Onderzoek
Economische groei Nederland zwakt komende jaren af
Door een krappe arbeidsmarkt loopt de economie tegen haar grenzen aan, terwijl de geïmporteerde onzekerheid de bedrijfsinvesteringen belemmert. Wellicht is het de laatste kans voor beleidsmakers om het dak te repareren terwijl de zon schijnt.
In het kort
De economische groei daalt de komende jaren waarschijnlijk. De consumptiegroei van huishoudens blijft gezond, maar zwakt wel af omdat de lage werkloosheid zich slechts matig vertaalt in hogere loongroei. De krapte op de arbeidsmarkt wordt steeds nijpender, waardoor onder andere de woninginvesteringen afnemen. Ook in onze buurlanden vertraagt de economische activiteit. Dit drukt samen met aanhoudende importgroei de handelsbijdrage aan het bbp. We verwachten daarom dat de groei vertraagt van 2,6 procent in 2018 naar 1,9 procent in 2019 (tabel 1). Voor 2020 verwachten we dat de economie verder in de buurt komt van het structurele groeipad en de bbp-groei afzwakt naar 1,7 procent. Overigens doen we het met deze cijfers nog steeds beter dan de meeste landen in de eurozone en groeien we alsnog boven het structurele tempo van de economie.
Krimpende woninginvesteringen door personeelstekort remt de komende jaren de economische groei
Het minst optimistisch zijn we over de woninginvesteringen, mede gedreven door het tekort aan mensen. De investeringen in onder meer nieuwbouw en verbouw stagneren namelijk naar verwachting komend jaar en nemen in 2020 zelfs licht af (tabel 1). Dit en volgend jaar gaan we uit van een daling naar respectievelijk 225.000 en 210.000 verkochte woningen, wat naast een lagere opbrengst voor de overdrachtsbelasting naar verwachting ook zal leiden tot bijvoorbeeld minder nieuwe keukens en badkamers. Ook het tekort aan bouwvakkers gooit roet in het eten: het aantal verleende bouwvergunningen voor nieuwe huizen blijft dit jaar steken op of onder de 70.000 – ruimschoots onder de beoogde 87.000 woningen die het kabinet er elk jaar bij wil (figuur 1). Wij gaan daarom uit van een heel lichte stijging van het aantal nieuwgebouwde huizen. Deze geringe groei van de nieuwbouw zet samen met de dalende huizenverkopen druk op de volumegroei van de woninginvesteringen. Wel zal de voortdurende mismatch tussen de hoge vraag en het beperkte aanbod er naar verwachting nog voor zorgen dat de huizenprijzen blijven stijgen.
Consumptiegroei matigt zich
De consumptie van huishoudens blijft de komende jaren een belangrijke drijver van de Nederlandse economie. Na jaren van lastenverzwaringen en een hoge werkloosheid zouden dit dé jaren moeten worden waarin Nederlanders het geld laten rollen: de werkloosheid flirt immers met een laagterecord en het kabinet heeft voor de meeste huishoudens een lastenverlichting in de pijplijn zitten. Het consumentenvertrouwen is dan ook relatief hoog (figuur 2), maar het lijkt ook een top te hebben bereikt. Dit consumentenvertrouwen is een voorlopende indicator van consumentenbestedingen. Het afkalvende optimisme kan er dus op wijzen dat Nederlanders in de toekomst iets minder enthousiast geld gaan uitgeven.
Behalve de omslag in het vertrouwen zijn er ook andere redenen waarom wij een matiging van de consumptiegroei verwachten. Er is weliswaar een lastenverlichting via een lagere inkomstenbelasting, maar die wordt deels teniet gedaan door de verhoging van het lage btw-tarief. Verder is de lage werkloosheid gunstig voor het vertrouwen, maar het betekent wel dat het steeds lastiger wordt nieuw personeel te vinden. Hierdoor is de banengroei uiteindelijk niet langer de motor van inkomensstijging. Bovendien vertaalt de dalende werkloosheid zich vooralsnog niet in significant hogere reële lonen: de cao-lonen stijgen dit jaar weliswaar (figuur 3), maar de prijzen die consumenten betalen liggen dit jaar ook hoger dan een jaar geleden. Daardoor verwachten we van consumenten komende jaren een kleinere groeibijdrage.
Producentenvertrouwen en investeringen onder druk
Ook in het buitenland zwakt de economische groei de komende jaren naar verwachting af. Nederland is daar gevoelig voor vanwege zijn open economie. Het betekent dat de groei van de export die van de import niet kan bijbenen. Hierdoor remt de internationale handel de komende jaren de economische groei licht af.
Het Nederlandse bedrijfsleven is sterk op het buitenland gericht, waardoor de middelmatige exportgroei voor veel bedrijven zwaarder weegt dan de gezonde consumptiegroei. Wij zien dan ook dat het producentenvertrouwen het afgelopen halfjaar is gedaald, wat een negatief signaal is voor hun investeringsbereidheid (figuur 4). De lage werkloosheid kan wel aanleiding zijn om te investeren in productiviteitsverhogende technologie, maar omdat daar vaak schaarse ICT’ers voor nodig zijn kan het tekort aan arbeid ook hier een belemmering vormen.
Behalve de middelmatige exportverwachtingen ondermijnt ook vooral de buitenlandse onzekerheid het vertrouwen. Met de handelsspanningen tussen China en de VS, de politieke onrust in Italië en de Brexit-soap zijn er genoeg buitenlandse factoren die straks zand in de Nederlandse groeimotor kunnen gooien. Ook verwachten we in 2020, aan het einde van onze ramingshorizon, het begin van een recessie in de Verenigde Staten.
Wat kan Nederland nu en straks doen?
De onzekerheid in het buitenland en de verwachting van een groeivertraging betekenen dat Nederlandse beleidsmakers nog een laatste kans hebben om het eigen dak te repareren terwijl de zon schijnt. Daarom is het jammer dat het kabinet belangrijke beleidsonderwerpen niet heeft opgepakt of (zonder succes) heeft uitbesteed. Zo zijn de pensioenonderhandelingen geklapt en wachten wij nog op een klimaatakkoord. Als het weinig ingrijpende preventieakkoord hiervoor een voorbode is, dan biedt dat weinig hoop op een verregaand duurzaamheidsakkoord.
De onrust in Frankrijk illustreert hoe politiek gevoelig milieubeleid kan zijn. Maar CO2-belasting kan begrotingsruimte creëren en tegelijkertijd bijdragen aan het reduceren van uitstoot door Nederlanders zonder dat het kabinet direct hoeft in te grijpen in de structuur van de Nederlandse economie. Om de angel uit de politieke discussie te halen zou het kabinet de opbrengst van zo’n belasting via bijvoorbeeld een “carbon dividend” direct en zichtbaar terug kunnen geven aan vooral Nederlanders met een lager inkomen.
Het is ook tijd om te investeren in de productiviteit van de Nederlandse economie. Dit verhoogt de groeipotentie in de toekomst en maakt Nederland weerbaarder tegen schokken. Innovatie is daarvoor belangrijk, maar het is ook essentieel dat Nederlandse bedrijven nieuwe technologie adopteren en managementpraktijken verbeteren om daar optimaal gebruik van te maken. Daarvoor zijn investeringen nodig, maar er blijkt ook nog veel potentie aanwezig om slimmer te werken. Dat vereist vooral dat managers en ondernemers zichzelf uitdagen om zich te verbeteren.
Het uitstellen van moeilijke keuzes verhoogt het risico dat moeilijke besluiten in de toekomst onder nog moeilijkere omstandigheden moeten worden genomen, zoals in de nasleep van de financiële crisis. Maar een opsteker is dat de keuzes van die tijd -vooral de bezuinigingen- er wel toe hebben bijgedragen dat Nederland, voor wat betreft zijn staatsbegroting, een veel gezondere positie heeft dan veel andere landen (figuur 5).