Update
Inflatiemonitor Nederland (september) – Prijsplafond verlicht inflatiepijn voor consument
Inflatie is terug van weggeweest en domineert momenteel het economische nieuws. Een sterke stijging van het algemene prijspeil kan de koopkracht van huishoudens uithollen en de winsten van bedrijven aantasten. In deze maandelijkse inflatiemonitor voor de Nederlandse economie geven we duiding aan de inflatiecijfers en presenteren we onze inflatieverwachtingen. Voor meer technische informatie verwijzen we naar de laatste paragraaf van deze publicatie.
In het kort
Flashcijfers voor september 2022
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft het (voorlopige) inflatiecijfer voor september 2022 gepubliceerd: 17,1 procent (zie figuur 1). Dit betekent dat het gemiddelde consumentenprijspeil in september 17,1 procent hoger lag dan in dezelfde maand een jaar geleden. We hadden zelf een inflatiecijfer voor september verwacht van 14,3 procent (zie verwachtingen verderop).
Bijdrage energie neemt weer toe
De inflatie kwam in september wederom hoger uit dan een maand geleden en bereikt daarmee een nieuwe recordhoogte (zie figuur 1 en tabel 1). Het hogere cijfer voor september komt vooral door een toename van de energieprijsstijging. De energieprijzen lagen in september 113,8 procent hoger dan in dezelfde maand één jaar geleden. Daarmee levert de categorie energie met 10,4 procentpunt wederom de hoogste bijdrage aan het totale inflatiecijfer. Dit komt met name door hogere gas- en elektriciteitsprijzen. Wij schatten dat de gemiddelde energierekening, zoals het CBS die definieert, met 190 procent is opgelopen in september ten opzichte van een jaar geleden. De energierekening steeg zelfs met bijna 24 procent in vergelijking tot augustus. In tegenstelling tot de gas- en elektriciteitsprijzen daalden de prijzen aan de pomp voor benzine en diesel juist op maandbasis in september. De consument was gemiddeld 10 cent minder kwijt per liter benzine in september dan in augustus.
Energierekening loopt op, maar minder hard dan inflatiecijfers doen vermoeden
Door de berekeningswijze van het CBS wordt de daadwerkelijk gevoelde inflatie voor veel huishoudens overschat. Het CBS gaat er immers vanuit dat alle ruwweg 8 miljoen huishoudens te maken hebben met een variabel energiecontract, terwijl dat in de praktijk veel huishoudens nog steeds een vast energiecontract hebben. Daarnaast kijkt het CBS naar de kosten van een nieuw variabel contract, terwijl de tarieven die energiemaatschappijen rekenen voor bestaande klanten met een variabel tarief veelal lager liggen dan van zo’n nieuw contract (zie ook dit FD-artikel).
De overschatting van de inflatiepijn is duidelijk zichtbaar wanneer we de HICP-inflatiecijfers afzetten tegen de prijsdeflator uit de Nationale Rekeningen (NR). Op basis hiervan zou je kunnen concluderen dat de daadwerkelijke inflatie zo’n 40 procent lager ligt dan de HICP-cijfers (zie figuur 2). Ook in de NR is de inflatie voor consumenten inmiddels opgelopen tot boven de 7 procent en dit cijfer heeft betrekking op juli. Het ligt voor de hand dat de daadwerkelijke inflatiecijfers voor de maanden augustus en september daar zeker nog een stuk boven liggen.
Ook in onze transactiedata zien we een minder dramatisch beeld dan in de HICP-cijfers (zie dit rapport). In juli 2022 had 61 procent van de consumenten te maken met een stijging van de energierekening ten opzichte van augustus 2021 (zie figuur 3).
Van de 60 procent die te maken had met een stijging van de energierekening, had 11,6 procent een rekening die meer dan 100 euro hoger was dan in augustus vorig jaar. Dat zijn veel forsere toenames dan in het verleden, maar is minder dramatisch dan de inflatiecijfers doen vermoeden.
Wel krijgen steeds meer huishoudens te maken met een variabel duurder tarief. Ook dient bij deze analyse de kanttekening te worden geplaatst dat een deel van de huishoudens een te laag termijnbedrag heeft staan, waardoor er potentieel een forse financiële tegenvaller volgt bij de eindafrekening. Ter illustratie: uit berichtgeving van de NOS blijkt dat bij klanten van Vattenfall één op de tien 200 euro te weinig betaalt. We verwachten wel dat de kosten voor huishoudens tot eind dit jaar nog zullen stijgen. Per 1 januari verandert de impact van de energie-inflatie voor huishoudens drastisch vanwege het door het kabinet aangekondigde prijsplafond op de energierekening voor huishoudens (zie verderop in deze publicatie).
Geopolitieke spanningen lopen op in Europese energiecrisis
De energiecrisis in Europa blijft escaleren. Het aandeel Russisch gas in de totale gasinvoer van de Europese Unie is inmiddels gedaald van 40 procent naar naar schatting 15 procent. Rusland heeft de gastoevoer naar Duitsland vrijwel volledig stilgelegd. Daarnaast zijn op 27 september meerdere lekken ontdekt in de Nordstream I-pijpleiding, die gas vervoert van Rusland naar Europa. Er wordt aangenomen dat de lekkage is veroorzaakt door middel van ontploffingen en dat er sprake is van sabotage. Secretaris-generaal van de NAVO Jens Stoltenberg heeft aangegeven dat opzettelijke aanvallen op de kritieke infrastructuur van de NAVO-lidstaten kunnen rekenen op een eensgezinde en doortastende reactie. Momenteel is nog niet duidelijk wie er achter de sabotage zit en Europese leiders komen in de eerste van week van oktober bijeen om de situatie te bespreken.
Ook is de consumptie van gas in de aanloop naar het stookseizoen toegenomen. Dit vanwege een relatief koude laatste septemberweek. De Duitse netwerkbeheerder heeft al de noodklok geluid door de sterke stijging van de consumptie, die 14,5 procent boven het gemiddelde van de afgelopen drie jaren in deze periode lag. Ook breder in Europa is zichtbaar dat de gasconsumptie hoger ligt dan gemiddeld vanwege de relatief koude septembermaand.
Hieruit kan overigens niet direct de conclusie worden getrokken dat er geen besparing op gasverbruik plaatsvindt bij huishoudens en bedrijven. Daarvoor zou het daadwerkelijke gasverbruik moeten worden afgezet tegen het verwachte verbruik, gegeven de gemiddelde temperatuur en economische activiteit (zie voor een model dit rapport). We hebben momenteel nog te weinig data om te bepalen hoe omvangrijk de besparing op gasverbruik in augustus en september is.
Voedselprijsinflatie: een zwaluw maakt nog geen zomer in supermarktland
Volgens het CBS is de voedingsprijsinflatie licht gedaald ten opzichte van augustus. Stegen de consumentenprijzen voor voedingsmiddelen in augustus nog met 10,8 procent ten opzichte van een jaar eerder, voor september berekent het CBS een inflatie van 10,5 procent. Puur op basis van de schapprijzen in de supermarkt zien wij deze maand-op-maand prijsdaling overigens niet. Volgens onze data zijn de schapprijzen afgelopen maand gemiddeld juist een half procentpunt gestegen ten opzichte van eind augustus. September is traditioneel wel een sterke promotiemaand met veel aanbiedingen, zeker in vergelijking tot vakantiemaand augustus. Dat kan het verschil met de CBS-cijfers verklaren.
Inflatieverwachtingen
Onze inflatieverwachting (HICP) voor 2022 stijgt naar gemiddeld 12,4 procent (was 11,4 procent). Deze verhoging komt niet alleen door de hoger dan verwachte realisatie van het septembercijfer, maar ook vanwege herkalibratie van onze inflatiemodellen waardoor de inflatiecijfers voor de laatste drie maanden van het jaar opwaarts zijn bijgesteld (zie figuur 4).
Onze inflatieverwachting voor 2023 komt uit op 4 procent. Deze is sterk verlaagd vanwege de implementatie van het prijsplafond op de energierekening voor huishoudens per 1 januari 2023. In onze oude voorspelling zonder prijsplafond gingen we uit van een inflatiecijfer van 6 procent. De introductie van de aangekondigde beleidswijzigingen tijdens Prinsjesdag zorgt dus voor een 2 procentpunt lager inflatiecijfer in 2023. Het prijsplafond op zichzelf drukt de inflatie overigens met meer dan 2 procentpunt, namelijk 2,15 procentpunt. Bovendien zorgt de verlenging van de lagere accijns op benzine en diesel voor een neerwaarts effect van 0,16 procentpunt. Het terugdraaien van de verlaging van de energiebelasting verhoogt de inflatie juist met 0,35 procentpunt.
Prijsplafond energie biedt verlichting aan huishoudens
Het ontwerp van het aangekondigde prijsplafond voor energieprijzen staat nog niet vast, maar een kamerbrief wordt spoedig verwacht. Naar verwachting wordt het plafond ingevoerd per 1 januari 2023 voor één jaar en werkt het op basis van een volumegrens voor ‘normaal verbruik’ van waarschijnlijk 1200 m3 en 2400 KWh voor elektriciteit. Het is momenteel nog onduidelijk of het prijsplafond gaat gelden voor het variabele of het volledige tarief. Wij nemen aan dat het kabinet kiest voor het laatste. Het volledige tarief is inclusief belastingen en een opslag voor vaste kosten. De overheid neemt dus een groter gedeelte van de rekening voor haar rekening wanneer het plafond op het volledig tarief komt te liggen.
Besparing op de energierekening
Een gemiddeld huishouden met een variabel contract is door het prijsplafond volgend jaar een stuk minder kwijt aan de energierekening. De rekening voor dit huishouden komt volgend jaar volgens onze schattingen uit op 3000 euro (zie figuur 5). Wanneer alleen de energiebelasting zou zijn verlaagd, dan zou de energierekening zijn uitgekomen op 4600 euro. Had het kabinet helemaal geen maatregelen genomen na 1 januari 2023, dan zou de energierekening zelfs op kunnen lopen tot 5000 euro gemiddeld. Deze schattingen zijn gebaseerd op onze eigen verwachtingen voor de gas- en elektriciteitsprijzen, die hoger liggen dan de marktverwachting. Gebruiken we in plaats van onze eigen ramingen de huidige futurescurve voor de gasprijzen van september, dan valt de verwachte besparing voor huishoudens lager uit (zie figuur 5).
Vanwege de lagere energierekening door het prijsplafond daalt de inflatie in 2023 met zo’n 2,1 procentpunt. Wanneer we ook het kabinetsbesluit meenemen dat de verlaging van de energiebelasting vervalt, dan daalt de inflatie met 1,8 procentpunt.
Prijsplafond kan wel een hele dure maatregel worden
Hoe hoog de kosten van het prijsplafond precies gaan uitvallen is lastig te zeggen. Wanneer we, net als het CPB in de MEV, uitgaan van de futurescurve van juli, dan zou het prijsplafond voor huishoudens naar verwachting 5,1 miljard gaan kosten (zie figuur 6). Gaan we in plaats daarvan uit van de huidige marktverwachting, dan lopen de verwachte kosten al op tot ruim 7,4 miljard euro. De maatregel loopt nog verder in de papieren wanneer we uitgaan van onze eigen verwachtingen voor de gas- en elektriciteitsprijzen. De kosten zouden dan uitkomen op 12,6 miljard. Dit is al een flink bedrag, terwijl de kosten van een prijsplafond voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) hier nog niet in zijn meegenomen.
Al met al stelt de overheid zich bloot aan een flink prijsrisico. Die kosten kunnen nog hoger uitpakken wanneer de aankomende winter strenger blijkt te zijn dan gemiddeld. Bovendien is het niet uitgesloten dat er nieuwe verstoringen optreden op de Europese gas- en elektriciteitsmarkt. Tot slot is de vraag hoe tijdelijk dit prijsplafond uiteindelijk zal zijn. Wanneer de gasprijzen eind volgend jaar nog steeds erg hoog zijn, zal discontinuïteit van het beleid in 2024 zorgen voor een fikse oploop van de energierekening van huishoudens met een variabel contract. Dan wel zal de druk op de overheid groot zijn om de maatregelen te verlengen.
Voedselprijsverwachting: niet te vroeg juichen
De lager dan verwachte voedingsprijsinflatie in september is geen reden om met veel optimisme naar de komende maanden te kijken. Ook voedingsproducenten worden geraakt door deze hoge gas- en elektriciteitsprijzen. De kosten voor menig voedingsproducent lopen daardoor nog altijd verder op. Veel warme bakkers zijn de wanhoop nabij en de hogere energieprijzen worden over de volle breedte van de voedingsmiddelenindustrie gevoeld. Kunstmest, koeling, maalderijen en bijvoorbeeld verpakkingen zijn ook zeer energie-intensief. Deze nieuwe ronde aan kosteninflatie betekent dat de druk op supermarkten om de consumentenprijzen verder te verhogen de komende maanden aanhoudt.
Uiteindelijk zal de voedingsprijsinflatie dit jaar afvlakken, maar dat is niet direct goed nieuws. In verschillende agri-grondstoffen zien we bijvoorbeeld dat het vooruitzicht op vraaguitval door de verwachte economische recessie druk zet op de prijzen. Dat lijkt positief, maar ondertussen hangt de recessie wel als een zwaard van Damocles boven veel afzetvolumes. Daarnaast zagen we vorig jaar oktober dat de eerste consumentenprijzen – in koffie bijvoorbeeld – begonnen op te lopen. Dit zal het gerapporteerde inflatiecijfer drukken, want dat wordt op jaarbasis gemeten. Niet dat de consument daar meteen veel aan heeft, want de torenhoge consumentenprijzen zelf gaan vooralsnog niet omlaag.
Sterke fiscale beleidsreactie in Nederland en Europa: voorbode voor hardnekkige inflatie?
Met Prinsjesdag heeft het kabinet een omvangrijk pakket aan maatregelen van maar liefst 17 miljard euro aangekondigd om de negatieve koopkrachteffecten voor huishoudens te mitigeren. Enkele van de maatregelen zijn een verhoging van het minimumloon, een verhoging van de huurtoeslag, de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de arbeidskorting en het doorzetten van de energietoeslag voor mensen met een laag inkomen. Het prijsplafond van de energierekening is in de berekening niet meegenomen. Op basis van onze eigen inschatting kost het prijsplafond de schatkist zo’n 12,6 miljard, maar daar moet wel de besparing vanaf worden getrokken die wordt gerealiseerd door het terugdraaien van de verlaging van de energiebelasting voor huishoudens het mkb (van 5,3 miljard). Al met al zou het pakket dus uit kunnen komen op bijna 25 miljard euro. Dit pakket levert een sterke fiscale impuls op voor de economie in een periode dat de Nederlandse economie al boven de maximale capaciteit draait (zie figuur 7).
Er zijn dan ook veel signalen dat de Nederlandse economie oververhit dreigt te raken. Zo kampen alle beroepsgroepen met personeelstekorten en een groot deel van de bedrijven ervaart een tekort aan mensen en materialen. Ook neemt de kerninflatie (inflatie minus voedsel en energie) iedere maand verder toe, wat een duidelijk signaal is dat vraag- en aanbodzijde van de economie nog steeds niet in evenwicht zijn.
Er is daarmee een serieus risico dat de bijna 25 miljard impuls die het kabinet de economie volgend jaar geeft voor een deel de inflatie inloopt, waarmee het beleid voor een deel ineffectief dreigt te worden. Dit omdat de koopkracht van mensen via een hogere kerninflatie weer wordt uitgehold.
Producentenprijzen en lonen
Naast forse extra stimulus door de overheid is er ook een risico dat producentenprijzen door de recente stijging van de energieprijzen met vertraging verder gaan stijgen. Er is een vrij duidelijk verband tussen de ontwikkeling van de grondstoffenprijzen en de producentenprijzen (zie figuur 8).
Bovendien werken hogere energieprijzen met een aanzienlijke vertraging door in de afzetprijzen van sommige halffabricaten en eindproducten voor bedrijven. Om dit in kaart te brengen hanteren we dezelfde methodiek als gebruikt voor het in kaart brengen van de vertraging waarmee hogere energieprijzen doorwerken in de consumentenprijzen (zie voor meer informatie dit rapport). Op basis van deze verbanden kunnen we verwachten dat bijvoorbeeld producten van papier, metaal, medicijnen en dranken voor producenten duurder zullen worden, wat vervolgens met een vertraging (deels) wordt doorberekend aan de consument. Voor een deel is dit ook al zichtbaar in de productgroepen uit tabel 3 (zie figuur 9).
Naast hogere verwachte prijsdruk in de afzetprijzen voor sommige ondernemers, zullen ook de lonen volgend jaar verder omhoog gaan. We schatten in dat de contractloonstijging in 2023 gemiddeld zal uitkomen op 5,5 procent, wat nog voor extra opwaartse druk van met name de kerninflatie kan zorgen.
Al met al werpt zich het beeld op dat de overheidsmaatregelen voor een verminderde prijsdruk en dus voor een stuk verlichting voor huishoudens gaan zorgen in 2023, maar tegelijkertijd neemt daarmee ook het risico toe dat de inflatie een hardnekkiger karakter krijgt.
Bijlage: technische toelichting en definities
Inflatie is een aanhoudende stijging van het gemiddelde prijspeil. Hierbij kan het gaan om allerlei verschillende prijzen. Ondernemers zullen bij inflatie vooral denken aan de kosten voor verbruik tijdens het productieproces, invoerprijzen of groothandelsprijzen. In de volksmond heeft inflatie vooral betrekking op een aanhoudende stijging van de consumentenprijzen en daar kijken we in deze publicatie naar. Om de ontwikkeling van de consumentenprijzen te meten, bestaan twee indices: de consumentenprijsindex (CPI) en de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Deze indices zijn gebaseerd op de gewogen prijsontwikkeling van een mandje van producten en diensten dat betrekking heeft op een gemiddeld uitgavenpatroon.
De eerste index meet uitsluitend de uitgaven van Nederlanders, zowel binnen als buiten onze landsgrenzen. De HICP meet daarentegen de uitgaven van Nederlanders en buitenlanders binnen Nederland, en is ontwikkeld zodat consumentenprijsindices binnen de Europese Unie gemakkelijker met elkaar zijn te vergelijken. Dit omdat de berekeningsmethoden van nationale CPI-cijfers ook weer van elkaar verschillen. Verder wijken ook de mandjes van goederen en diensten waarop de HICP en de Nederlandse CPI zijn gebaseerd van elkaar af. Zo valt de toegerekende huur eigen woning buiten de HICP, maar juist binnen de CPI.
In deze publicatie kijken we naar de ontwikkeling van de HICP. Deze definitie sluit aan bij de officiële ramingen van RaboResearch en het is ook de indicator waar de Europese Centrale Bank (ECB) naar kijkt.
De maandelijkse inflatievoorspellingen zijn gebaseerd op een drievergelijkingenstelsel van RaboResearch. Voor meer toelichting verwijzen we naar Erken en De Groot (2021). Wel hebben we het model aangepast om rekening te houden met non-lineariteiten in de doorwerking van de elektriciteitsprijzen en de olie- en gasprijzen op de consumentenprijzen. Dit betekent dat het model boven een bepaalde drempelwaarde een andere elasticiteit toepast. Zo zullen energiemaatschappijen bij gasprijzen die deze drempelwaarde overschrijden, genoodzaakt zijn een groter deel van de prijsstijging door te belasten aan consumenten dan bij een prijs die onder deze waarde ligt. Ook zullen zij alleen nog variabele modelcontracten aanbieden in plaats van langlopende contracten. Beide elementen zorgen voor een groter effect op de consumentenprijzen dan in een situatie van lage gasprijzen.