel van het eerste kwartaal, profiteerde de dienstensector van heropeningseffecten in het tweede kwartaal. De consumptie van huishoudens groeide in mei met 7,3 procent op jaarbasis en was volledig toe te schrijven aan het hogere gebruik van diensten, dat op jaarbasis met 19,4 procent steeg. Daarentegen daalde het goederenverbruik met 6 procent op jaarbasis. Ook het energie- en waterverbruik daalde in mei met ongeveer 20 procent op jaarbasis, gedreven door iets hogere temperaturen en torenhoge energieprijzen, wat energiebesparend gedrag aanmoedigde.
In juli kwam de Economic Sentiment Indicator (ESI) van de Europese Commissie voor de tweede maand op rij onder de 100, wat onder het langetermijngemiddelde ligt. Deze relatief lage score wordt vooral gedreven door pessimisme onder consumenten (zie figuur 1). Bedrijven daarentegen zijn optimistischer (zie figuur 1). Het sentiment onder bedrijven is positiever geweest, maar het verschil met de huidige stemming is niet groot. Ook het vertrouwen onder Nederlandse producenten is min of meer onveranderd en blijft boven het langjarig gemiddelde, al komt dit door optimisme over de orderportefeuilles en niet verwachte bedrijvigheid (zie figuur 2). De daling van de Composite PMI in Duitsland tot 48,0, wat meestal overeenkomt met een economische krimp, zou kunnen wijzen op een toekomstige verslechtering van de Nederlandse economie.
Consumenten somberder dan ooit
De stemming onder de Nederlandse consumenten is al een tijdje somber (zie figuur 3). Het consumentenvertrouwen bereikte in juli voor de derde keer dit jaar een historisch dieptepunt. Consumenten maken zich zorgen over de forse en aanhoudende stijging van de inflatie en geven aan dat het geen goed moment is om grote aankopen te doen. De HICP-inflatie steeg opnieuw, van 9,9 procent in juni tot 11,6 procent in juli, een breuk met de neerwaartse trend die we sinds maart hebben gezien. Hoewel de stijgende energieprijzen opnieuw de belangrijkste bijdrage leverden, speelde ook de stijging van de prijzen voor diensten een rol. De gemiddelde loongroei in cao's, die in juni 3,8 procent bedroeg, verbleekt bij de stijging van de HICP.
Consumenten zijn optimistischer over de toekomstige werkgelegenheidssituatie in Nederland (zie figuur 3). Ondanks een kleine daling van het aantal werkenden in juni (0,1 procent m-o-m), bleef de participatiegraad immers op een recordhoogte en zijn er volop kansen voor werklozen. Bedrijven meldden arbeidstekorten als hun grootste beperking in het tweede kwartaal, wat de huidige krapte op de arbeidsmarkt onderstreept. Al met al zijn we van mening dat het hoge pessimisme onder consumenten en de torenhoge inflatie in overeenstemming zijn met onze verwachting van een lagere consumptiegroei in de toekomst.
Lichte krimp op komst
In ons Economisch Kwartaalbericht van afgelopen juni gaven we al aan een tragere groei te verwachten en voorspelde we zelfs negatieve groei in het vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023. Dit wordt technisch gezien een recessie genoemd, maar het lijkt meer op stagnatie (zie figuur 4). Economische theorie en historisch bewijs leren ons dat sterke en aanhoudende inflatie bijna altijd wordt gevolgd door een vertraging van de activiteit. In ons onderzoek gingen we ervan uit dat de overheid niet opnieuw strenge anti-covid-maatregelen zal opleggen en dat gas naar Europa zal blijven stromen, zij het in lagere volumes dan voor de oorlog. Als deze veronderstellingen te optimistisch blijken te zijn, zouden we genoodzaakt kunnen zijn om onze prognose van een lichte neergang naar beneden bij te stellen.
Consumptie, investeringen en netto-handel zijn de belangrijkste oorzaken van de economische vertraging. Koopkrachtverliezen worden slechts gedeeltelijk gecompenseerd door overheidsmaatregelen en loonstijgingen. Corona-besparingen kunnen voor sommigen een buffer vormen, maar het is waarschijnlijk dat huishoudens de consumptie zullen terugdringen als gevolg van een daling van het reële inkomen. We verwachten slechts een lichte stijging van de werkloosheid, aangezien bedrijven terughoudend zullen zijn om werknemers te laten gaan, en dit zal een grotere daling van de consumptie voorkomen. Bedrijven worden geconfronteerd met torenhoge inputprijzen en krimpende marges, hogere rentetarieven, achterstallige belastingen (die vanaf 1 oktober moeten worden afbetaald) en onzekerheid over de toekomstige staat van de economie. Dit zet de investeringen onder druk. De export zal naar verwachting ook vertragen, aangezien handelspartners worden geconfronteerd met dezelfde tegenwind.