Update
Nederlandse economie nadert kantelpunt: hoge inflatie veroorzaakt krimp
Na sterke groeicijfers begin 2022 zorgt de inflatie naar verwachting voor economische krimp eind 2022 en begin 2023.
In het kort
Algemeen beeld
De Nederlandse economie groeit dit jaar naar verwachting met een relatief hoge 4,7 procent. Volgend jaar bedraagt de groei slechts 0,2 procent (zie tabel 1). Een krimp in het laatste kwartaal van dit jaar en het eerste kwartaal van volgend jaar wordt omringd door kleine groeicijfers in de overige kwartalen. De belangrijkste reden voor de verwachte zwakke economische periode is de torenhoge inflatie.
Deze hoge inflatie heeft uiteindelijk gevolgen voor vrijwel alle bbp-componenten en de arbeidsmarkt. Omdat de economische schade van inflatie geleidelijk doorsijpelt in de economie, verwachten we geen grote kortstondige negatieve schok, maar juist een langer durende groeistagnatie. Doordat de hoge energieprijzen zo dominant zijn bij deze raming, zijn de verschillen tussen energie-extensieve en energie-intensieve sectoren groot.
Vooral de overheidsconsumptie en -investeringen stutten de economische groei. Het zijn de enige twee posten waar we een positieve groei verwachten. Dit komt vooral door de ambitieuze plannen uit het regeerakkoord. Maar we verwachten niet dat deze allemaal haalbaar zijn door schaarste van personeel en (dure) materialen.
De groeistagnatie heeft ook gevolgen voor de arbeidsmarkt. De al ingezette oploop van de werkloosheid zet door, waardoor deze in 2023 gemiddeld uitkomt op 4,1 procent van de beroepsbevolking. Dit is nog steeds ruim lager dan het langjarige gemiddelde (6,1 procent sinds 2003), wat duidt op voortdurende krapte.
Huidige situatie florissant
De Nederlandse economie nadert een kantelpunt. De recente historie schetst in de breedte een rooskleurig beeld. In het tweede kwartaal van dit jaar groeide de economie met maar liefst 2,6 procent ten opzichte van het kwartaal ervoor. Veel Nederlanders lieten het geld weer rollen toen alle aan corona gerelateerde restricties vervielen. Bedrijven investeerden tegelijkertijd flink meer en de export groeide opvallend hard. Alle bestedingscomponenten van het bbp bevinden zich weer (ruim) boven het pre-coronaniveau (zie figuur 1). Bij de consumptie van huishoudens lijkt nog ruimte voor verder herstel, maar de rest van de economie draaide op volle toeren.
Dat is goed terug te zien op de arbeidsmarkt. Deze was in het tweede kwartaal opnieuw bijzonder krap. Het aantal vacatures is nog steeds veel hoger dan het aantal werklozen en hoewel de werkloosheid sinds april iets oploopt, bevindt zij zich nog steeds op een, in historisch perspectief, laag niveau.
Nederland springt er positief uit
De hoge groei van de export is opvallend, omdat de economie van diverse belangrijke handelspartners van Nederland minder goed draait. De economieën van Duitsland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk groeiden in het tweede kwartaal niet of krompen zelfs licht. Omdat in voorgaande kwartalen een vergelijkbaar beeld naar voren kwam, is de Nederlandse economie sinds de start van de pandemie ook aanzienlijk harder gegroeid dan de andere grote economieën in de eurozone (zie figuur 2).
Inflatie is grote boosdoener
Tot zover het goede nieuws. De inflatie is sinds begin dit jaar hard opgelopen en het einde lijkt nog niet in zicht. In augustus lag het algemene prijsniveau 13,6 procent hoger dan in augustus 2021. We verwachten dat de inflatie de komende maanden nog wat verder oploopt, om daarna geleidelijk te dalen. Toch komt zij ook volgend jaar nog uit op 4,9 procent, na een verwacht torenhoog gemiddeld inflatiecijfer van 11,4 procent voor dit jaar. Dat komt vooral doordat een deel van de producten en diensten met vertraging in prijs stijgt. Hogere grondstof- en energiekosten worden namelijk niet altijd direct doorberekend in hogere afzetprijzen. In onze raming verwachten we voor komende winter overigens geen fysieke gastekorten, maar wel dat de gasprijs langdurig hoog blijft.
Onzekerheid blijft groot
Onze raming is met grote onzekerheid omgeven. Langdurig hoge inflatie hebben we al heel lang niet meer gezien en de macro-economische impact ervan is lastig in te schatten. Dat veel huishoudens hun bestedingspatroon aan moeten passen of zelfs in de financiële problemen komen is wel duidelijk, maar het is onzeker in hoeverre dat uiteindelijk de economische groei drukt. Dat we tot nu toe weinig terugzien in economische statistieken is aan de ene kant hoopgevend, maar het kan ook betekenen dat de klap simpelweg nog moet komen.
We weten ook niet hoe lang de inflatie nog op dit niveau blijft. De energieprijzen zijn hoog en extreem volatiel. Hoe lang deze hoog blijven en hoe hoog, hangt sterk af van Russische en Europese beleidsbeslissingen. Die zijn bijna per definitie onvoorspelbaar. De onzekerheid geldt in het bijzonder wanneer in de winter eventueel noodplannen van kracht worden, waardoor individuele bedrijven of hele sectoren (deels) worden stilgelegd.
De economische schade kan overigens ook meevallen. Huishoudens kunnen bijvoorbeeld hun extra opgebouwde spaargeld vanuit de coronacrisis gebruiken om koopkrachtverlies te compenseren, hoewel dit uiteraard geen permanente oplossing is. Krijgen we een zachte winter, dan raken de gasvoorraden minder snel op. Hierdoor is de kans groter dat de energieprijzen niet verder oplopen of zelfs wat dalen.
Investeringen staan onder druk
De investeringen van bedrijven reageren over het algemeen sterk op conjuncturele ontwikkelingen. De huidige situatie is daarop geen uitzondering. Onzekerheid over toekomstige economische activiteit en afnemende winstgevendheid zetten een rem op de bedrijfsinvesteringen. De vertrouwensindicator voor de industrie duidt al op afnemende groei (zie figuur 3). Steeds minder bedrijven verwachten productiegroei in de komende drie maanden. Daarnaast verhogen centrale banken wereldwijd stapsgewijs, maar in een behoorlijk tempo, hun beleidsrentes. Dit sijpelt door in de financieringskosten van bedrijven, wat de investeringsgroei in de weg zit. Al met al verwachten we voor 2023 een flinke krimp van de bedrijfsinvesteringen. Die is overigens deels te wijten aan incidenteel hogere investeringen in het tweede kwartaal van 2022, voornamelijk in schepen en vliegtuigen. Deze verhogen de groei in 2022, maar verlagen die in 2023.
De woninginvesteringen krimpen naar verwachting licht in 2023, na een flinke groei dit en vorig jaar. Hier speelt inflatie niet de hoofdrol, maar zorgen materiaal- en personeelstekorten ervoor dat er minder kan worden gebouwd dan gewenst. Ook nam het aantal verleende bouwvergunningen in het tweede kwartaal met 27 procent af ten opzichte van een jaar eerder. De door het kabinet gewenste toename van nieuwbouw is daarom nog niet terug te zien in de cijfers voor dit en komend jaar.
Export niet immuun voor de hoge inflatie
De export staat de komende kwartalen onder druk, omdat de economische groei naar verwachting ook bij onze belangrijkste handelspartners inzakt of zelfs omslaat in krimp (zie figuur 4). Dit raakt de vraag naar onze goederen en diensten. Ook hier is een abrupte grote schok niet waarschijnlijk, maar voorzien we een wat langer durende groeistagnatie en beperkte krimp. De sterke prestaties van de Nederlandse exportsector in de afgelopen kwartalen tonen aan dat deze er in beginsel goed voor staat, maar we verwachten niet dat die ontwikkeling zich voort blijft zetten.
Koopkrachtdaling laat zich stevig voelen
De hoge inflatie heeft de meest directe - en daarmee ook de grootste - impact op de koopkracht van huishoudens. Zonder fors overheidsingrijpen is het onontkoombaar dat de particuliere consumptie daaronder te lijden heeft. We voorzien daarom een krimp van de particuliere consumptie op jaarbasis van bijna 1 procent in 2023. Ook hier concentreert de krimp zich in het laatste kwartaal van dit jaar en het eerste kwartaal van volgend jaar. De consumptie herstelt daarna nauwelijks, omdat het algehele prijsniveau naar verwachting hoog blijft en lonen slechts gedeeltelijk meestijgen met het hogere prijsniveau. Het kabinet poogt een deel van het koopkrachtverlies te compenseren, maar kan niet voorkomen dat de koopkracht gemiddeld genomen voor veel huishoudens substantieel daalt.
Reële inkomens dalen historisch hard
De ontwikkeling van de reële inkomens (dus de inkomensstijging gecorrigeerd voor de inflatie) bepaalt voor een groot deel de ontwikkeling van de koopkracht. Inkomen bestaat voornamelijk uit loon, uitkeringsinkomen (inclusief pensioen) en inkomen uit eigen onderneming en vermogen. De gemiddelde loonstijging blijft dit jaar sterk achter bij de inflatie, met een reële loondaling van meer dan 8 procent als resultaat (zie figuur 5). Volgend jaar is deze vrijwel nihil, doordat zowel de loonstijging als de inflatie naar verwachting ongeveer rond de 5 procent uitkomt. Het uitkeringsinkomen ontwikkelt zich, met enige vertraging, in lijn met het gemiddelde loon, dus daalt in reële termen per saldo ook fors. Bij de aanvullende pensioenen weegt het positieve effect van de hogere rente op de dekkingsgraden meer op tegen het vermoedelijk lagere beleggingsrendement dan in vorige jaren. Indexatie ligt dus voor de hand, maar het is onduidelijk in welke mate dit kan.
De overheid grijpt in
Met de verwachte inkomensstijging zijn we er echter nog niet bij de koopkrachtontwikkeling. Deze hangt namelijk ook sterk af van het overheidsbeleid. Voor het huidige jaar heeft het kabinet diverse maatregelen genomen om de koopkracht te verbeteren. Een deel daarvan (accijnsverlaging brandstoffen, verlaging energiebelasting en verlaging btw-tarief energie) hebben de inflatie dit jaar iets verlaagd. Zonder deze maatregelen had de inflatie in augustus vermoedelijk boven de 16 procent gelegen in plaats van de uiteindelijke 13,6 procent. De overheid introduceerde daarnaast een energietoeslag van 1.300 euro voor huishoudens met een laag inkomen. Al met al komt de mediane koopkrachtverandering volgens het CPB uit op -6,8 procent, een in historisch perspectief ongekende krimp (zie figuur 6). Voor huishoudens met een laag inkomen is de daling kleiner vanwege de energietoeslag.
Voor 2023 voorziet het CPB een koopkrachtstijging van 0,6 procent, maar hierin is het koopkrachtpakket dat het kabinet op Prinsjesdag bekendmaakt nog niet verwerkt. Hoe het pakket er precies uitziet, is nog onbekend, maar veel maatregelen zijn al uitgelekt. Het ziet ernaar uit dat de maatregelen voor 2022 worden voortgezet. Dit zijn – op de energietoeslag na – allemaal generieke maatregelen waarvan het geld in grote mate terechtkomt bij huishoudens met een bovengemiddeld inkomen. Ze zijn daarmee ongericht; het kabinet had deze beter kunnen vervangen door maatregelen die zich op financieel kwetsbare groepen richten.
Het kabinet presenteert komende Prinsjesdag ook diverse nieuwe maatregelen. Een hoger minimumloon (inclusief koppeling met uitkeringen) en een hogere zorg- en huurtoeslag zijn heel specifiek gericht op huishoudens met een laag inkomen en daarom in deze situatie effectief. Dat ook de AOW-uitkering mee omhoog gaat, is veel minder gericht. De armoede onder ouderen is relatief laag, zodat specifieke steun voor ouderen met geen of een klein aanvullend pensioen effectiever was geweest. Van een hoger kindgebonden budget en een hogere arbeidskorting profiteren weliswaar ook huishoudens met een bovengemiddeld inkomen, maar het grootste deel komt wel degelijk terecht bij de financieel kwetsbare groep. De verlaging van het tarief van de eerste schijf in de inkomstenbelastingen is ongericht, omdat iedereen met een inkomen hiervan profiteert en omdat mensen met een laag inkomen normaliter al (vrijwel) geen inkomstenbelasting betalen.
Het kabinet zoekt (gedeeltelijke) dekking voor de steunmaatregelen bij het bedrijfsleven en vermogenden. De exacte vormgeving bepaalt of de maatregelen verstandig zijn, maar ze gaan vrijwel zeker in de goede richting voor een structurele verbetering van het belastingstelsel.
Onder de streep daalt de consumptie van huishoudens
Vermoedelijk verkleint het koopkrachtpakket voor 2023 de koopkrachtdaling voor veel mensen. Het is beter gericht op financieel kwetsbare huishoudens dan het maatregelenpakket van 2022, al had het nog beter gekund. Of het voldoende is, is op basis van de beschikbare informatie nog niet te bepalen. Wel is duidelijk dat de overheid sowieso niet iedereen volledig kan compenseren. Nederland wordt collectief armer door de duurdere geïmporteerde energie. We verwachten dan ook dat de afnemende consumptie van huishoudens een grote bijdrage levert aan de voorspelde economische krimp.
Maar ook als het financieel wel mogelijk was geweest iedereen te compenseren, zou dat deels averechts werken. Het aanjagen van de productiekant van de economie is lastig gezien de tekorten op de arbeidsmarkt en op de internationale markten voor grondstoffen, halffabricaten en eindproducten. Een te grote impuls vanuit de overheid zorgt daarom vrijwel zeker voor nog hogere inflatie, die de koopkracht van huishoudens vervolgens weer verder uitholt. Het plan om elders de belastingen te verhogen, past goed bij het streven om de omvang van de totale stimulans zo beperkt mogelijk te houden.