Onderzoek
Minder voedselverspilling en meer waarde: kansen in de gehele voedselketen
In de gehele voedselketen wordt eten verspild doordat niet iedereen de juiste prikkels heeft om voedselverspilling te voorkomen. Als we deze problemen aanpakken, kunnen we verspilling verminderen en reststromen beter hergebruiken.
In het kort
Afgelopen weken was voedselverspilling veel in het nieuws. Vijfentwintig bedrijven en overheden hebben zich namelijk georganiseerd in de Taskforce Circular Economy in Food met als doel om de voedselverspilling in Nederland voor 2030 te halveren. Bedrijven als Unilever, Ahold, McDonald’s en Rabobank zijn aangesloten, net als het ministerie van Landbouw. De overheid maakt de komende vier jaar 7 miljoen euro vrij voor innovatie, onderzoek en voorlichting om dit doel te bereiken.
In Nederland wordt in de gehele voedselketen tussen 1,4 en 2,1 miljard kilo voedsel per jaar verspild. Onder voedselverspilling valt al het voor menselijke consumptie bedoelde voedsel dat verloren gaat tijdens of na het oogsten, tijdens transport, opslag of verwerking en al het voedsel dat supermarkt, horeca en consument weggooien. Voor de productie en het transport van al het eten dat niet is opgegeten, zijn wel grondstoffen en energie gebruikt. Daarmee draagt de productie van het verspilde voedsel onnodig bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Het is van belang dat voedselverspilling wordt verminderd en dat de reststromen beter worden hergebruikt.
De waardeladder in figuur 1 (Rabobank, 2018) laat zien op welke manier hergebruik van voedsel meer waarde heeft)[1]. Zo heeft het meer waarde om mineralen uit voedsel te halen als input voor menselijke consumptie dan het voedsel te verbranden voor het opwekken van energie.
De meeste mensen en bedrijven willen graag minder voedsel verspillen; uit economische overweging (verspilling betekent namelijk extra kosten en dus minder omzet en winst) en vaak ook uit duurzaamheidsoverweging. Toch worden deze gedachten soms verstoord door de aanwezigheid van bepaalde prikkels die voedselverspilling stimuleren of de afwezigheid van prikkels die voedselverspilling reduceren (tabel 1).Vooral bij consumenten zijn er misvattingen die verspilling in de hand werken. Welke prikkels en informatieproblemen in de voedselketen leiden tot voedselverspilling en hoe kunnen deze worden aangepakt?
[1] Zie http://www.voedselverspilling.com/LadderVanMoerman.aspx
CO2e-uitstoot beprijzen?
Het produceren, verwerken en vervoeren van voedsel zorgt voor veel broeikasgassenuitstoot. Deels komt dit door het energiegebruik waarvoor fossiele brandstoffen zijn gebruikt, maar de directe uitstoot tijdens productie heeft de meeste impact op het klimaat (FAO). Dat heeft nadelige gevolgen voor de wereld, maar deze ‘kosten’ worden meestal (onvoldoende) weerspiegeld in de prijs van producten en energie. Hierdoor ontbreekt een prikkel om zuiniger om te gaan met deze inputs. Als deze prikkel via belasting of CO2e-prijzen[2] wel zou ontstaan dan zou deze ook worden verwerkt in de prijs van voedsel. Dit ontmoedigt voedselverspilling.
[2] CO2e-uitstoot staat voor alle broeikasgassen gemeten in CO2-equivalenten.
Primaire sector
De primaire sector in Nederland is groot en er zijn veel boeren die ook produceren voor de export. Daarbij is deze markt efficiënt en is de voedselverspilling in deze sector erg laag vergeleken met andere landen (National Geographic, 2017). Toch is er een aantal prikkels die juist verspilling of lagere verwaarding van de reststromen in de hand werken. Boeren moeten investeringsbeslissingen nemen en hierbij ook de afweging maken hoe geavanceerd de apparaten zijn die ze kopen. Zo rooit bijvoorbeeld een aardappelmachine aardappelen tot een bepaalde diepte. Wanneer deze aardappelen dieper zitten, blijven ze liggen en een machine die dieper kan rooien is duurder. Ook al is dit economisch efficiënt gedrag van een boer, toch blijft het voedselverspilling, volgens de eerder genoemde definitie.
Een andere financiële prikkel die voedselverspilling in de hand werkt, is de prijs van een product bij een goede oogst. Dit was dit jaar bijvoorbeeld een ‘probleem’ bij boeren die witte kool produceren (Omroep Flevoland, 2017). De oogst was zo goed dat de vraag naar witte kool was verzadigd en de boeren kolen op het land lieten liggen die ze niet konden verkopen. Deze kolen kunnen dan in de grond worden teruggeploegd. Wel geeft de overheid een subsidie voor het opwekken van voedsel als input voor hernieuwbare energie. Dit geeft de boer een prikkel om voedsel niet weg te gooien of om te ploegen, maar te gebruiken als input om energie op te wekken. Dit heeft een hogere waarde dan het laten liggen. Aan de andere kant kan deze regeling er ook voor zorgen dat het minder aantrekkelijk wordt om voedsel nog hoger te verwaarden dan als input voor energie. Zoals in de vorm van voedsel voor dieren of, nog hoger, voor mensen.
Verwerkende industrie
De hoeveelheid reststromen van de verwerkende industrie neemt toe. Nederlanders consumeren namelijk steeds meer bewerkt voedsel, en tijdens de productie van bewerkt voedsel zijn er meer reststromen dan bij onbewerkt voedsel. Deze reststromen zijn vaak erg ‘schoon’ doordat er bijvoorbeeld alleen maar één product inzit, zoals sinaasappelschillen of olijfpitten. Dit betekent dat deze reststromen, vóór het voedsel bij de consument is aangekomen, vaak kunnen worden gebruikt als input voor diervoeder. Dit in tegenstelling tot het GFT van huishoudens, dat minder goed hoogwaardig bruikbaar is door de gemengde inhoud[3]. Het is niet vanzelfsprekend dat de efficiëntere verwerking een grote bijdrage kan leveren aan het voorkomen van voedselverspilling. Dit doordat een bepaalde reststroom in machinale processen onvermijdelijk is, producenten een economische prikkel hebben om verspilling te voorkomen en de reststroom in dit gedeelte van de keten vaker kan worden hergebruikt als diervoeder.
Wel ontbreekt bij voedselproducten vaak de prikkel om te investeren in verpakkingen die ervoor zorgen dat voedsel langer houdbaar is en dus minder snel wordt verspild. Als de extra kosten van zo’n verpakking niet kunnen worden doorberekend aan de volgende partij in de keten of aan de eindgebruiker omdat die daar het nut niet van inziet, dan wordt de producent waarschijnlijk tegengehouden om zo’n investering te doen. Ook al gaat het maar om een paar cent verschil per verpakking.
[3] Daarbij is het niet duidelijk wat er allemaal in het GFT-afval van huishoudens of retailers zit. Hier zouden schadelijke stoffen in kunnen zitten voor de dieren, waarvoor strenge Europese wetgeving geldt als deze dieren voor menselijke consumptie zijn bestemd (EFFPA).
Opslag & transport
Tijdens de opslag en het transport van voedsel hebben de verpakking en de temperatuur een grote invloed op de hoeveelheid verspilling (Rabobank, 2017). De juiste verpakking beschermt een product namelijk tegen beschadiging of vertraagt het rottingsproces. Dit heeft invloed op hoe het product moet worden vervoerd of opgeslagen. De aanbieder van vervoer en opslag maakt dus dezelfde investeringsafwegingen als de boer: hoeveel extra kost het om minder voedsel te verspillen. Zo kan een verpakking die beter beschermt zwaarder zijn waardoor niet alleen de verpakking zelf duurder is, maar ook het vervoer. Hoe de producten worden verpakt, is vaak door grote supermarkten of door de verwerkende industrie bepaald. Het voedselafval door beschadiging of bederf tijdens transport en opslag kan ook relatief schoon zijn als het gaat om veel dezelfde producten, waardoor het ook in deze schakel van de keten gemakkelijker is om voedsel hoogwaardig te hergebruiken.
Retailer
Retailers hebben een bijzondere positie in de bijdrage aan het verminderen van voedselverspilling. Ze kunnen de hoeveelheid die in hun winkels wordt verspild verminderen, maar ook het gedrag van consumenten beïnvloeden.
Eigen voedselverspilling beïnvloeden
Supermarkten hebben te maken met tenminste-houdbaar-tot-data (THT) en te-gebruiken-tot-data (TGT). Het Voedingscentrum geeft aan dat de TGT-datum opproducten staat die snel kunnen bederven: versproducten zoals zuivel, vlees, groenten en fruit. Bij producten met een THT-datum kan de smaak en of het uiterlijk langzaam achteruit gaan, maar het product is vaak maanden of zelfs jaren na het verstrijken van deze datum nog te eten. Alleen garandeert de producent de kwaliteit van het product tot de genoemde datum.
Supermarkten willen de schappen doorgaans op elk moment van de dag gevuld hebben, zodat klanten het idee hebben dat er altijd voldoende aanbod is. Maar alles wat niet wordt verkocht, leidt tot een lagere winstmarge. Daarom doen supermarkten er alles aan om producten die bijna de THT- of TGT-datum naderen te verkopen. Bijvoorbeeld door het verlagen van de prijzen van producten die tegen de houdbaarheidsdatum aanlopen. Op die manier hebben consumenten een prikkel om dat product te kopen in plaats van een product dat nog langer goed is. Zo gaat de supermarkt voedselverspilling tegen. Voor voedsel dat alsnog overblijft, werken veel supermarkten samen met de Voedselbank. Eten waarvan de THT-datum is verstreken, kan namelijk nog worden gebruikt door Voedselbanken. Eten doneren aan de Voedselbank is een hoogwaardige manier van hergebruik; het dient op die manier namelijk nog steeds voor menselijk gebruik. Voedsel met een verstreken TGT-datum mag niet worden gedoneerd aan de Voedselbank en wordt vaak gebruikt voor het maken van veevoer of biogas. Het gebruik van het eten voor veevoer heeft volgens de waardeladder de hoogste waarde.
Met sommige leveranciers hebben supermarkten contractuele afspraken over het overgebleven voedsel. Afspraken die ervoor zorgen dat de prikkel om voedselverspilling tegen te gaan ontbreekt. Een voorbeeld hiervan is de afspraak die supermarkten vaak maken met bakkerijen waarbij de bakkerij wordt verplicht om niet-verkochte broden terug te nemen. De supermarkt wil dit zodat zij ruim voldoende brood kan inkopen waardoor er genoeg aanbod is, maar niet voor de broden hoeft te betalen als ze niet worden verkocht. Het afschaffen van dit soort afspraken met vers-leveranciers geeft supermarkten een prikkel om strakker in te kopen en voedselverspilling tegen te gaan.
Consumentengedrag beïnvloeden
Daarnaast kunnen retailers het gedrag van consumenten beïnvloeden op het gebied van voedselverspilling. Bijvoorbeeld door naast grote verpakkingen van eten ook kleinere verpakkingen te verkopen. Om te voorkomen dat consumenten teveel inkopen, wat ze uiteindelijk weggooien. Zo worden al steeds meer eenpersoonsverpakkingen gemaakt, passend bij de trend van het groeiende aantal eenpersoonshuishoudens in Nederland.
Veel supermarkten hebben aanbiedingen in de maanden dat bepaalde producten veel worden geplukt of geoogst, omdat ze deze producten dan in grote hoeveelheden inkopen en ze deze ook allemaal willen verkopen. Door acties als ‘de tweede bak aardbeien voor de helft van de prijs’ of ‘twee trossen bananen voor de prijs van een’ zorgen ervoor dat consumenten worden verleid een extra bak aardbeien of tros bananen mee te nemen. Op zichzelf is hier niets mis mee, maar wel als die extra bak aardbeien of tros bananen in de kliko eindigt omdat de consument hierdoor teveel eten in huis had en het niet op tijd op kon eten. Om dit ongewenste effect te voorkomen, heeft een aantal supermarkten in Denemarken volumekortingen afgeschaft. In plaats daarvan geven ze korting op één product (Kulikovskaja, V. en Aschemann-Witzel, J., 2016). Een andere manier om te voorkomen dat de consument teveel inkoopt, is door hem de mogelijkheid te geven het gratis product een andere keer in de actieperiode op te halen. Zo kan de consument de extra bak aardbeien of tros bananen ophalen wanneer er echt behoefte is aan het eten.
Consumenten
Consumenten hebben in Nederland een groot aandeel in de totale voedselverspilling. Dit aandeel wordt geschat op 27 tot 39 procent (Voedingscentrum, 2017). Er zijn diverse redenen waarom consumenten veel eten weggooien. Ze vinden het moeilijk in te schatten hoeveel ze precies moeten kopen, weten niet hoe ze met de restjes die ze nog hebben een maaltijd kunnen maken, of vinden het gewoon fijn om veel eten in huis te hebben en de keus te hebben. De onderliggende reden ligt vaak in het gebrek aan kennis. Veel consumenten weten niet hoeveel voedsel er wordt verspild en voor hoeveel watergebruik en CO₂-uitstoot dit verspilde voedsel zorgt. Voorlichting over de nadelen van voedselverspilling kan zorgen voor meer bewustwording bij consumenten.
Wellicht het belangrijkste informatieprobleem bij consumenten heeft als gevolg dat veel voedsel wordt weggegooid dat ‘over de datum’ is, maar dat eigenlijk nog prima te eten is. Vaak wordt de THT-datum aangehouden als uiterste consumeerdatum. Terwijl het product ten minste tot die datum goed is, maar vaak nog langer. Betere consumentenvoorlichting of informatievoorziening op de verpakking kunnen ervoor zorgen dat consumenten vertrouwen op hun eigen reuk- en smaakzintuigen.
Conclusie
In de gehele voedselketen gaat eten verloren of wordt voedsel niet goed hergebruikt. Een van de oorzaken vormen prikkels die voedselverspilling of laagwaardig hergebruik in de hand werken. Wanneer partijen zich meer bewust zijn van deze prikkels, kunnen ze betere beslissingen nemen om voedselverspilling tegen te gaan en reststomen hoger te verwaarden.
Literatuur
Voedingscentrum (2017). Oplegnotitie Voedselverspilling bij huishoudens in Nederland in 2016.
National Geographic (2017), This tiny country feeds the world.
Rabobank. Janssen, T. en Van de Hei, L. (2018), Voedselverspilling: op naar minder afval en meer waarde.
Omroep Flevoland (2017), Boeren hebben een overschot aan witte kolen.
RVO, Biomassa SDE+.
European Former Foodstuff Processors Association (EFFPA) (2017), What are former foodstuffs.
Rabobank, Hansen, S. (2017), Food packaging – Ticking all the boxes.
EPA, Sources of Greenhouse Gas Emissions.
Champions 12.3 (Hanson, C. and Mitchell, P) (2017). The business case for reducing food loss and waste. A report on behalf of Champions 12.3.
Kulikovskaja, V. en Aschemann-Witzel, J. (2016). Food waste avoidance initiatives in Danish food retail.