Onderzoek
Vier vragen over het klimaatakkoord
Het klimaatakkoord is ambitieus, maar veel plannen wachten nog op nadere uitwerking. Het is daardoor niet duidelijk wat de impact zal zijn voor consumenten, bedrijven en de overheid. Bovendien kan een tekort aan personeel de boel ophouden.
In het kort
De klimaattafels en het klimaatakkoord
Na vier maanden onderhandelen is het hoge woord eruit: de polder, in de vorm van de zogeheten klimaattafels, committeert zich aan de uitdaging om tegen 2030 de CO2-uitstoot met 49 procent te hebben verminderd ten opzichte van het niveau van 1990. Dit is de bijdrage van Nederland om onder de 2 graden opwarming van de aarde te blijven.
Bijna alle landen in de wereld hebben zich in het akkoord van Parijs achter deze doelstelling geschaard. Om dit als wereld te behalen, moeten wij de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer flink verminderen. Voor Nederland betekent dit in 2030 49 procent minder CO2 uitstoten en in 2050 95 procent minder ten opzichte van het niveau van 1990. De reductiedoelstelling van 2050 is door de Tweede Kamer aangenomen. In Nederland zijn het bedrijfsleven en belangenorganisaties samengekomen in de zogeheten klimaattafels om voorstellen te doen voor hoe Nederland zijn klimaatdoelstelling kan behalen. Er zijn vijf tafels: landbouw en landgebruik, elektriciteit, industrie, gebouwde omgeving en mobiliteit. Die hebben op 10 juli de hoofdlijnen van het klimaatakkoord bekendgemaakt. Deze moeten handvatten bieden om het CO2-doel van 2030 te behalen. Het kabinet en het parlement zullen uiteindelijk beslissen over hoe dit zich vertaalt in beleid. Nog niet alle implicaties van de plannen zijn duidelijk. Hoewel de ambitie hoog ligt en er in sommige gevallen concrete plannen zijn gemaakt, zijn er nog veel zaken die moeten worden ingevuld. Hierdoor is het moeilijk om de gevolgen voor consumenten, bedrijven en de overheidsfinanciën vast te stellen.
Wat moet er gebeuren?
Zuiniger
Bij het opwekken van energie komt op dit moment veel CO2 vrij. Voor de hand ligt dus om zuinig om te gaan met de energie die we nu produceren. De klimaattafel die over mobiliteit gaat, oppert daarom maatregelen als het stimuleren van een zuinige rijstijl en het zorgen voor de juiste bandenkeuze en -spanning. De bebouwde omgeving moet juist rekenen op een massale isolatieslag van huizen en kantoren, en de klimaattafel van de industrie wil onder meer inzetten op het opslaan en hergebruiken van CO2. Zulke maatregen dragen inderdaad bij aan de reductie van broeikasgassen, maar wat de exacte kosten zijn en hoeveel CO2 daadwerkelijk wordt bespaard, is nog niet doorgerekend. De (kosten-)effectiviteit van het klimaatakkoord en een prioritering kunnen daarom nog niet worden gemaakt.
Elektrisch
Behalve zuiniger zijn moet ons land van zijn fossiele brandstoffen af en overstappen op alternatieve bronnen. Denk aan waterstof, elektriciteit en biogas. Dat geldt niet alleen voor bijvoorbeeld de industrie, maar ook voor huishoudens en autobezitters: zij verhitten hun huis straks met aardwarmte en rijden op elektriciteit. Het moet ervoor zorgen dat fossiele brandstoffen vrijwel overbodig worden. Dit legt natuurlijk druk op energieleveranciers om schone stroom op te wekken. Die transitie naar vooral elektriciteit vraagt om een forse uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur, omdat zowel de totale vraag als de piekbelasting hoger zal worden.
Groener
Tegelijkertijd mikt de energiesector op een CO2-reductiedoelstelling van 20,2 megaton tegen 2030, dik 40 procent van de totale beoogde doelstelling in het klimaatakkoord. Het wordt dus een flinke uitdaging om zowel meer als schoner elektriciteit op te wekken. De klimaattafel energie adviseert daarom om minimaal 84 terrawattuur aan hernieuwbare capaciteit toe te voegen, merendeels wind op zee. De betrokken marktpartijen committeren zich daarom ook aan een verdere verlaging van de productiekosten van wind op zee naar 3 tot 4 cent per kilowattuur in 2030. Ter vergelijking: die kosten waren in 2017 nog zo’n 6 cent. De klimaattafel heeft helaas nog geen eenduidig antwoord op zaken als leveringszekerheid, de groeiende kosten van netbeheer en een juiste marktordening met prijsprikkels. Veel van zulke kwesties hangen nog af van kabinetsbeleid.
Wie gaat betalen?
Huishoudens worden op dit moment relatief zwaarder belast voor energiegebruik dan grootverbruikers, zoals de industrie. Het risico is dat de huidige voorstellen in het klimaatakkoord dit verschil uitvergroten. De maatregelen voor de verduurzaming van woningen zijn het meest uitgewerkt en het is mogelijk dat een groot deel van deze kosten bij huiseigenaren terechtkomt. De voorstellen voor de industrie zijn minder concreet en het is nog niet duidelijk waar deze kosten terecht zullen komen. Als grootgebruikers in de industrie meer zelf moeten betalen, is het goed mogelijk dat deze kosten uiteindelijk worden doorberekend aan eindconsumenten, maar veel van hen wonen niet in Nederland. De kosten neerleggen bij de industrie heeft dus gevolgen voor de concurrentiepositie en dat kan weer gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in Nederland. Een manier om de concurrentiepositie te behouden, is om de transitie te financieren met subsidies, maar die moeten uiteraard uiteindelijk worden bekostigd door belastinggeld. Het kabinet en het parlement moeten zich hier nog over buigen.
Waar halen we de mensen vandaan?
In een notendop komt het klimaatakkoord dus neer op het zuiniger omgaan met en groener produceren van energie. Maar hoe, en vooral met wie, gaan we dat realiseren? Zonder elektriciens, installateurs, ingenieurs en bouwvakkers wordt het lastig om miljoenen huizen te isoleren, duizenden windmolens te bouwen, kilometers elektriciteitsnet te vernieuwen en dus wordt het moeilijk om de groene doelstellingen te behalen. Nu al geeft een groeiende groep bedrijven en instellingen aan omhoog te zitten qua mensen, en blijven vacatures vaker openstaan (zie figuur 1). Bovendien vergrijst de Nederlandse beroepsbevolking rap en begint deze naar verwachting over enkele jaren te krimpen. Mogelijke gevolgen van het klimaatakkoord zijn dus toenemende tekorten en hogere lonen in veel technische beroepen. Om aan deze vraag te voldoen, is adequaat arbeidsmarktbeleid broodnodig. Meer dan eens moeten het opleiden, het omscholen en het langer aan het werk houden van de mensen die we hebben een hoofdrol krijgen.
Wat gebeurt er nu?
Deze zomer gaan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB) de plannen die er nu liggen doorrekenen. Als daaruit blijkt dat extra maatregelen nodig zijn, dan kunnen de klimaattafels weer aan de slag. De klimaattafels en de subcomités die mee hebben geschreven aan het akkoord moeten wellicht nog even 'natafelen'.
Hieronder de beoogde planning voor wat er nog moet gebeuren voordat het akkoord echt rond is:
- Het PBL en CPB rekenen de effecten de komende zes weken door
- Vanaf september bespreekt de Tweede Kamer de plannen en velt zij een politiek oordeel
- Daarna zijn de klimaattafels weer aan zet
- Eind van dit jaar moeten de afspraken definitief worden gemaakt
Co-author: Jurriaan Kalf