Onderzoek
Nederlandse afhankelijkheid van aardgas noopt tot innovatie en verduurzaming
De Nederlandse economie is bovengemiddeld zwaar afhankelijk van aardgas. Dat was lange tijd een voordeel. Maar nu de gasprijzen zijn geëxplodeerd, lijkt het competitieve voordeel van Nederland permanent om te slaan in een competitief nadeel. Leidt dit tot extra innovatie en versnelling van de energietransitie?
Nederland is zwaar afhankelijk van aardgas
De Nederlandse economie is zwaar afhankelijk van aardgas. Dat is geen toeval. Na de vondst van grote hoeveelheden aardgas in Groningen is hier bewust voor gekozen. Nederland heeft lang geprofiteerd van die situatie; de overheid heeft honderden miljoenen euro’s verdiend aan de winning, burgers konden tegen redelijke prijzen hun huizen comfortabel warm stoken en bedrijven profiteerden van goedkope energie. Maar nu de gasprijzen zijn geëxplodeerd en de leveringszekerheid onder druk staat, is die grote afhankelijk van aardgas een probleem. Dit illustreer ik hieronder door verder in te zoomen op de rol van aardgas in de Nederlandse economie.
Zelfvoorzienendheid
Nederland is jarenlang in hoge mate energieneutraal geweest. Met andere woorden: Nederland produceerde bijna evenveel energie als dat het verbruikte. Tussen 1990 en 2013 bestond 90 procent van die energieproductie uit aardgas. Gemiddeld genomen lag dat percentage in andere landen van de Europese Unie rond de 17. In die landen wordt namelijk veel meer energie gehaald uit kernenergie, biomassa, overige hernieuwbare energie (anders dan biomassa) en kolen. Deels is dit te verklaren door geografisch factoren: Nederland kan niet grootschalig energie opwekken uit waterkrachtcentrales en heeft te weinig ruimte voor significante productie van biomassa. Maar de belangrijkste verklaring lijkt een politieke te zijn. Waar sommige landen er na de oliecrisis van 1973 bewust voor kozen hun energievoorziening te diversifiëren (vooral met kernenergie en hernieuwbare energie), vertrouwde Nederland op de enorme voorraden eigen aardgas.De keuze om vol in te zetten op het gebruik van eigen aardgas resulteerde tot 2013 in een hoge mate van energieneutraliteit. Dit is te zien aan de oranje lijn in figuur 1. Nu de hoeveelheid gewonnen aardgas echter sterk is gedaald, is Nederland veel afhankelijker geworden van andere landen om te kunnen voorzien in de energiebehoefte [1]. De winning van andere energiedragers en/of een vermindering van de energievraag hebben de afgenomen aardgaswinning namelijk niet voldoende gecompenseerd.
Totaal primair energieverbruik
De rol die aardgas speelt in het totale primaire energieverbruik is in Nederland ook veel groter dan in andere Europese landen. Onderstaande figuren laten zien dat Nederland ook in dit geval veel afhankelijker is van aardgas dan de andere landen in de Europese Unie. Waar Nederland voor bijna de helft van zijn totale energieverbruik leunt op aardgas, is dat gemiddeld genomen in de 27 landen van de Europese Unie een kwart. Geen enkel ander EU-land verbruikt in verhouding zoveel aardgas als Nederland. Dat maakt ons land extra kwetsbaar voor verstoorde aanvoerketens en hoge aardgasprijzen.
Dit geldt vooral voor aardgas. Wat betreft de andere benodigde energiedragers is Nederland nu ongeveer even afhankelijk van andere landen als een paar jaar geleden.
Gebouwde omgeving
Ten slotte laten onderstaande figuren zien met welke energiedragers huishoudens in Nederland en de Europese Unie hun huizen verwarmen en warm tapwater maken. Hieruit komt duidelijk naar voren hoe bijzonder de rol van aardgas in de Nederlandse gebouwde omgeving is. Los van ons land zijn er maar drie andere landen waarin aardgas verantwoordelijk is voor meer dan de helft van het warmteverbruik van huishoudens. Dit zijn Hongarije, Italië en Luxemburg. Daar staat tegenover dat Zweden, Cyprus, Malta en Finland vrijwel in zijn geheel geen gebruik maken van aardgas in deze sector. Opvallend is dat het koude Finland 12 procent van de warmtevraag invult met behulp van warmtepompen.Kan de afhankelijkheid van aardgas worden omgezet in een voordeel?
Duidelijk is dus dat Nederland ten opzichte van andere Europese landen bovengemiddeld zwaar afhankelijk is van aardgas, terwijl de leveringszekerheid onder druk staat en de prijzen tot ongekende hoogten zijn gestegen. Dit leidt tot hoge energierekeningen voor huishoudens en bedrijven, waardoor een deel van de bedrijven al productie heeft afgeschakeld of overweegt om een deel van de productie te verplaatsen naar vestigingen in andere landen. Als de hoge prijzen langere tijd aanhouden, leidt dit tot een groeiende groep huishoudens die hun energierekening niet meer kunnen betalen en tot een verslechterde concurrentiepositie van de Nederlandse aardgas-intensieve industrie.
Grofweg zijn er twee manieren om hierop te reageren: compenseren of investeren. De eerste manier moet de positie van Nederlandse bedrijven en huishoudens binnen het huidige systeem en de huidige situatie verbeteren, bijvoorbeeld door het verlagen van de belasting op energie. Deze aanpak verlaagt de prikkel om minder energie te verbruiken, maar is logisch als je kunt verwachten dat de problemen van korte duur zijn en vanzelf weer weggaan. Zoals bij corona. Burgers en bedrijven hebben in dat geval tijdelijk steun nodig, maar kunnen daarna weer verder zoals ze eerst deden.
De tweede manier is minder afhankelijk worden van aardgas, zodat de leveringsproblemen en hoge prijzen ons minder deren. Deze aanpak is logisch als je verwacht dat de situatie van voor de crisis niet meer terugkomt.
Ik denk dat dit laatste het geval is. Het is nog maar de vraag of de prijzen van aardgas weer ‘normaal’ gaan worden. De wereld zit immers midden in een energietransitie en het is heel onzeker of investeringen in het vergroten van het aanbod van aardgas uiteindelijk lonend zijn. Mijn inschatting is dus dat er een aanzienlijke kans bestaat dat Nederland langere tijd last blijft houden van een competitief nadeel. Gelukkig leert de innovatietheorie van Porter ons dat landen die een bepaald competitief nadeel ondervinden, daar uit kunnen komen door te innoveren. In sommige gevallen kan dit op termijn juist leiden tot een competitief voordeel. Een goed voorbeeld hiervan is Denemarken. Dit land werd hard geraakt door de oliecrisis van de jaren zeventig, omdat het voor een groot deel van zijn energiebehoefte (en ook voor zijn elektriciteitsproductie) afhankelijk was van buitenlandse olie. Mede door deze crisis besloot Denemarken om te investeren in windenergie. Hierdoor is Denemarken minder afhankelijk geworden van de import van fossiele brandstoffen en bovendien tot op de dag van vandaag toonaangevend op het gebied van windturbinetechnologie.
Nederland wens ik hetzelfde toe. Ik hoop dat de huidige penibele situatie waarin we ons bevinden er niet toe leidt dat we onszelf vastklampen aan een systeem dat niet meer werkt, maar ons juist stimuleert om in rap tempo te werken aan energiebesparing en de opwek van meer hernieuwbare energie. Dat wil niet zeggen dat op korte termijn geen compensatie nodig is, al zou het beter zijn om dat niet te doen door energie goedkoper te maken. Maar naast compensatie voor de korte termijn, zou vol ingezet moeten worden op oplossingen voor de lange termijn. Dat is beter voor het klimaat, onze portemonnee en onze concurrentiepositie.
Eerder verschenen bij Energiepodium