Onderzoek
Wat is circulaire economie?
Het onderwerp duurzaamheid is steeds vaker in het nieuws en Nederland heeft ambitieuze doelstellingen. Daarom geeft deze studie een overzicht van wat de grootste milieu-uitdagingen zijn, de oorzaken, mogelijke oplossingsrichtingen en hun impact.
In het kort
Wil je weten hoe Rabobank bijdraagt aan een circulaire
economie en wat onze klanten hieraan hebben gehad? Lees dan
'Ondernemers duurzaam helpen groeien met circulair ondernemen'.
De onderwerpen klimaatverandering en grondstoffenuitputting zijn steeds vaker in het nieuws en zullen ook vaker direct impact hebben op ondernemers en consumenten. Niet alleen omdat het een groeiende trend is, maar ook omdat Nederland steeds ambitieuzere doelstellingen heeft. Dit stelt eisen aan, maar creëert ook veel mogelijkheden voor ondernemers die met duurzaamheid aan de slag willen gaan. De duurzaamheidsbegrippen vliegen je dan ook om de oren. Denk aan circulaire economie, grondstoffenschaarste, CO2-uitstoot, footprint, Sustainable Development Goals (SDG’s) et cetera. Daarom geeft dit hoofdstuk een beknopt overzicht van wat de grootste milieu-uitdagingen zijn, wat de oorzaken zijn van klimaatverandering, uitleg over mogelijke oplossingsrichtingen en hun impact op het milieu. Meer informatie over dit thema is te vinden in de studie Duurzame dilemma’s en onvolledige oplossingsrichtingen.
Wat is duurzaamheid?
Duurzaamheid is een breed begrip met veel verschillende definities. Op het gebied van milieu zijn er twee grote duurzaamheidsuitdagingen: de klimaatverandering door te veel broeikasgassen (BKG) in de atmosfeer en de onhoudbare consumptie van (schaarse) grondstoffen. Het Parijsakkoord is voor de verlaging van de uitstoot van broeikasgas een belangrijke mijlpaal. Een transitie richting een circulaire economie heeft invloed op beide uitdagingen.
Klimaatverandering
De aarde is aan het opwarmen door de toenemende hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer (Anderson, 2016). Dit komt doordat er wereldwijd meer broeikasgassen zijn uitgestoten dan dat de aarde weer kon opnemen. Deze gassen hebben de eigenschap om de warmte van de zon vast te houden, waardoor deze warmte de ozonlaag weer minder goed kan verlaten (EPA). Figuur 1 laat zien dat de concentratie van CO2 in de lucht in de afgelopen 800.000 jaar nog nooit zo hoog is geweest als nu. Sinds de industriële revolutie is de CO2-uitstoot explosief toegenomen (figuur 2). De toename van het bbp per capita heeft gezorgd voor een hogere koopkracht, maar ook voor een grotere footprint[1] van de mensheid. Figuur 1 en 2 laten ook zien dat de hoeveelheid CO2-deeltjes per miljoen deeltjes in de lucht net boven de 400 zit. Om aan het Parijsakkoord te voldoen, moeten we onder de 450 deeltjes blijven. Dat is namelijk het punt waarboven de aarde waarschijnlijk meer dan twee graden op zal warmen. Dit is belangrijk omdat de stijging van twee graden al grote gevolgen kan hebben voor de leefbaarheid van veel gebieden (WRI). Zelfs opwarming boven de 1,5 graad kan enorme gevolgen hebben, volgens een nieuw rapport van het Interngovernmental Panel on Climate Change (IPCC).
[1] Footprint: dit is de totale uitstoot van broeikasgassen die wordt veroorzaakt door een individu, bedrijf, evenement, product enzovoort.
Uitputting van de grondstoffen
Grondstoffen kunnen in twee categorieën worden ingedeeld; hernieuwbare en niet-hernieuwbare. Fossiele brandstoffen[2] zijn bijvoorbeeld niet hernieuwbaar en plantaardige brandstoffen wel.
Het huidige gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen heeft twee problemen. Allereerst is het niet houdbaar omdat we steeds meer grondstoffen uit de grond halen, zeker tegen de achtergrond van de alsmaar groeiende wereldbevolking. Deze zijn op een goed moment op. Ten tweede worden veel producten die van deze grondstoffen worden gemaakt niet hergebruikt en worden afval. Hierbij is het afval op zichzelf niet een groot probleem, maar wel wanneer het de schone omgeving en schone lucht vervuilen.
Hernieuwbare grondstoffen zijn soms een alternatief voor niet-hernieuwbare grondstoffen, zoals bio-plastic gemaakt van planten in plaats van aardolie. Maar bio-plastic is geen houdbaar alternatief als we planten sneller gebruiken dan dat ze kunnen groeien. Hernieuwbaar is dus niet áltijd ook duurzaam.
[2] Fossiele brandstoffen zijn eigenlijk ook hernieuwbaar, alleen duurt het miljoenen jaren voordat planten weer kolen, olie of gas zullen worden.
Welke sectoren stoten de meeste broeikasgassen uit?
Er zijn grote verschillen tussen de verschillende typen producenten als het gaat om de hoeveelheid broeikasgasemissies. Figuur 3 laat zien dat de energiesector, gevolgd door de industrie, de meeste broeikasgassen uitstoot. Nederland is hierin niet bijzonder, dit geldt over het algemeen ook voor andere landen. Energie is input voor de andere sectoren, dus ondernemers kunnen hun footprint flink verlagen door minder energie te gebruiken. Belangrijk om daarbij te beseffen is dat de footprint van bedrijven groter is dan alleen de uitstoot die in Nederland plaatsvindt. Door het gebruik van producten die in andere landen worden geproduceerd, veroorzaken bedrijven indirect uitstoot buiten Nederland.
Oplossingsrichtingen
Om het grondstoffengebruik en de uitstoot van broeigasgassen te verminderen, beschrijft dit hoofdstuk twee mogelijke oplossingsrichtingen: de energietransitie en de circulaire economie. Deze richtingen hebben niet altijd een positief effect op zowel de broeikasgasemissies als het grondstoffengebruik. Daarom beschrijft dit hoofdstuk ook de voor- en nadelen van elke richting. De nadruk ligt op de circulaire economie.
Energietransitie
Fossiele brandstoffen vormen de grootste bron van uitstoot van broeikasgassen, ze zijn beperkt beschikbaar[3], het gebruik ervan gaat vaak gebaard met giftige afvalstoffen en ze hebben andere negatieven bijeffecten, zoals olielekken (aardolie), aardbevingen (gas) of ontbossing (kolen). Zo min mogelijk fossiele brandstoffen gebruiken en in plaats daarvan zo veel mogelijk alternatieve energie noemen we de energietransitie.
Wind- en zonne-energie zijn twee vormen van schonere energie die op dit moment snel groeien, mede dankzij de technologische vooruitgang waardoor ze nu concurrerend zijn met traditionele energiebronnen. Voor de productie van deze zonnepanelen en windturbines zijn echter zeldzame metalen nodig (Yale). Tijdens de winning van deze metalen en grondstoffen uit mijnen zijn er verschillende negatieve effecten, zoals ontbossing, bodemverontreiniging, watervervuiling, broeikasgasemissies, fijnstofemissies of mijnongelukken. Tijdens de opwekking van energie zijn windturbines en zonnepanelen wel erg schoon. Ze stoten dan geen broeikasgassen of giftige stoffen uit, wat ze een goed alternatief voor fossiele brandstoffen maakt. Deze fossiele brandstoffen zijn namelijk zowel tijdens de winning als tijdens het gebruik vervuilend. Wel zijn zonnepanelen en windmolens doorgaans moeilijk te recyclen.
Biomassa is een natuurlijk product dat wordt gebruikt om fossiele brandstoffen te verduurzamen. Hout en palmen zijn bijvoorbeeld hernieuwbare energiebronnen. Tijdens de groei absorberen ze net zoveel broeikasgassen als dat ze uitstoten tijdens de verbranding. Althans dat is de theorie. In de praktijk worden er veel meer pallets en palmolie verbrand dan dat er bij kunnen groeien. Tijdens de productie van de houtpallets en palmolie zijn zowel broeikasgasemissies als ontbossing een groot probleem.
Nucleaire energie wordt opgewekt met het zware metaal uranium, een niet-hernieuwbare grondstof. Uranium wordt gewonnen in mijnen, wat een grote negatieve impact op de omgeving kan hebben. Tijdens de opwekking van de energie worden er nagenoeg geen broeikasgassen uitgestoten. Kernenergie is dus een heel goede manier om minder broeikasgassen uit te stoten. De nadelen zijn echter dat het afval nucleair is en duizenden jaren lang nog schadelijk blijft en dus goed opgeslagen moeten worden. Daarnaast kunnen ongelukken bij kerncentrales gevaarlijke straling verspreiden over een groot gebied. De afname van broeikasgassen is weliswaar groot, maar de angstwekkende veiligheidsissues voeren vaak de boventoon in het debat over kernenergie.
Opslag van energie wordt door de groeiende afhankelijkheid van zon en wind steeds belangrijker. Het aanbod van energie is namelijk afhankelijk van het weer, terwijl de vraag een vrij stabiel patroon kent. Door de groeiende productie van hernieuwbare energie zijn er steeds grotere pieken en dalen in de opwekking. Het op grote schaal opslaan van energie is op dit moment nog erg duur. De twee meest besproken vormen van opslag zijn batterijen en het opwekken van waterstof. Batterijen hebben nog een beperkt opslagvermogen en waterstof kan potentieel veel opslaan, maar het opwekken ervan is nog niet rendabel.
Circulaire economie
De circulaire economie gaat onder meer over het sluiten van de grondstofkringlopen, het behouden en creëren van meervoudige waarden, een complete systeemverandering en een andere manier van denken en werken. Het meest tastbare zijn de grondstoffen, deze stromen in kaart brengen is daarom vaak een goed startpunt. Om dit voor elkaar te krijgen is samenwerking binnen en tussen sectoren belangrijk. Circulaire economie is meer dan ‘afval 3.0’, het gaat om de toegevoegde waarde van producten zo veel mogelijk te behouden door efficiënt (her)gebruik. Figuur 4 laat zien dat hergebruik bijvoorbeeld een hogere waarde heeft dan recycling. Er zijn verschillende bedrijfsmodellen binnen de circulaire economie om deze waarden te verhogen. Deze modellen hebben ook effecten op de uitstoot van broeikasgassen, zowel positieve als negatieve. Dit hoofdstuk behandelt de verschillende circulaire bedrijfsmodellen en hun effect op zowel het grondstoffengebruik als de broeikasgasuitstoot.
[3] De beschikbaarheid en hoeveelheid broeikasgassen per KWh verschillen hierin wel sterk per fossiele brandstof.
Om tot een circulaire economie te komen zijn er nieuwe bedrijfsmodellen nodig. Op hoofdlijnen zijn er vijf verschillende bedrijfsmodellen. Figuur 5 laat twee dingen zien: de cirkel van de productieketen en hoe deze circulaire bedrijfsmodellen hierbij passen. Per bedrijfsmodel is er een voorbeeld gegeven en laten de kleuren van de pijlen zien op welke plek in de productieketen dit model impact heeft.
Circulaire inputmodellen zijn gebaseerd op het gebruik van hernieuwbare grondstoffen voor producten. Denk hierbij aan het gebruik van een bio-plastic zak gemaakt van aardappels in plaats van een plastic zak gemaakt van fossiele brandstoffen. In de infographic is dit voorbeeld weergegeven met een groene pijl. Tijdens de productie wordt het materiaal gekozen, bij beide plastics is er sprake van CO2-uitstoot, al ligt deze bij fossiele brandstoffen een stuk hoger. Het gebruik van aardappels is hernieuwbaar. Er is echter een balans tussen vraag en aanbod nodig om het ook een houdbaar systeem te laten zijn. Wanneer de vraag groter wordt dan de productie, kunnen er negatieve milieueffecten ontstaan, zoals het kappen van bomen voor meer landbouwruimte.
Afvalwaardemodellen gebruiken afval als input voor een product. Een voorbeeld hiervan zijn lelijke groenten. Deze groenten voldoen niet aan de schoonheidseisen van supermarkten en worden daarom vaak niet gebruikt voor menselijke consumptie. Dit is een vorm van voedselverlies, terwijl de groenten goed kunnen worden gebruikt als input voor bijvoorbeeld soep. In de infographic is dit voorbeeld weergegeven met een rode pijl. Hiermee wordt er minder gebruik gemaakt van normale groenten, maar worden er groenten gebruikt die normaal anders een laagwaardigere bestemming zouden hebben. Een ander voorbeeld, wat bij de tweede rode pijl past, is het gebruiken van biologisch afval om energie van te maken door middel van verbranding. Voor afvalwaardemodellen zijn vaak verbindingen nodig tussen verschillende soorten bedrijven, zodat het afval van het ene bedrijf de input van een ander bedrijf kan vormen. Wat het exacte effect is op de CO2-uitstoot is niet precies duidelijk, maar het grondstoffengebruik kan intensiveren en dus licht afnemen.
Levensduurmodellen verlengen de levensduur van een product zodat het minder snel aan vervanging toe is. Stel dat een laptop twee keer zo lang meegaat, dan bespaar je de hoeveelheid grondstoffen voor een nieuwe laptop. In de infographic is dit voorbeeld weergegeven met een lichtblauwe pijl. Naast het langer gebruiken van een laptop worden ook de voorbeelden weergegeven met lichtblauwe pijlen, zoals tweedehands spullen verkopen of het hergebruik van onderdelen . Het langer gebruiken van een laptop is positief voor zowel het grondstoffengebruik als de broeikasgassenuitstoot. Een mogelijk tweede effect is alleen minder positief. Het geld dat de consument bespaart kan hij namelijk weer aan andere vervuilende producten uitgeven. Dus al met al is het onduidelijk of de effecten van levensduurverlenging positief of negatief zijn voor het gebruik van grondstoffen en de uitstoot van broeikasgassen.
Platformmodellen maken het mogelijk om producten met elkaar te delen zodat andere consumenten deze zelf niet hoeven te kopen. In de infographic is dit voorbeeld weergegeven met een donkerblauwe pijl. Een consument of ondernemer kan geld besparen door bijvoorbeeld geen auto te hoeven kopen. Het eerste effect is dus net als bij het levensduurmodel positief, maar het uiteindelijke effect blijft onduidelijk. Waar iemand het bespaarde geld aan uitgeeft, bepaalt namelijk of het effect op grondstofgebruik of BKG-uitstoot positief is.
Product-als-dienstmodellen verleggen het eigendom van de consument naar de producent. Met andere woorden: producten worden verhuurd in plaats van verkocht. Zoals de verhuur van een printer. In de infographic is dit voorbeeld weergegeven met een oranje pijl. De producent van de printer heeft door de verhuur een prikkel om bewuster om te gaan met de grondstoffen. Dit houdt in dat hij de waarde van een grondstof zo lang mogelijk zo hoog mogelijk wil houden, zoals figuur 4 laat zien. Een product langer mee laten gaan heeft de hoogste waarde, een onderdeel van een product langer mee laten gaan een iets lagere waarde en het recyclen van een product nog minder waarde. Het is dus voordelig voor de producent om een product steviger te maken zodat het lang meegaat, of bijvoorbeeld modulair zodat onderdelen gemakkelijk kunnen worden hergebruikt. Dit model heeft waarschijnlijk een positief effect op zowel de broeikasgassenuitstoot als het grondstofgebruik.
Circulaire economie is op dit moment een veel besproken onderwerp onder bedrijven. De bovengenoemde bedrijfsmodellen zouden hier een grote rol in moeten spelen. Maar op welke manier gaan bedrijven in Nederland op dit moment echt aan de slag? Hier heeft de Radboud Universiteit Nijmegen, in samen werking met de Rabobank, onderzoek naar gedaan. Met als conclusie dat bedrijven het sluiten van kringlopen ingewikkeld vinden. Wanneer er samenwerkingen ontstaan om die kringlopen te sluiten, gebeurd dit vaak met partijen die al bekend zijn binnen een onderneming. Ook toont het onderzoek aan dat de toegepaste circulaire economie vaak gebaseerd is op bestaande bedrijfsmodellen. Voorbeelden hiervan zijn meer recyclen, minder energiegebruik en de reductie van grondstoffengebruik. Er gebeurd dus veel op kleine schaal binnen bestaande bedrijven en een paar koplopers pionieren met meer drastische veranderingen.