Onderzoek
Impact op Nederland van handelsconflict met de VS
Vanaf 22 juni 2018 kunnen verschillende Amerikaanse producten duurder worden in Nederland. De Europese Unie (EU) verhoogt dan namelijk de invoertarieven op ongeveer 200 Amerikaanse producten. De EU doet dit in een reactie op het eerdere besluit van de Amerikaanse president Donald Trump, die op 1 juni de importtarieven op verschillende staal- en aluminiumproducten uit onder andere de EU verhoogde.

In het kort
Deze publicatie is mede tot stand gekomen dankzij berekeningen gedaan door Maartje Wijffelaars.
EU slaat terug met tarieven
Vanaf 22 juni 2018 kunnen verschillende Amerikaanse producten duurder worden in Nederland. De Europese Unie (EU) zal namelijk de invoertarieven op ongeveer 200 Amerikaanse producten verhogen. Deze handelsmaatregelen zijn een reactie op het eerdere besluit van de Amerikaanse president Donald Trump om de importtarieven op verschillende staal- en aluminiumproducten uit onder andere de EU met respectievelijk 25 en 10 procent te verhogen. Deze maatregelen zijn al vanaf 1 juni van kracht.
De omvang van de nu aangekondigde maatregelen van zowel de VS als de EU is vanuit macro-economisch oogpunt zeer gering. De Amerikaanse maatregelen betreffen zo’n 6,4 miljard euro aan Europese staal- en aluminiumproducten, wat slechts 0,04 procent is van het totale bruto binnenlands product (bbp) van de EU.
De tegenmaatregelen van de EU zijn gericht op iconische Amerikaanse producten, zoals spijkerbroeken, Harley-Davidson motoren en Bourbon whisky, en betreffen in eerste instantie een nog lagere waarde. De EU zal de verhoging van de tarieven namelijk in twee fases implementeren. De tarieven op Amerikaanse producten die op de eerste lijst staan, zullen per 22 juni toenemen met 10 tot 25 procent. Dit beslaat zo’n 2,8 miljard euro. Een tweede lijst met producten zal alleen worden belast als de Wereldhandelsorganisatie (WTO) verklaart dat de acties van de VS illegaal zijn, of pas over drie jaar. Dit zou nog eens 3,6 miljard euro aan Amerikaanse import beslaan, waarbij de tariefsverhogingen variëren van 10 tot 50 procent. Uiteindelijk zou de EU dan evenveel importwaarde belasten als de VS.
Specifieke consumenten en producenten kunnen worden geraakt
Ondanks de beperkte macro-economische impact kunnen Nederlandse consumenten en producenten wel degelijk last hebben van de toename in de handelsbelemmeringen. Een importtarief is in feite een indirecte belasting op een product, die wordt afgedragen door de importeur, maar in de praktijk kan worden gedragen door zowel de exporteur als de importeur en de achterliggende consument.[1] Dit is onder andere afhankelijk van de concurrentiepositie van de exporteur en de importeur, de verwachte duur van de belemmeringen, en de voorkeuren van consumenten. Zowel de importtarieven van de VS als die van de EU kunnen de Nederlander daarom raken.
[1] Zie Hayakawa (2017), Hwang (2016), Ludema en Yu (2016), Mallick en Marques (2007).
Cranberrysap, speelkaarten, make-up en Bourbon kunnen duurder worden
Een deel van de Amerikaanse producten die per 22 juni 2018 met een hoger tarief worden belast, is bestemd voor consumenten (tabel 1). Voorbeelden hiervan zijn pindakaas, sinaasappelsap en spijkerbroeken. Er zitten ook producten tussen die de Nederlandse industrie als halffabricaat gebruikt, zoals verschillende staal- en aluminiumonderdelen.
Tabel 1: Brede selectie van producten op de eerste lijst van de EU

Over het algemeen valt de importafhankelijkheid van de producten uit de VS mee, maar er is een aantal producten waarvan Nederland relatief veel uit de VS importeert. Cranberrysap (59 procent van de import komt uit Amerika), speelkaarten (52 procent) en make-up en gezichtspoeders (47 procent) vormen de top drie (figuur 1). De impact van de tarieven voor cranberrysap kan aanzienlijk zijn omdat de VS hiervan de grootste exporteur ter wereld is. Wel kunnen Nederlandse consumenten overgaan op een ander type (fruit-)drank.
Figuur 1: Welk deel van de Nederlandse import komt uit de VS?

Voor veel van de Amerikaanse producten die de EU extra gaat belasten geldt echter dat er een substituut gevonden kan worden waarmee de tarieven ontweken kunnen worden. Zo exporteert Frankrijk ook veel make-upproducten. Maar Nederlandse consumenten die erg gehecht zijn aan een typisch Amerikaans product of merk dat extra wordt belast, kunnen zich geconfronteerd zien met een hogere prijs. Een voorbeeld is Bourbon whisky, die per definitie uit de VS komt. Ook kunnen de prijzen van producten toenemen waarin Amerikaanse producten zijn verwerkt, maar het is lastig om aan te geven hoeveel van de toename van de importtarieven bij Nederlandse consumenten terecht zal komen. Het is ook mogelijk dat het effect op de consumentenprijzen beperkt zal blijven, omdat Nederlandse importeurs en retailers of Amerikaanse exporteurs een deel van de prijsstijging opvangen via lagere marges en een lagere winst.
Impact van Amerikaanse tarieven op Europese producten
De huidige tarievenverhoging die Amerika heeft doorgevoerd, raakt in Nederland vooral de staalindustrie. Vergeleken met andere EU-landen exporteert ons land veel staal naar de VS: na Duitsland is Nederland de grootste exporteur van ruw staal (figuur 2). In 2016 exporteerde Nederland voor ruim 600 miljoen dollar ruw staal en ijzer in de vorm van staven, blokken, poeder en andere vormen naar de VS. Dit was 6,2 procent van onze totale staal- en ijzerexport
Figuur 2: Nederland exporteert relatief veel staal naar de VS

De Nederlandse staalindustrie kan marktaandeel in de VS verliezen, omdat haar staal duurder wordt door de tarievenverhoging. Een deel van het tarief kan wellicht worden opgevangen door het verlagen van winstmarges.
Voor wat betreft producten van staal, zoals buizen en leidingen, is de VS een minder belangrijke exportpartner voor Nederland. Hetzelfde geldt voor aluminium en producten van aluminium. Slechts 2,6 procent van de export van staal- en ijzerproducten gaat naar de VS en 1,7 procent van de aluminium(-producten).
Schade kan flink oplopen bij een wereldwijde handelsoorlog
Gezien de steeds verder oplopende handelsspanningen tussen de VS en China is het niet ondenkbaar dat Nederland wordt meegesleept in een wereldwijde handelsoorlog. Zo heeft Trump al eerder gedreigd importtarieven op sommige automodellen te verhogen. Bij een wereldwijde handelsoorlog zijn de economische effecten vanzelfsprekend een stuk forser dan de huidige staal- en aluminiumtarieven die de VS de Europese Unie recent heeft opgelegd en de vergeldingsmaatregelen van de EU. Eerder rekenden we al door wat een handelsoorlog zou betekenen voor de VS, de EU en China. Hier doen we de effecten van zo’n scenario voor de Nederlandse economie uit de doeken.
Scenario
In ons scenario definiëren we een handelsoorlog als een situatie waarin de VS de importtarieven op buitenlandse producten met 20 procent zou verhogen, en handelspartners dit zouden vergelden met eenzelfde tarief van 20 procent op Amerikaanse producten. Verder gaan we er in dit scenario vanuit dat de centrale banken in de getroffen landen de oplopende inflatie niet te lijf gaan met hogere beleidsrentes, waarmee ze de economie nog verder zouden verzwakken. Het beleid van de centrale banken in deze stressperiode is er dus vooral op gericht om de economische schade in dit extreme scenario zoveel mogelijk te verzachten. De effecten zijn vervolgens doorgerekend met de tarievenvariant van het macro-econometrische wereldhandelsmodel NiGEM.
Nederland loopt door handelsoorlog 20 miljard euro aan groei mis
De wereldeconomie zou door een wereldwijde handelsoorlog tot 2022 2,5 procentpunt groei mislopen. De Nederlandse economie zou in het geval van een handelsoorlog tot 2020 3,5 procentpunt mislopen aan economische groei. Na 2020 loopt Nederland een klein beetje van het verlies weer in, waardoor de uiteindelijke schade tot 2023 zo’n 3 procentpunt bedraagt ten opzichte van een situatie waarbij een handelsoorlog achterwege zou zijn gebleven (zie figuur 3). Omgerekend zou de Nederlandse economie 20 miljard euro door de neus zien worden geboord. Dit is minder dan het verlies van de Amerikaanse economie, die als middelpunt van de protectionistische vergeldingacties het zwaarst zou worden getroffen. Volgens onze berekeningen lopen de VS 6,2 procentpunt groei mis tot 2023 en zou het land in 2019 zelfs in een recessie belanden. Dat het effect op Amerika zo groot is, komt doordat alle handel van de VS met de hele wereld wordt geraakt, terwijl het voor andere landen alleen gaat over handel met Amerika. De totale schade komt neer op maar liefst 1.000 miljard dollar.
Figuur 3: Nederland zou in totaal 20 miljard euro mislopen aan economische groei

Kanaal 1: exportsector
De Nederlandse economie krijgt door een handelsoorlog vanuit twee invalshoeken klappen te verduren. Een eerste kanaal is de exportsector. Gemiddeld wordt 2,8 procent van de Nederlandse productie naar de VS geëxporteerd (figuur 4). Door importtarieven van de Amerikanen zien Nederlandse exporteurs hun exportprijzen oplopen en het exportaandeel op de Amerikaanse markten afnemen. De export zou tot 2020 met 10 procentpunt minder hard groeien dan in het basisscenario (figuur 5), maar de bijdrage aan de economische groei wordt ook deels verzacht door lagere importen als gevolg van hogere importprijzen (de EU slaat immers terug met tarieven van 20 procent op Amerikaanse goederen). Uiteindelijk ligt de totale netto exportbijdrage (export minus import) in niveaus ongeveer 28 procentpunt lager dan wat er zou worden gerealiseerd zonder handelsoorlog.
Figuur 4: Gemiddeld gaat 2,8 procent van Nederlandse productie naar de VS

Figuur 5: Nederlandse export krijgt een dreun

Kanaal 2: hogere inflatie, lager beschikbaar inkomen huishoudens en lagere bedrijfsinvesteringen
Behalve de exportsector worden ook Nederlandse huishoudens sterk geraakt door een handelsoorlog. Wordt er momenteel slechts een klein deel van de import vanuit Amerika extra belast, bij een volledige handelsoorlog zouden de importprijzen van alle Amerikaanse producten stijgen. Daarmee zouden allerhande Amerikaanse goederen duurder worden, van sportschoenen, kleding, auto’s, tot en met medicijnen en specialistische apparatuur in ziekenhuizen. Vanwege de btw-verhoging die het huidige kabinet invoert verwachten we al dat de inflatie in 2019 oploopt naar 2,4 procent, maar bij een handelsoorlog stijgt deze in 2019 zelfs naar 4 procent (zie figuur 6). Dit trekt vanzelfsprekend een sterke wissel op het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens (zie figuur 7), dat in 2019 zelfs met 1 procent zou krimpen. Uiteindelijk weegt dit zwaar op de particuliere consumptie en daarmee op de economische groei. Vergeleken met andere Europese landen importeert Nederland veel uit de VS, waardoor de impact op de consumptie groter is (figuur 8).
Figuur 6: Inflatie loopt op naar 4 procent in 2019

Figuur 7: Reëel beschikbaar inkomen krimpt in 2019 met 1 procent

Figuur 8: Nederland importeert relatief veel uit de VS

Door hogere inflatie zullen ook de kapitaalmarktrentes stijgen, wat leidt tot lagere private investeringen. In totaal investeert het Nederlandse bedrijfsleven tot 2020 7,5 procentpunt minder dan zonder handelsoorlog. Ook dit heeft een negatieve weerslag op de Nederlandse economische groei.
Kanttekeningen
Onze berekeningen komen sterk overeen met de effecten die De Nederlandsche Bank (DNB) heeft doorgerekend, alleen doet zij wat gematigdere aannames over de toename van de importtarieven. Bij zowel de berekeningen van DNB als onze eigen berekeningen zijn echter ook enkele kanttekeningen te plaatsen. Zo wordt in beide analyses geen rekening gehouden met zogenoemde exportsubstitutiemogelijkheden. Dit betekent dat Nederlandse exporteurs die door de hogere Amerikaanse importtarieven zouden worden geconfronteerd met een lager marktaandeel in de VS, alternatieve markten gaan aanboren, waarin zij nog wel concurrerend genoeg zijn om te opereren. Zij verleggen dus feitelijk de bakens, wat de economische schade voor een deel zou kunnen verzachten. Maar deze verschuiving zou niet op korte termijn optreden. Het kost immers tijd om zaken in een land (in dit geval de VS) af te bouwen en elders nieuwe markten aan te boren.
Tegenover deze verzachtende omstandigheden staat dat de schade ook hoger kan uitpakken dan in de analyses. Dit komt doordat een handelsoorlog negatieve gevolgen heeft voor de potentiële groei van een land als de economie minder open wordt. Uit de literatuur blijkt dat buitenlandse directe investeringen (BDI) en handel[2] twee kanalen zijn om te profiteren van buitenlandse kennis. Zeker als de handel met en investeringen uit de VS als mondiale technologische leider teruglopen, kan dat ten koste gaan van de arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland. Ook kan een afname van de openheid van de economie een direct negatief productiviteitseffect hebben via een minder efficiënte arbeidsdeling en minder marktconcurrentie. Hierdoor nemen prikkels voor bedrijven om te innoveren en efficiënt te opereren af.[3] Als de handelsbelemmeringen van de VS verder toenemen, is het daarom wenselijk om voor Nederland de langetermijneffecten van een handelsoorlog in kaart te brengen. In onze studie naar de negatieve gevolgen van Brexit hebben we via een model voor de Britse zogenoemde totale factorproductiviteit (TFP) wél rekening gehouden met de permanente schade van een lagere mate van openheid van in dit geval het Verenigd Koninkrijk. Hieruit bleek dat de schade voor de Britse economie stukken groter is wanneer rekening wordt gehouden met deze effecten op de potentiële groei.
[2] Coe en Helpman (1995) en Lee (2005).
[3] De positieve relatie tussen de openheid van een economie en de productiviteit wordt bevestigd in de empirische literatuur: Edwards (1998), Alcalá en Ciccone (2004) en Erken et al., (2018).
Literatuur
Alcalá, F., & A. Ciccone (2004). Trade and productivity. Quarterly Journal of Economics, 119(2), 613-646.
Coe, D.T., & Helpman, E. (1995). International R&D spillovers. European Economic Review, 39(5), 859–887.
Edwards, S. (1998), Openness, productivity and growth: what do we really know? The Economic Journal, 108(447), 383-398.
Erken, H., R. Hayat, C. Prins, M. Heijmerikx, M. en I. de Vreede, I. (2018). Measuring The Permanent Costs of Brexit. National Institute Economic Review, 244(1), R46-R55.
Hayakawa, K. (2017). Assymmetric Tariff Pass-Through to Trade Prices, IDE Discussion Paper 631, 1-17.
Hwang, K.I. (2016). Tariffs, Intermediaries and Consumer Prices. 1-54.
Lee, G. (2005). International R&D spillovers revisited. Open Economies Review, 16(3), 249-262.
Ludema, R.D. en Z. Yu (2016). Tariff pass-through, firm heterogeneity and product quality. Journal of International Economics, 103, 234-249.
Mallick, S. & Marques, H. (2007). Pass-through of Exchange Rate and Tariffs into Import Prices of India: Currency Depreciation versus Import Liberalization. CGR Working Paper, 3, 1-30.