Onderzoek
Economische groei Nederland leunt zwaarder op overheidsbestedingen
De groei van de Nederlandse economie vertraagt tot 1,6 procent in 2019 en 2020. Netto export valt terug door lagere wereldhandel. Ook consumptie van huishoudens en private investeringen dragen minder bij aan de groei.
In het kort
De Nederlandse economie heeft de periode van hoogconjunctuur achter zich gelaten en zal in 2019 en 2020 rond het structurele groeipad bewegen. We verwachten een bbp-volumegroei van 1,6 procent voor beide jaren, wat lager is dan eerder door ons geraamd. De neerwaartse bijstelling voor 2019 komt vooral doordat we minder optimistisch zijn over de export. De ontwikkeling van de wereldhandel staat namelijk onder druk en daar heeft Nederland als open economie extra veel last van. Mocht het alsnog komen tot een ‘harde’ Brexit (en die kans blijft groot), of een escalatie van internationale handelsspanningen, dan zal dat ook de Nederlandse economie negatief raken.
Ondertussen groeit de Nederlandse vraag naar buitenlandse producten en diensten harder dan andersom, waardoor de Nederlandse handelsbalans verslechtert.[1] We verwachten verder dat de consumptieve bestedingen en de bedrijfsinvesteringen de groei dit en volgend jaar blijven ondersteunen, zij het in mindere mate dan vorig jaar (figuur 1). De bijdrage van de woninginvesteringen is zelfs te verwaarlozen, aangezien deze naar verwachting zullen stagneren. De economische groei in ons land zal dit en volgend jaar daarmee zwaarder leunen op de overheidsbestedingen, die nu een welkome stimulus blijken te geven op dit punt in de economische cyclus. Dit betekent wel dat over- of onderbesteding op de overheidsbegroting een relatief grote invloed zullen hebben op de bbp-groei.
[1] Wegens gerealiseerde handelscijfers uit 2018 die overlopen in de groeicijfers van 2019, komt de exportgroei over heel 2019 hoger uit dan de importgroei. Voor de woninginvesteringen zorgt eenzelfde effect voor een positieve groei over heel 2019.
Netto export geen groeimotor in de komende jaren
De groeivertraging in Nederland is niet uniek: de meeste economieën in de eurozone zijn in de loop van 2018 overgeschakeld op een lagere groeiversnelling. De Italiaanse economie beleeft zelfs een recessie, terwijl Duitsland daaraan eind vorig jaar maar net ontsnapte. In de meeste eurozonelanden liep de particuliere consumptie terug. Een andere factor waren de problemen in de auto-industrie naar aanleiding van nieuwe emissiestandaarden, die ook toeleveranciers troffen. Maar de grootste boosdoener, en naar verwachting minder tijdelijk, was het zwakke handelsbeeld. De Europese export ging gebukt onder de afzwakkende groei van de wereldhandel, waarin geopolitieke spanningen op hun beurt vermoedelijk een rol hebben gespeeld. We verwachten dat de economische groei wereldwijd verder zal afnemen in de komende jaren. Voor 2020 gaan we zelfs uit van een milde recessie in de VS. Met tegelijkertijd een harder stijgende binnenlandse vraag zien we in de komende jaren voor Nederland maar een beperkte impuls uitgaan van de netto export. Er zijn bovendien nog grote risico’s rond het Britse vertrek uit de EU. Een onverhoopte harde Brexit zou de Nederlandse economie immers flink raken via (onder andere) de handelsbetrekkingen. Ook oplopende handelsspanningen tussen de VS en de EU zouden nadelig uitpakken voor de Nederlandse export. Hoewel via een omweg, geldt dit eveneens voor een escalatie van het conflict tussen de VS en China.
Consumptiegroei stabiliseert
De uitgaven van huishoudens zullen dit en volgend jaar naar verwachting met 1,5 procent stijgen. Hiermee is de consumptiegroei beduidend lager dan in 2018, maar blijft ze vergeleken met de afgelopen vijftien jaar toch op een behoorlijk niveau (figuur 2).
Het inkomen van huishoudens stijgt namelijk nog steeds, onder andere omdat de werkgelegenheid verder toe zal nemen. De economie groeit immers nog steeds en producenten verwachten nog steeds meer te gaan produceren (figuur 5). Wel verwachten we dat de stijging van de werkgelegenheid afneemt. De afgelopen jaren hebben immers al veel mensen een baan gevonden en de poel met mensen die nog aan het werk kunnen is inmiddels echt aan het opdrogen. Hierdoor zal het voor bedrijven –waarvan 26 procent reeds klaagt dat een tekort aan mensen de bedrijfsactiviteiten belemmert– vermoedelijk nog lastiger worden om werknemers te vinden. Een deel van de oplopende werkgelegenheid wordt overigens ingevuld door ouderen die vanwege de verschuiving van de AOW-leeftijd langer blijven werken. Tegelijkertijd blijft de instroom van nieuwe toetreders, zoals pas afgestudeerden, vermoedelijk op peil. Mede hierdoor zal het totale arbeidsaanbod in 2020 iets harder stijgen dan de werkgelegenheid in 2020. Het resultaat is dat de werkloosheid vanaf volgend jaar naar verwachting iets oploopt: van 3,6 procent in 2019 naar 3,7 procent in 2020.
Daarmee blijft de werkloosheid vergeleken met andere jaren overigens wel op een laag niveau (figuur 3). We verwachten dan ook dat de arbeidsmarktkrapte dit en volgend jaar leidt tot nominale loongroei. Bovendien hebben geplande lastenverlichtingen in 2019, en in grotere mate 2020, een positieve impact op de bestedingsruimte van huishoudens. Het gaat dan onder andere om de geleidelijke invoering van het tweeschijvenstelsel voor de inkomstenbelasting en aanpassingen aan de arbeidskorting. Een deel van deze inkomensstijgingen wordt wel weer tenietgedaan door hogere prijzen, die zeker in 2019 sterk stijgen. De verhoging van het lage btw-tarief, accijnzen en energiebelastingen en oplopende kosten van arbeid voor werkgevers duwen de inflatie dit jaar vermoedelijk op tot 2,3 procent. Volgend jaar zakt die waarschijnlijk terug naar 1,7 procent. Alles bij elkaar opgeteld verwachten we dat huishoudens onder de streep toch iets meer overhouden en dat de koopkracht volgend jaar in bescheiden mate zal toenemen.
Ook de ontwikkelingen op de woningmarkt beïnvloeden de consumptie, maar de huidige dynamiek werkt in twee tegengestelde richtingen. Enerzijds hebben de alsmaar stijgende huizenprijzen een positief effect omdat huiseigenaren zich rijker voelen. Hierdoor kan hun consumptie toenemen. Anderzijds vermindert de afname van het aantal woningtransacties de uitgaven van huishoudens aan bijvoorbeeld een nieuwe bank of televisie. Want dit soort grote uitgaven worden vaak gedaan rond de aankoop van een huis.
Veel minder vertrouwen onder consumenten
Gezien de gunstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is het opvallend dat het vertrouwen van consumenten de laatste maanden zo sterk is gedaald. In februari dook de index zelfs voor het eerst in vier jaar weer onder nul (figuur 4). Afzwakking van de economische groei in Nederland en de rest van Europa kan verklaren waarom consumenten pessimistischer zijn over zowel het economische klimaat als de eigen financiële situatie. Daarnaast worden consumenten niet alleen geconfronteerd met gemiddeld hogere prijzen, maar zien ze vooral veel verschillende prijsstijgingen. Denk aan duurdere boodschappen door de btw-verhoging, de energierekening die dit jaar hoger uitvalt en de zorgpremies die per 1 januari zijn verhoogd. De gevoelsinflatie van consumenten is daardoor mogelijk nog hoger dan de werkelijke inflatie. Bovendien is er nog onduidelijkheid over belangrijke beleidskwesties en de impact daarvan op de portemonnee van burgers. Denk aan de hervorming van het pensioenstelsel en de kosten van de energietransitie. In dat opzicht is het positief dat het kabinet meer duidelijkheid geeft over het klimaatbeleid, zoals een voorgenomen CO2-belasting voor de meest vervuilende bedrijven. Tegelijkertijd kondigde het kabinet aan om huishoudens vanaf 2020 minder energiebelasting te laten betalen. Deze voorgestelde maatregelen kunnen het consumentenvertrouwen weer een positieve impuls geven. Dat Nederlanders daardoor weer zo optimistisch zullen worden als in de eerste helft van 2018 lijkt onwaarschijnlijk. Vermoedelijk worden ze dus toch wat voorzichtiger met het doen van grote aankopen, en leggen ze wellicht wat meer geld opzij.
Private investeringen stijgen minder hard
Ook de bijdrage van de private investeringen aan de economische groei neemt naar verwachting af. De bedrijfsinvesteringen zullen vermoedelijk -na een paar zwakke kwartalen in 2018- wel verder toenemen. Behoorlijk hoge bezettingsgraden in de industrie duiden erop dat investeringen nodig zijn als producenten hun productie willen uitbreiden. Daarnaast zijn producenten nog steeds overwegend positief en ligt het producentenvertrouwen, ondanks de daling van het afgelopen jaar, nog altijd boven het historische gemiddelde (figuur 5). Toch valt niet te ontkennen dat aanhoudende handelsspanningen, onzekerheid over Brexit en de algehele groeivertraging in Nederland en andere landen hun weerslag hebben op het vertrouwen van producenten. En daarmee vermoedelijk ook op hun investeringsbereidheid.
Over de ontwikkeling van de woninginvesteringen zijn we minder optimistisch: daarvan verwachten we dat ze de komende twee jaar min of meer op hetzelfde niveau blijven als aan het einde van 2018. Bouwbedrijven vinden het namelijk moeilijk om nieuwe werknemers aan te trekken en het aantal verleende bouwvergunningen stagneert. Daarnaast impliceert de daling van de verkoop van bestaande huizen dat Nederlanders ook minder zullen investeren in bijvoorbeeld een verbouwing.
Zal de overheid het stokje overnemen?
Meer dan in de voorgaande jaren zal de economische groei in 2019 en 2020 leunen op de overheidsuitgaven. Deze blijken nu een welkome stimulus te geven op dit punt in de economische cyclus. Niet alleen ligt er een grotere stijging van de overheidsconsumptie en -investeringen in het verschiet, vooral in onderwijs, infrastructuur en defensie, ook hebben de overheidsbestedingen een zwaarder gewicht in de algehele bbp-groei (figuur 6). Particuliere consumptie, private investeringen en netto export dragen immers minder bij dan in voorgaande jaren (figuur 1). Dit betekent ook dat over- of onderbesteding op de overheidsbegroting grote invloed zal hebben op de bbp-groei. In 2018 gaf de overheid ruim 3,7 miljard euro minder uit dan toegestaan onder de afgesproken uitgavenplafonds, mede door vertraagde infrastructuurprojecten en lagere zorgkosten dan begroot. Voor zover personeelstekorten hieraan ten grondslag lagen, bestaat het risico dat de overheid ook dit jaar moeite zal hebben om alle geplande uitgaven daadwerkelijk te realiseren. Anderzijds kunnen de overheidsbestedingen harder stijgen dan we nu voorzien. De regering heeft immers nog ruimte onder de begrotingsregels voor hogere uitgaven.