Onderzoek
Zwakke buitenlandse vraag remt groei Nederlandse economie
De mondiale groeivertraging begint tastbaar te worden in Nederland: voor 2020 verwachten we dat de economische groei terugvalt naar 1,4 procent. Een ontwrichtende, harde Brexit kan onze economie wel het grootste deel van die groei kosten.
In het kort
Het tempo waarmee de Nederlandse economie groeit, lag afgelopen halfjaar een stuk hoger dan in veel andere Europese landen. Naar verwachting zal Nederland de eurozone de rest van 2019 en in 2020 nog blijven aftroeven, maar de mondiale neergang begint wel degelijk merkbaar te worden. Zo zit er een dalende trend in de industriële productie, en verwachten we dat de export dit en komend jaar minder hard groeit dan de import. Voor 2019 en 2020 gaan we er daarom van uit dat de Nederlandse economie met 1,8 en 1,4 procent groeit. Dat is een stuk minder hard dan in 2018, toen het bruto binnenlands product nog met 2,6 procent steeg. Voor 2020 is de groei bovendien lager dan wij eerder voorspelden.
De economische groei wordt dit en volgend jaar naar verwachting vooral gedragen door toenemende particuliere investeringen en stijgende huishoudconsumptie (zie figuur 1). Eerder dit jaar gingen we er nog van uit dat deze minder snel zouden toenemen en dat juist de overheid de grootste rol zou spelen in de groei. De publieke investeringen nemen inderdaad nog hard toe, maar de overheidsconsumptie valt door de krappe arbeidsmarkt veel lager uit dan eerder verwacht. En die laatste heeft binnen de economie een veel groter gewicht. Onze verwachting dat bedrijven en huishoudens meer zullen investeren en uitgeven, en dat daarmee de Nederlandse economie nog relatief hard groeit, is wel gebaseerd op de verwachting van een ordelijk vertrek van de Britten uit de Europese Unie (EU). Een Brexit zonder deal kan de Nederlandse economie flinke schade toebrengen (zie box 1), en de kans daarop is nog altijd oncomfortabel groot.
Consumptie
Dat de particuliere consumptie de groei dit en komend jaar blijft ondersteunen is niet verwonderlijk: niet eerder hadden namelijk zoveel Nederlanders tussen de 15 en 75 jaar betaald werk. Bovendien staan werkgevers nog altijd te springen om meer mensen: voor elke 1.000 werknemers stonden in het tweede kwartaal een recordaantal van 34 vacatures open (zie figuur 2). Die krapte op de arbeidsmarkt lijkt zich langzamerhand toch te vertalen in hogere loongroei. In augustus stegen de cao-lonen met 2,7 procent, de grootste toename sinds 2009. We verwachten dat huishoudens vanwege de arbeidsschaarste ook meer zullen profiteren van incidentele loongroei, zoals een promotie of een periodieke verhoging. Vermoedelijk compenseert de som van structurele en incidentele loongroei daarmee net de hoge inflatie, die dit jaar tot en met augustus gemiddeld 2,7 procent bedraagt. Samen met de lastenverlichting begin dit jaar en de hoge arbeidsparticipatie zorgt die geringe reële loongroei ervoor dat huishoudens iets meer hebben te besteden, waardoor de consumptie in 2019 verder toeneemt (zie figuur 3).
Komend jaar loopt de werkloosheid naar verwachting licht op, van 3,4 procent dit jaar naar 3,6 procent in 2020. Dat komt doordat wij verwachten dat de werkgelegenheid minder hard zal stijgen dan het arbeidsaanbod, vanwege de zwakte in het buitenland. Dat kan de vraag naar personeel in exportgerichte sectoren raken, bijvoorbeeld in de industrie. Maar de arbeidsmarkt blijft nog krap, waardoor de lonen naar verwachting blijven stijgen. Bovendien heeft het kabinet ook voor 2020 een lastenverlichting gepland, en omdat het effect van de btw-verhoging afloopt, zal de inflatie vermoedelijk een stuk lager uitvallen dan dit jaar. Dit zorgt ervoor dat huishoudens in 2020 in totaal opnieuw meer te besteden hebben en dus ook opnieuw meer zullen uitgeven.
Zou het kabinet met aanvullende lastenverlichtingen komen, dan kan dit de bestedingen van huishoudens uiteraard verder opdrijven. Een neerwaarts risico bestaat in de dreiging van pensioenkortingen, waardoor het besteedbaar inkomen van veel ouderen lager kan uitvallen. Mogelijk loopt het vertrouwen van consumenten een deuk op door onzekerheid over het toekomstige inkomen, wat -korting of geen korting- de consumptiegroei verder kan drukken.
Particuliere investeringen
In de eerste helft van dit jaar groeiden de investeringen hard. Niet alleen door de overheid, ook bedrijven lijken meer te kunnen en willen investeren. Bijvoorbeeld in het uitbreiden van hun productiecapaciteit en het verhogen van de productiviteit van werknemers. Daarnaast namen de woninginvesteringen afgelopen tijd verder toe, wat lijkt te komen doordat er afgelopen halfjaar iets meer nieuwe huizen zijn opgeleverd. Mogelijk spelen ook verbouwingen een grotere rol, omdat best veel Nederlanders willen verhuizen naar een ander koophuis, maar dit door de krappe woningmarkt niet altijd lukt.
Voor de rest van 2019 verwachten we dat de totale investeringen iets minder hard zullen stijgen. Zo nam het aantal verleende bouwvergunningen de afgelopen maanden af en was er naast de krimp in de industrie ook een afname van de groei in veel andere sectoren. Samen met een lagere vraag vanuit belangrijke handelspartners en de aanhoudende onzekerheid over handelsvoorwaarden in het buitenland kan dat de investeringsbereidheid van veel ondernemers danig verminderen.
Daarnaast kan de krappe arbeidsmarkt ook roet in het eten gooien van de investeringsplannen van zowel bedrijven als de overheid. Oude machines vervangen of investeren in nieuwe software zal minder afhankelijk zijn van het arbeidsaanbod, maar dat geldt niet voor bijvoorbeeld het aanleggen van een nieuwe weg of het bouwen van een extra fabriekshal. Bovendien is het nog onzeker hoe groot de impact zal zijn van de recente stikstofuitspraak op de investeringen. Voorlopig lijken veel projecten, waaronder die in de woningbouw, al in de ijskast gezet.
Handel
Dat consumenten en bedrijven dit en komend jaar naar verwachting meer zullen uitgeven, betekent ook dat er meer goederen en diensten uit het buitenland worden geïmporteerd. Voor 2019 gaan we uit van een importgroei van 2,9 procent, gevolgd door 3,3 procent extra invoer in 2020. Daarentegen groeit de export van Nederlandse bedrijven vermoedelijk minder hard. Onder meer door de lagere groei bij belangrijke handelspartners, waaronder Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (zie ook het hoofdstuk over de ontwikkelingen in de wereld en in de eurozone, en door het slepende conflict tussen de Verenigde Staten en China. Vooral ondernemers in de industrie merken die buitenlandse neergang al: zij zagen hun productie afgelopen drie kwartalen dalen. Voor 2019 verwachten we dat de export 2,2 procent groeit, voor 2020 voorzien we een stijging van 2,6 procent. Doordat de export minder hard groeit dan de import, drukken de handelsontwikkelingen in 2019 en 2020 naar verwachting de groei van het bbp.
Bovendien schuilt er een risico in een verdere escalatie van de internationale handelsspanningen. Niet alleen omdat Nederland is verweven in mondiale waardeketens maar ook omdat oplopende ruzie de wereldhandel in zijn geheel verder kan schaden Bovendien is het niet ondenkbaar dat de EU zelf in een conflict met de VS betrokken raakt, zoals over de auto-industrie. Ook de timing en de precieze voorwaarden waarop de Britten de Europese Unie verlaten kan ons handelsbeeld flink doorkruisen (zie Box 1). Anderzijds staat de Duitse overheid in eigen land en daarbuiten onder druk om meer te investeren. Dit zou een opsteker kunnen zijn voor Nederlandse ondernemers, waarvoor Duitsland doorgaans het belangrijkste handelsland is.
Box 1: Harde Brexit ook harde klap voor Nederland
In onze raming gaan we er nog steeds van uit dat de uittreding van de Britten verder naar achter wordt geschoven en dat ze uiteindelijk na een transitieperiode pas begin 2023 de EU op een ordelijke manier zullen verlaten. Maar het risico op een harde Brexit op 31 oktober aanstaande is nog steeds aanzienlijk. Aangezien het Verenigd Koninkrijk (VK) de derde grootste exportbestemming van Nederland is, heeft de uitkomst van de Brexit ook merkbare gevolgen voor ons land.
Recent hebben we laten zien dat de economische gevolgen van een harde Brexit voor het VK zelf zeer negatief kunnen zijn. De impact is uiteindelijk afhankelijk van de daadwerkelijke toename van de handelsbarrières. Voor 2019 en 2020, verwachten we dat het bbp daar met 5 tot 6 procent lager zal uitvallen ten opzichte van een ordelijke Brexit. Handelstarieven en extra non-tarifaire handelsbarrières, zoals procedures langs de grens, zullen de Britse handel raken en de investeringen schaden. Op langere termijn loopt de economische schade nog verder op omdat investeringen in bijvoorbeeld productiviteit achterblijven.
Nederland is hier uiteraard niet ongevoelig voor. In het geval van een harde, ontwrichtende Brexit schatten wij in dat de economische groei in 2019 met 0,2 procentpunt lager uitvalt en in 2020 met 1,2 procentpunt (zie figuur B1). In 2019 blijft de groei nog behoorlijk op peil, maar in 2020 daalt deze door de Brexit dan tot bijna nul. De impact in 2020 komt grotendeels voor rekening van een lagere export, vooral naar het VK (figuur B2). Nederlandse producten worden immers duurder voor de Britten. Daarnaast zullen de toegenomen handelsbarrières Britse producten ook in Nederland duurder maken. De hogere handelskosten kunnen de investeringen onder druk zetten en leiden tot hogere werkloosheid. Dit kan, samen met hogere inflatie, ook de consumptie van huishoudens schaden.
De onzekerheid rond deze schatting is groot. Zo zou een Brexit zonder deal kunnen leiden tot grote beweeglijkheid in de financiële markten. Dat zou de gevolgen ook voor Nederland kunnen verergeren. Anderzijds is denkbaar dat overheden maatregelen zullen nemen om de negatieve gevolgen voor burgers en bedrijven te beperken. Door dergelijke factoren is er veel onzekerheid over de volledige impact van een harde Brexit in het algemeen en op Nederland in het bijzonder.
Overheidsbestedingen
De overheidsuitgaven vallen dit jaar vooralsnog een stuk lager uit dan gepland. In het tweede kwartaal daalden ze zelfs licht ten opzichte van een kwartaal eerder, zo blijkt uit de eerste inventarisatie van het CBS. Dat heeft mogelijk te maken met de krappe arbeidsmarkt, want het leeuwendeel van de overheidsconsumptie bestaat uit de lonen van ambtenaren, onderwijzers en het zorgpersoneel. En in de laatste sector is de vacaturegraad tussen het tweede kwartaal van 2018 en 2019 met bijna 21 procent gestegen. Het is dus de vraag of de overheid het geld wel krijgt uitgegeven. We hebben onze verwachtingen voor de overheidsconsumptie daarom naar beneden bijgesteld en gaan ervan uit dat de overheid 1,1 procent meer uitgeeft in 2019 en 1,9 procent meer in 2020. In 2018 stegen de publieke uitgaven met 1,6 procent.
De krappe arbeidsmarkt zou ook een uitdaging kunnen vormen voor eventuele verdere investeringsplannen van het kabinet. Door de lage rente op Nederlands staatspapier en de relatief lage staatsschuld zou de overheid hier weliswaar ruimte voor hebben, en gelet op de trage ontwikkeling van de Nederlandse arbeidsproductiviteit zouden extra investeringen een welkome ontwikkeling kunnen zijn. Maar of dit op korte termijn een impuls kan geven aan de economie, valt dus te bezien. Zou het kabinet er desondanks toch in slagen de geplande uitgaven te realiseren, dan betekent dit dat de groei hoger kan uitvallen dan nu door ons geraamd.