Onderzoek
Informatiegehalte internationale investeringsstatistieken neemt af
Om te begrijpen hoe protectionistisch beleid uitwerkt moet niet alleen naar handel, maar ook naar de spreiding van directe buitenlandse investeringen (DBI) worden gekeken. Die data worden vertekend door fiscaal gedreven ‘omwegen’, waardoor DBI-statistieken slecht inzicht geven in de locatie van DBI.
In het kort
Inleiding
In de discussie over globalisering gaat het vaak over de gevolgen van vrijhandel en vrij internationaal kapitaalverkeer (Boonstra, 2018).[1] Ook de rol van directe buitenlandse investeringen (DBI) wordt daarbij vaak genoemd.[2] Veel internationaal opererende ondernemingen hebben vestigingen in het buitenland. Dat kan gaan om verkooppunten, maar ook om productielocaties. Zo hebben de Verenigde Staten (VS) veel investeringen in Europa, en vice versa. Ook Japanse automobielproducenten hebben omvangrijke productielocaties in de VS. DBI kunnen een aanvulling op internationale handel zijn, maar het kan ook zijn dat bedrijven productie naar het buitenland verplaatsen als vervanging van de uitvoer van producten. Ook kunnen DBI dienen om tariefmuren te omzeilen. In dat geval spreekt men van tariff jumping.
Doordat de belangrijkste ontwikkelde economieën onderling sterk verweven zijn met zowel handelsstromen als DBI, wordt de invloed van protectionistische maatregelen steeds onvoorspelbaarder. Het gaat al lang niet meer alleen om de gevolgen op handelsstromen, die op zichzelf ook al behoorlijk onvoorspelbaar zijn (Erken & Tulen, 2017). Doordat internationale ondernemingen wereldwijd hebben geïnvesteerd in buitenlandse vestigingen kunnen landen elkaar ook op dat vlak behoorlijk dwarszitten. Als bijvoorbeeld de VS importheffingen invoeren op producten uit China, kan China op zijn beurt, als het de Amerikanen wil terugpakken, Amerikaanse bedrijven met vestigingen in China het leven zuur maken. De Amerikanen zijn wat dit betreft relatief kwetsbaar, omdat zij meer investeringen in het buitenland hebben dan omgekeerd (tabel 1). Om goed zicht te krijgen op de gevolgen van protectionistisch beleid moet dus niet alleen worden gekeken naar de internationale handelsstromen, maar moeten ook de directe investeringsposities in beschouwing worden genomen.
De spreiding van de DBI over landen zoals die uit de statistieken naar voren komt wordt mede bepaald door fiscale overwegingen. Ondernemingen trachten hun belastingafdracht te verlagen door hun investeringsactiviteiten via landen met een gunstig belastingklimaat te loodsen. Dit artikel illustreert de omvang van dit probleem aan de hand van de Amerikaanse buitenlandse investeringspositie. De reden voor deze keuze is dat het Amerikaanse Bureau for Economic Analysis (BEA) zeer gedetailleerde data over dit onderwerp publiceert. Het is dus niet zo dat het onderwerp van deze Special een typisch Amerikaans verschijnsel betreft. Fiscaal gedreven beleggings- en investeringsstromen zijn geen Amerikaans, maar een mondiaal verschijnsel.
Eerst brengen wij op grond van het beschikbare materiaal in kaart welke landen in de VS investeren en omgekeerd. Uit onze analyse zal snel blijken dat het informatiegehalte van de beschikbare data te wensen overlaat. Het blijkt, dat veel directe investeringen om fiscale redenen via landen met een vriendelijk belastingregime worden geloodst.[3] Men spreekt in dit kader wel van tax treaty shopping (Weyzig, 2013). Als gevolg van dit gedrag valt uit de gepubliceerde statistieken niet meer goed te achterhalen waar het geld van DBI vandaan komt of waar het naartoe gaat. Daardoor wordt het nog onvoorspelbaarder hoe protectionistische maatregelen zullen uitpakken.
[1] Deze Special gaat met name over de internationale handel en gevolgen van directe vesteringen in het buitenland. Het kapitaalverkeer uit hoofde van internationaal beleggen blijft buiten beschouwing.
[2] Bekend als Foreign Direct Investment (FDI) in het Engels. Dit betreft grensoverschrijdende kapitaalstromen in productiefaciliteiten. Het kan daarbij gaan om investeringen in nieuwe productiecapaciteit of om de overname van een bestaand bedrijf. DBI betreffen dus investeringen met zeggenschap. Hierin wijkt het af van een belegging.
[3] In het Engels veelal aangeduid als een conduit country.
De Amerikaanse investeringspositie
De Verenigde Staten vormen de grootste en meest dynamische economie ter wereld. Mede daarom trekken zij veel investeringen vanuit het buitenland aan. Omgekeerd investeren de VS de laatste eeuw, en zeker na de Tweede Wereldoorlog, veel in het buitenland. Onderstaande tabel geeft dit weer voor 2016.[4]
[4] De naar land uitgesplitste investeringsdata waren op moment van schrijven voor 2017 nog niet beschikbaar.
Het eerste wat opvalt uit deze tabel is dat de Verenigde Staten, hoewel het een land is met een internationale debet-positie (wat wil zeggen dat het buitenland meer bezittingen in de VS heeft dan omgekeerd), aanzienlijk meer directe investeringen in het buitenland aanhouden dan omgekeerd. Daar staat tegenover dat buitenlanders heel veel geld hebben belegd in (relatief laag renderende) Amerikaanse staatsobligaties. De gunstige samenstelling van de Amerikaanse buitenlandse bezittingen, met hun nadruk op directe investeringen en aandelenbeleggingen, is daarmee één van de verklaringen waarom de VS, ondanks de netto schuldpositie, toch een positieve primaire inkomstenbalans hebben (Boonstra, 2017).[5]
[5] De VS zijn een netto-schuldenland. Deze netto stand is het saldo van grote Amerikaanse buitenlandse bezittingen en nog grotere Amerikaanse verplichtingen aan het buitenland. Het in de tekst beschreven effect komt er kort gezegd op neer dat het rendement op de Amerikaanse bezittingen zo groot is, dat dit de financiële last op de op zichzelf grotere schuldpositie toch overtreft.
De Amerikaanse investeringspositie nader bekeken
Het valt op hoe groot het aandeel van Nederland in de Amerikaanse investeringspositie is. Hier speelt wel een bijzonder effect. Maar liefst tachtig procent van de Amerikaanse directe investeringen in ons land betreft zogeheten holding companies. Dergelijke bedrijven worden in het Nederlands aangeduid als bijzondere financiële instellingen of BFI. Het gaat om administratiekantoren, de uiteindelijke productie vindt veelal elders plaats. In de praktijk betekent dit dat het Amerikaanse moederbedrijf investeert in de in dit voorbeeld in Nederland gevestigde holding, die de middelen vervolgens weer investeert in productielocaties elders in de wereld, waarbij niet uit de statistieken kan worden afgelezen welke landen dat dan betreft. De daar behaalde winsten slaan vervolgens neer in Nederland. Dit verhoogt op zijn beurt ook weer enigszins het overschot op de rekening van Nederland (Groenewegen en Van Schoot (2017).
Dergelijke constructies zijn in hoge mate gedreven door fiscale motieven. Hoe groot een dergelijk effect is valt af te lezen uit de volgende grafiek, die is ontleend aan Jenniges en Fetzer (2016).[6] Deze figuur geeft de spreiding van Amerikaanse buitenlandse investeringen per land weer. Daarbij wordt zowel de waarde van de buitenlandse investering, als de bijdrage die deze levert aan de productiewaarde van de totale Amerikaanse buitenlandse investeringen weergegeven. De data, die betrekking hebben op 2013, laten zien dat ons land een aandeel had van ruim 16% in de Amerikaanse buitenlandse investeringen, maar dat in ons land maar 1,3% van de productiewaarde wordt gegenereerd. Daarmee bevindt ons land zich in het gezelschap van Luxemburg en erkende belastingparadijzen als Bermuda en de Britse Caraïbische gebieden (w.o. Maagdeneilanden en Kaaimaneilanden).
[6] Merk op, dat de analyse in de hoofdtekst uitsluitend gaat over internationale investeringsstromen door bedrijven. Het speelt echter ook bij private beleggingsstromen. Veel privaat vermogen wordt aangehouden in fiscaal vriendelijke landen. Voor een deel betreft het vluchtkapitaal dat niet in reguliere statistieken valt te traceren. Voor een bespreking van het verschijnsel kapitaalvlucht, zie Boonstra 2017b.
Nederland is niet alleen de belangrijkste ontvanger van Amerikaanse investeringen, maar Nederlandse ondernemingen behoren ook tot de grootste investeerders in de Amerikaanse economie. Dit is overigens geen nieuwe ontwikkeling, al in de negentiende eeuw waren Nederlanders belangrijke investeerders in de VS.
Ook hier speelt vandaag de dag echter een stevige vertekening. Tegenwoordig is het namelijk zo dat de Nederlandse DBI in de VS voor een groot deel bestaan uit investeringen vanuit andere landen die via Nederland worden verricht. De uiteindelijke eigenaar, aangeduid als de utimate beneficiary owner, bevindt zich dus elders. Dit staat weergegeven in de volgende tabel, die wederom gebaseerd is op data van het Amerikaanse Bureau of Economic Analysis.
Deze tabel laat zien dat Nederland dus niet alleen een doorgeefluik is voor Amerikaanse investeerders die via ons land in derde landen investeren, zoals hiervoor uiteengezet, maar dat omgekeerd ook investeerders in derde landen via ons land in de VS investeren. Van de USD 283 miljard die vanuit ons land in de VS zijn geïnvesteerd, is USD 145 miljard uiteindelijk in bezit van niet-Nederlandse eigenaren. Ook hier blijkt niet uit de statistieken in welke landen deze investeerders zich bevinden. Er wordt voor een aanmerkelijk hoger bedrag aan investeringen vanuit derde landen via ons land naar de VS doorgesluisd dan bijvoorbeeld via de Britse Caraïbische eilanden (w.o. Maagdeneilanden, Kaaiman eilanden) en Zwitserland. Ons land moet wat dit betreft alleen Luxemburg voor laten gaan.
Opmerkelijk is ook de positie van Ierland. Hier zie je juist dat Ierse bedrijven grootschalig via andere landen in de VS investeren. Een vergelijkbaar beeld kan, zij het in mindere mate, worden waargenomen bij Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (VK). In het specifieke geval van Ierland speelt dat Amerikaanse bedrijven hun eigendomsstructuur zo aanpassen dat zij optimaal van internationale belastingverschillen kunnen profiteren. Ierland trekt hoofdkantoren van buitenlandse bedrijven aan via forse belastingvoordelen. Amerikaanse bedrijven kunnen zich via een zogeheten ‘corporate inversion’ omvormen tot een Iers bedrijf, waarmee zij profiteren van de lage Ierse belastingvoeten. Zo’n bedrijf is verregaand een lege huls, omdat de echte productie nog steeds vooral in de VS plaatsvindt. Vervolgens kan dit Ierse ‘moederbedrijf’ weer activiteiten in de VS ontplooien via een holding in Nederland, dat een voordelig belastingbedrag met Ierland heeft (Jenniges & Fetzer, 2016). Dan staat een in de VS gevestigd bedrijf met Amerikaanse aandeelhouders maar met een holding in Nederland en een hoofdkantoor in Ierland opeens in de statistieken als een Nederlandse directe investering in de VS, met Ierland als de ultimate beneficiary owner.
Verder wordende winsten die internationaal opererende bedrijven in het buitenland behalen vaak niet gerepatrieerd, maar weer elders binnen het concern geïnvesteerd. Op deze manier kan belastingheffing op gerepatrieerde winsten worden uitgesteld. Uit dit alles blijkt dat de vormgeving en allocatie van Amerikaanse buitenlandse investeringen in hoge mate worden bepaald door het streven de belastingdruk te minimaliseren (Desai, Foley & Hines, 2006). Deze conclusie uit 2006 doet vandaag de dag waarschijnlijk nog meer opgeld dan twaalf jaar geleden. Het onbedoelde neveneffect van dit alles is dat het informatiegehalte van de statistieken over de spreiding van internationale directe investeringen er in de loop der jaren bepaald niet op vooruit gaat.
Conclusie
Protectionistisch beleid heeft niet alleen potentiële gevolgen voor de internationale handels- en beleggingsstromen, maar kan ook gevolgen hebben voor de positie van in het buitenland verrichte directe investeringen. Als men op basis van de statistieken inzake de DBI in kaart wil brengen hoe die gevolgen kunnen uitpakken, wordt dit onderzoek bemoeilijkt doordat veel buitenlandse investeringen via landen met een vriendelijk fiscaal regime worden geleid. Dit is geïllustreerd aan de hand van de Amerikaanse investeringspositie, omdat het Bureau of Economic Analysis data daarover beschikbaar heeft. Door deze vertekening is het onduidelijk waar de buitenlandse investeringen van de VS zich bevinden en welke landen in de VS investeren.
Literatuur
Boonstra, W.W. (2018), Ricardo’s inzichten staan nog recht overeind, Rabobank Special, augustus 2018
Boonstra, W.W. (2017a), De houdbaarheid van de Amerikaanse externe schuldpositie, Rabobank Special, 3 augustus 2017
Boonstra, W.W. (2017b), Kapitaalvlucht. Wat is het, kun je het meten en is het erg?, Rabobank Special, 31 augustus 2017
Groenewegen, J. & van Schoot, D., Nederland en Duitsland sparen veel, maar waarom eigenlijk?, Rabobank Special, september 2017
Desai, M.A., Foley, C.F. & J. R. Hines Jr. (2006), Taxation and Multinational Activity: New Evidence, New Interpretations, Research Spotlight, Survey of Current Business, February
Erken H. & M. Tulen (2017), US global value chain integration: a major impediment for Trump’s protectionist trade agenda, Rabobank Special, 30 juni 2017
Jenniges, D.T. & J.J. Fetzer (2016), Direct Investment Positions for 2016. Country and Industry Detail, Survey of Current Business, July
Nieuwkerk, M. van (2005), Hollands Gouden Glorie. De financiële kracht van Nederland door de eeuwen heen, Becht, Haarlem
Weyzig, F. (2013), Taxation and development, Proefschrift, Radboud Universiteit Nijmegen, November 2013