Onderzoek
Duitse economie is gezonder dan deze lijkt
De Duitse economie is onderliggend sterker dan recente cijfers doen vermoeden. Het begrotingsbeleid is expansief en de binnenlandse bestedingen zijn relatief krachtig.
Scherpe groeivertraging in tweede helft van 2018
De Duitse economie is in de tweede helft van 2018 scherp vertraagd. Daarbij speelden meerdere factoren tegelijk een rol. De Duitse uitvoer werd hard geraakt door de mondiale groeivertraging. Als gevolg van een reeks onzekerheden, waaronder de handelsoorlog tussen de VS en China, de Brexit-saga en een groeivertraging in China liep wereldwijd de vraag naar kapitaalgoederen terug. Duitsland heeft hiervan bovengemiddeld last, omdat het een van de belangrijkste producenten van kapitaalgoederen is. Verder behoren zowel de VS, China als het VK tot de grootste exportmarkten voor Duitse producten.
Ook binnenlandse factoren speelden een rol. In de auto-industrie stortte aan het eind van het derde kwartaal de vraag en de productie van auto’s scherp in, omdat de industrie problemen had bij het voldoen aan nieuwe Europese emissiestandaarden. Dit probleem speelde weliswaar in meerdere landen, maar raakte Duitsland extra hard, omdat de auto-industrie bovengemiddeld belangrijk is voor de economie. Na de scherpe krimp van de autoproductie in september (-30%) trad weliswaar al snel enig herstel op, maar dit was vooralsnog niet genoeg om deze productiedaling te compenseren. Een specifiek knelpunt voor de Duitse economie waren de lage waterstanden in de Rijn, die leidden tot moeilijkheden in de bevoorrading van de Duitse industrie. Dit effect speelt inmiddels niet meer. Verder kent Duitsland knelpunten op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is laag en dalend en de groei is in toenemende mate afhankelijk van nieuwe instroom. Maar de beroepsbevolking veroudert en dreigt te krimpen als gevolg van vergrijzing. Het Duitse onderzoeksinstituut DIW berekende al eens dat jaarlijks 0,2% van de Duitse bbp-groei wordt gedragen door buitenlandse werknemers. De Duitse afhankelijkheid van arbeidsmigranten zal de komende jaren alleen maar groter worden.
Binnenlandse bestedingen lopen goed
De problemen in de Duitse industrie, die op zichzelf genomen zeker serieus moeten worden genomen, maskeren een beetje de gezonde ontwikkeling van de binnenlandse vraag. Die bestedingen steunen op de particuliere consumptie, de overheidsbestedingen en de investeringen in woningbouw.
De particuliere consumptie wordt gedreven door een positieve ontwikkeling van de koopkracht, als gevolg van de jarenlange krapte op de Duitse arbeidsmarkt, die op zijn beurt steunt op een stevige loongroei en lagere lasten. De Duitse Instituten, dat zijn prominente economische onderzoeksinstellingen die tweemaal per jaar met een gemeenschappelijke prognose komen, wijzen in hun voorjaarsprognose op een toename van de nominale uurlonen met 4,6% in 2018 en 2019, die in 2020 wat terugvalt tot iets meer dan een nog steeds acceptabele van 3%. Verder is sprake van een lastenverlichting. Door dit alles zal de koopkracht, dus na inflatiecorrectie, dit en volgend jaar toenemen met respectievelijk 1,5% en 1,3%. De overheid voert niet alleen lastenverlichtingen door, maar investeert zelf ook in onder meer infrastructuur. Alles bij elkaar becijferen de Instituten dat de overheid in 2019 zorgt voor een bijdrage aan de bbp-groei van 0,7%-punt. Volgend jaar zal het overheidsbeleid weliswaar minder, maar nog steeds een acceptabele 0,4%-punt bijdragen aan de economische groei. De woningbouw profiteert eveneens van de hogere inkomens en de gunstige leenvoorwaarden.
Deze tamelijk gunstige ontwikkelingen spelen zich af tegen de achtergrond van een overschot op de overheidsbegroting, een dalende staatsschuld en een lage en verder teruglopende werkloosheid. Al met al geen slecht beeld.
2019 wordt beter dan het lijkt
Onlangs verlaagden wij onze raming voor de Duitse economische groei voor 2019 van 1,8% naar 1,2%. Ook de Duitse onderzoeksinstituten stelden in hun gezamenlijke voorjaarsprognose hun groeiverwachting voor 2019 zelfs neerwaarts bij naar 0,8%. Toch blijven de onderzoeksinstellingen hameren op de onderliggende kracht van de economie, waarbij zij stellen dat de economie het opwaartse pad alweer is ingeslagen. De meest recente sentiments-indicatoren van het IFO lijken dit beeld te ondersteunen, al is één waarneming nog niet genoeg om wat dit betreft een harde conclusie te trekken (grafiek 1).
Het op het oog zwakke groeicijfer van 0,8% is dan ook vooral het gevolg van de doorwerking van de zwakke tweede helft van 2018. De zogeheten ‘overloop’ uit vorig jaar is daardoor geheel weggevallen. Hoewel de instituten al vanaf het eerste kwartaal licht groeiherstel zien, dat vanaf het tweede kwartaal versterkt doorzet, valt het groeicijfer voor het jaar als geheel hierdoor toch lager uit dan eerder geraamd omdat de groei in 2019 door het zwakke einde van 2018 op een lager niveau begint. Maar er zal wel weer een positieve overloop zijn vanuit 2019 naar 2020. Voor volgend jaar houden zij daarom vast aan de eerder door hen geraamde volumegroei van 1,8%, waarbij wel de kanttekening past dat 2020 meer werkdagen heeft dan 2019. De tweede factor, die ook al eerder door ons was benoemd in ons commentaar van december 2018, betreft het feit dat de stevige toename van de binnenlandse bestedingen er ook toe leidt dat de Duitse invoer relatief hard groeit. Doordat de komende jaren de invoergroei die van de uitvoer zal overtreffen, levert de externe sector per saldo een negatieve groeibijdrage. Dit betekent wel dat de Duitse economie een positieve groei-impuls verschaft aan de omringende landen. Die zien immers dankzij de Duitse vraag een positieve groeibijdrage vanuit hun exportsector.
Het geheel overziend resteert het beeld van een economie die een gestage groei laat zien, maar in vergelijking met een paar jaar geleden wel op een wat lager groeipad is beland. Een Duitse recessie ligt op dit moment dan ook niet in de lijn der verwachtingen. Het groeibeeld is echter niet vrij van risico’s. Met name de internationale omgeving, met de smeulende handelsoorlog tussen de VS en hun handelspartners en de nog altijd onzekere uitkomst van het Brexit-proces, blijft een bron van zorg. Mocht hierdoor de Duitse harder uitvoer worden geraakt dan nu wordt voorzien, dan zal bbp-groei lager uitvallen. Daar staat tegenover dat de regering bij de verkiezingen in 2021 graag haar meerderheid in de Bondsdag wil behouden. Een gunstig economisch beeld kan daar zeker bij helpen. Dan is het een prettige bijkomstigheid dat een overschot op de overheidsbegroting van 1,2 procent in 2019 en een tot ruim onder de 60% bbp gedaalde staatsschuld de nodige ruimte bieden voor een expansiever begrotingsbeleid. Er tevens vanuit gaande dat van een dergelijk beleid, in het licht van de krapte op de arbeidsmarkt aldaar, tot vrij aanzienlijke spill-overs naar andere Eurolanden leidt, zou ook het Europese groeibeeld ten goede komen in de komende jaren.