Onderzoek
Nederlandse economie groeit door, maar aan de randen rafelt het
Dit jaar zal de Nederlandse economie het tempo van 2017 naar verwachting nog evenaren met een groei van 2,9 procent, maar we gaan ervan uit dat de economie vanaf 2019 op een lager pitje doorgroeit.
In het kort
Nederland staat er fraai op: in het eerste kwartaal groeide het bruto binnenlands product met 0,6 procent ten opzichte van een kwartaal eerder; tijdens het voorjaar kwam daar nog 0,7 procent bovenop. Daarmee laat de Nederlandse economie die van grote Europese landen als Spanje, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk achter zich. Voor dit jaar verwachten we dan ook dat de Nederlandse economie het tempo van 2017 zal kunnen bijbenen: we gaan uit van een groei van het bruto binnenlands product van 2,9 procent. Dat komt onder meer doordat bedrijven meer investeren en consumenten meer besteden.
Voor 2019 zijn we terughoudender in onze voorspelling: we gaan uit van 2,3 procent. Zonder investeringen in het structurele groeivermogen van de Nederlandse economie raakt de rek er namelijk uit. De eerste tekenen daarvan zijn al te zien. Denk aan ondernemers die verzuchten dat ze geen mensen kunnen vinden en aan de woningbouw die mede daardoor niet overtuigend van de grond komt. De bijdrage van de woninginvesteringen in de economische groei valt daardoor lager uit. Bovendien leiden de extra uitgaven van huishoudens en investeringen van bedrijven naast hogere binnenlandse bestedingen ook voor meer import. Daardoor remt de netto handel de groei in 2019 naar verwachting licht af, net als in 2018.
Bedrijfsinvesteringen stijgen hard, maar vertrouwen staat onder druk
In de eerste helft van het jaar hebben bedrijven in Nederland flink meer geïnvesteerd, en voor heel 2018 verwachten we nu dat bedrijven zo’n 6 procent meer zullen investeren dan een jaar eerder. Dit komt onder meer doordat de bezettingsgraden afgelopen maanden verder zijn opgelopen en meer bedrijven aangeven dat ze moeite hebben om personeel te vinden of dat ze machines, ruimte of grondstoffen tekortkomen. Dit kan investeringen in extra capaciteit en in productiviteit aanwakkeren. Het is wel goed om te beseffen dat de schaarste aan materialen en de krapte op de arbeidsmarkt ook als een rem kan werken op de productiegroei. Het kan bedrijven immers verhinderen (tegelijkertijd) meer opdrachten aan te nemen omdat ze het qua mensen of materiaal (nog) niet kunnen bolwerken. Dit lijkt bijvoorbeeld bouwbedrijven steeds vaker parten te spelen.
Voor 2019 hebben we de groei van de bedrijfsinvesteringen naar beneden bijgesteld, onder meer omdat het vertrouwen onder producenten afgelopen maanden is gedaald. Vooral over de verwachte bedrijvigheid zijn ze minder optimistisch dan afgelopen jaren (zie figuur 1). Mogelijk komt dit door twijfels over een toekomst met de wispelturige Amerikaanse president Donald Trump en een afscheid van de Britten uit de Europese Unie. Die onzekerheid kan de investeringsbereidheid van bedrijven aantasten. Voor volgend jaar gaan we er daarom nu van uit dat de bedrijfsinvesteringen met 3,4 procent zullen stijgen.
Woningmarkt draagt minder bij; arbeidstekort rem op groei
Na eerder door een diep dal te zijn gegaan, stegen de investeringen in woningen afgelopen jaren keihard. Ook voor dit jaar gaan we uit van een groei van 6,6 procent. We verwachten dat er dit jaar meer huizen worden verbouwd dan vorig jaar en dat er ook iets meer woningen worden bijgebouwd. Maar dan is de koek ook wel aardig op verwachten we: voor 2019 gaan we uit van een iets lagere groei dan eerder geraamd, van 1,9 procent (zie figuur 2). Dat komt omdat we onze verwachtingen voor de verkoop van bestaande huizen onlangs naar beneden hebben bijgesteld, door krapte, hoge prijzen en afnemend vertrouwen.
Voor nieuwe woningen ziet het beeld er eveneens wat minder positief uit: na een forse stijging afgelopen jaren is het aantal bouwvergunningen in de eerste helft van dit jaar gestagneerd. Zoals eerder in dit kwartaalbericht beschreven lijkt een tekort aan mensen en materialen hierin een rol te spelen. In onze voorspellingen houden we er daarom rekening mee dat de nieuwbouwproductie komende jaren slechts marginaal stijgt tot rond de 75.000 huizen per jaar. Dat is fors minder dan de circa 88.000 die het kabinet en de bouwsector voor ogen hebben om het woningtekort in te lopen.
Meer vaste banen, hogere bestedingen
Ondanks de ontluikende twijfels over de toekomst onder producenten, lijken consumenten nog altijd goedgeluimd (zie figuur 3). Ze houden hun hand dan ook bepaald niet op de knip: in het eerste halfjaar gaven ze flink meer uit dan een jaar eerder. Verwonderlijk is dat niet: de werkloosheid dook eerder dit jaar onder de 4,0 procent en is gestaag op weg het laagterecord van vóór de crisis te verbrijzelen. Voor 2019 verwachten we dat slechts 3,6 procent van de Nederlandse beroepsbevolking geen betaald werk heeft, het laagste niveau in zeker vijftien jaar tijd.
Bovendien lijkt de toenemende krapte voor meer vaste banen te zorgen: na een heel voorzichtige start medio 2016, begint het aantal vaste contracten nu daadwerkelijk te stijgen. In het tweede kwartaal waren er zo’n 194.000 meer Nederlanders met een vast contract (zie figuur 4). Die toename komt zowel doordat Nederlanders met een vaste baan deze minder vaak lijken te verliezen, als door een kleine toename van flexwerkers die een vast contract krijgen (zie figuur 5).
Dat kan een opsteker zijn voor het vertrouwen van de Nederlanders die eerst een tijdelijke baan hadden. De consumptiedrift wordt komend jaar naar verwachting verder aangewakkerd doordat het kabinet-Rutte III met een lastenverlichting komt. Omdat Nederland een open en relatief kleine economie heeft, betekent die extra consumptie naast binnenlandse productiegroei ook dat we meer zullen importeren. Omdat Nederlanders naar verwachting meer zullen besteden dan consumenten bij onze belangrijkste handelspartners, gaan we ervan uit dat de toename van de export de groei van de import niet kan bijbenen. Voor 2018 en 2019 betekent dit dat de internationale handel de economische groei licht zal afremmen.
Stijgende prijzen, maar loongroei stagneert
Door het hoge vertrouwen onder consumenten en de groei van het aantal (vaste) banen, gaan we uit van een consumptiegroei van 2,6 procent in zowel 2018 als 2019. Dat is een behoorlijke toename vergeleken met eerdere jaren, maar is wel een kleine neerwaartse bijstelling ten opzichte van onze eerdere verwachtingen. Dat komt onder meer omdat we een iets hogere inflatie verwachten. Dat ondermijnt de koopkracht van consumenten waardoor ze minder hebben te besteden.
De inflatie is afgelopen maanden namelijk aan een kleine opmars bezig: in augustus kwamen de prijsstijgingen voor het eerst in bijna twee jaar tijd weer boven de 2 procent uit (zie figuur 7). Vooral goederen werden afgelopen maanden duurder, maar ook in de dienstensector zijn de prijsstijgingen versneld. We houden daarom nu rekening met 1,7 procent inflatie voor 2018 in plaats van 1,6, procent. Ook voor 2019 hebben we onze verwachting met een tiende van een procentpunt naar boven bijgesteld.
Door die stijgende prijzen blijft van de cao-loongroei in Nederland maar betrekkelijk weinig over: de contractlonen stijgen weliswaar harder dan vorig jaar, maar de groei schommelt - gecorrigeerd voor de stijgende prijzen van goederen en diensten – al een jaar lang rond de nul procent. Bovendien lijkt de loongroei in tegenstelling tot de inflatie afgelopen maanden te stagneren. Hoewel die cijfers geen rekening houden met werknemers die door de krappe arbeidsmarkt bijvoorbeeld sneller promotie maken, kunnen de spaarzame cao-loongroei en stijgende inflatie ertoe leiden dat de koopkracht van Nederlanders minder hard toeneemt. Desondanks verwachten we dat het groeiend aantal (vaste) banen, het hoge vertrouwen onder consumenten en de lastenverlichtingen van kabinet-Rutte III de rest van dit en volgend jaar maatgevend zullen zijn voor de hogere bestedingen van Nederlanders.