Onderzoek
Ondernemend naar brede welvaart
Ondernemers geven aan dat slechts 60 procent van de bedrijven meekan in de transitie naar een duurzame en sociaal inclusieve economie. Voor het omhoog krijgen van dit percentage stellen we zes voorwaarden.
In het kort
Het begrip brede welvaart heeft een hoge vlucht genomen in onderzoek en beleid. Het is een nieuwe loot aan de economische stam, waarin ‘wat mensen van waarde vinden’ centraal staat. En dat gaat verder dan bijvoorbeeld welvaart die wordt gemeten door te kijken naar economische productie en het bruto binnenlands product. [1] Naast de materiële aspecten van onze welvaart, gaat brede welvaart nadrukkelijk ook over ecologische en sociale aspecten. Uiteindelijk gaat het om een gezonde balans tussen economie, milieu en samenleving. Het gaat niet alleen om de effecten van ons welvaartsstreven in het ‘hier en nu’, maar ook op de brede welvaart ‘later’ (van toekomstige generaties), en ‘elders’ (in het buitenland). [2]
Hoe ondernemingen kunnen bijdragen aan de brede welvaart, is dan ook een logische en urgente vervolgvraag. Een vraag die ook het bedrijfsleven zelf bezighoudt, zo blijkt bijvoorbeeld uit de recente visie op Ondernemen voor Brede Welvaart van VNO-NCW en MKB Nederland. Centraal binnen deze koers staat het besef dat waardecreatie over veel meer gaat dan alleen financiële waarde. Vanuit dit vertrekpunt hebben we eerder al gemeten hoe ver het bedrijfsleven is in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie. We noemen dat de transitie naar een nieuwe economie (zie box 1). Wat zien we? Het gemiddelde Nederlandse bedrijf scoort maar net een voldoende op deze transitie en zo’n 50 procent van de bedrijven heeft een rapportcijfer dat lager dan een 5,8 ligt. Bovendien zien we dat de transitie stagneert: de score van het gemiddelde Nederlandse bedrijf is er de afgelopen jaren nauwelijks op vooruit gegaan. Kortom: het Nederlandse bedrijfsleven staat voor de uitdaging om de transitie naar een nieuwe economie te versnellen, een economie die duurzaam en sociaal inclusief is.
[1] Zie ook de recente ESB dossiers meten van welvaart , sturen op welvaart en welvaart afwegen
[2] ‘Hoewel we brede welvaart als nieuwe loot beschrijven is het ook weer niet zo nieuw. Het Brundtland Report uit 1987 benadrukt dezelfde drie dimensies van duurzame ontwikkeling. De laatste jaren zijn wel nieuwe kaders ontwikkeld, zoals de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties, of Environmental, Social and Governance (ESG) factors.
Box 1: De transitie van het Nederlandse bedrijfsleven naar een nieuwe economie in zeven dimensies
Wanneer we het hebben over de transitie naar een nieuwe economie dan bespreken we meestal zeven dimensies:
- Nieuwe rijkdom: de mate waarin bedrijven oog hebben voor mens, milieu en maatschappij. In de ideale situatie wordt het succes van bedrijven niet langer alleen gedefinieerd in termen van financiële waarde, maar ook in termen van sociale en ecologische waarde.
- Echte prijzen: de mate waarin bedrijven negatieve externe effecten van hun producten en productieprocessen doorberekenen in de prijzen die ze vragen voor hun producten en de investeringsbeslissingen die ze nemen. Denk bijvoorbeeld aan het beprijzen van CO2-uitstoot of andere vormen van milieuvervuiling.
- Inclusief ondernemen: de mate waarin medewerkers van het bedrijf –en dan vooral het management en de directie, een afspiegeling is van de samenleving waarin het bedrijf opereert.
- Transparante ketens: de mate waarin bedrijven inzicht hebben in wat er elders in de keten (bij leveranciers en afnemers) gebeurt en hier ook eerlijk over communiceren. In de ideale situatie pakken bedrijven hun verantwoordelijkheid voor wat er door de hele keten heen gebeurt; of het nu gaat om arbeidsomstandigheden of milieu-impact.
- Groene energie: de mate waarin bedrijven hernieuwbare energie gebruiken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan wind- en zonne-energie.
- Biodiversiteit en ecosystemen: de mate waarin bedrijfsactiviteiten (geen) afbreuk doen aan de wereldwijde soortenrijkdom en natuurlijke ecosystemen bij voortduring in staat zijn om diensten te blijven leveren waar mensen van afhankelijk zijn, zoals drinkwater en schone lucht.
- Circulair ondernemen: de mate waarin bedrijven eindige grondstoffen niet langer uitputten en reststoffen volledig opnieuw inzetten. In de ideale situatie is niet langer sprake van afval: bestaande grondstoffen worden steeds opnieuw waardevol ingebracht in het systeem van productie en consumptie.
- Deze zeven dimensies samen kenmerken de nieuwe economie, een economie die duurzaam en sociaal inclusief opereert.
Hoe de transitie naar een nieuwe economie kan worden versneld, is daarom dé centrale vraag in dit onderzoek. Daarvoor zijn ruim 75 bedrijven, allen koplopers in duurzaam ondernemen, het afgelopen half jaar met elkaar in dialoog gegaan. Deze ondernemers deelden hun ervaringen, successen en dilemma's in de transitie naar een nieuwe economie. Ze bespraken samen de stappen die zij hebben gezet in deze transitie. Binnen de dialoog ging het om vragen als ‘hoe bedrijven succesvol kunnen versnellen in de transitie naar een nieuwe economie’. Maar ook om ‘wat ze tegenhoudt’ (zie box 2 voor een toelichting op de dialoog). Hieruit trekken we zes lessen. Lessen die duurzaam ondernemend Nederland ons meegeeft over hoe ondernemend tot brede welvaart te komen. De lessen gaan over wat er binnen bedrijven zelf nodig is om te versnellen én over wat bedrijven van de buitenwereld verwachten om versnelling te bewerkstelligen. Duidelijk is dat versnelling in de transitie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en wordt vormgegeven door individuele bedrijven, maar ook door overheden, consumenten, kennisinstellingen en financiële dienstverleners. Kortom: de transitie naar een nieuwe economie is een collectief doel en vergt collectieve inspanning.
Om ondernemend naar brede welvaart toe te werken en de transitie naar een nieuwe economie te versnellen gaat het om …
- … ondernemerschap en leiderschap bij bedrijven zelf;
- … een koersvaste en ondernemende overheid;
- … een gestructureerde en wendbare bedrijfsvoering;
- … een gelijk (inter)nationaal speelveld;
- … aandacht voor (potentiële) werknemers; en
- … toewijding vanuit de gehele keten.
De sleutel om ondernemend naar brede welvaart te komen, ligt daarbij dus vaak bij ondernemersgeest. Ook in de brede zin: leiderschap, inspiratie, durf en lef van de ondernemers, waarbij ze investeren in relaties binnen én buiten de organisatie, in een bredere pool van (potentiële) werknemers en in samenwerkende partijen. Daarbij gaat het ook over het bredere ecosysteem aan belanghebbenden: beleidsmakers die snappen hoe ze bedrijven in staat stellen duurzaam te ondernemen, hun taal spreken en daarbij ook een stip op de horizon durven te zetten om beleidsonzekerheid te verkleinen. En het gaat over werknemers die duurzaam en inclusief gedrag binnen de organisatie bespreekbaar maken. Maar ook over regisseurs in de keten die vanuit brede waarde denken en niet simpelweg sturen op de laagste prijs. Hét kenmerk van deze ondernemersgeest is het voortdurend op zoek gaan naar kansen en mogelijkheden om duurzaam en sociaal inclusief te verbeteren.
Box 2: Dialoogvoering als techniek om transitielessen van ondernemers boven tafel te krijgen
Om de lessen voor het versnellen van de transitie boven tafel te krijgen hebben we de Appreciative Inquiry methode* gebruikt. In plaats van dat wat er nog niet goed gaat als vertrekpunt te nemen, richt deze methodiek zich vooral op wat er al wel goed gaat. Vanuit dit positieve uitgangspunt is samen gezocht naar mogelijkheden om de positieve ervaringen van ondernemers in de transitie naar een nieuwe economie op te schalen en zo versnelling waar te maken.
Aan verschillende gesprekstafels zijn we met vijf à zes ondernemers in dialoog gegaan (zie bijlage 1 voor een beschrijving van de deelnemers). Dit ging steeds in vijf fasen. In de eerste fase hebben de deelnemers met elkaar kennis gemaakt en hun eerste associatie met de transitie naar een nieuwe economie met elkaar gedeeld. Vervolgens vroegen we deelnemers naar hun ervaringen met de transitie naar een nieuwe economie. Daarna legden we de deelnemers de vraag voor een toekomstbeeld te schetsen: hoe ziet 2030 er idealiter uit wanneer de transitie is doorgezet? In de vierde fase vroegen we wat en wie er nodig is om dit toekomstbeeld echt waar te maken. En tot slot vroegen we de deelnemers welke eerste (vervolg)stap zij op korte termijn gaan zetten om een stap dichterbij hun wensbeeld te komen. Doordat we aan iedere gesprekstafel steeds dezelfde fasering gebruikten waarbij een verslaglegger de bijdragen van deelnemers woordelijk heeft opgeschreven, konden we de uitkomsten van de verschillende dialogen aan elkaar verbinden.
Na de dialogen codeerden we de gespreksverslagen waarbij de zoektocht naar versnellers voorop stond. Dit hebben we in twee stadia gedaan. Eerst met open codering: verslagfragmenten zijn voorzien van labels die volgens de individuele analisten de kern van de zin weergeven. Vervolgens hebben we de open codes geclusterd en onder gebracht bij een gedeelde noemer: de zes lessen om de transitie naar een nieuwe economie te versnellen.
Ten slotte hebben we de deelnemers aan de dialoog ook online enquêtevragen voorgelegd; deze vormen de basis voor de gepresenteerde statistieken.
*Zie: Finegold, M.A., Holland, B.M. & Lingham, T. (2002). Appreciative Inquiry and Public Dialogue: An Approach to Community Change. Public Organization Review , 2: 235–252.
In wat volgt gaan we dieper in op deze lessen. Wat wordt er precies mee bedoeld? Welke voorbeelden van deze lessen zien we in de dagelijkse ondernemerspraktijk? En wat betekenen deze lessen voor hoe de transitie concreet kan worden vormgegeven? Afsluitend pakken we de lessen samen. Belangrijke conclusie daarbij is dat versnelling in de transitie naar een nieuwe economie niet gebaat is bij een eenzijdige nadruk op een van de zes lessen afzonderlijk. Met andere woorden, de lessen kunnen alleen in samenhang met elkaar worden opgepakt. Zonder koersvaste overheid mogen we geen wonderen verwachten van ondernemers die leiderschap laten zien. Aandacht voor (potentiële) werknemers gedijt alleen binnen een gestructureerde en wendbare bedrijfsvoering. Diezelfde gestructureerde bedrijfsvoering draagt eraan bij dat ondernemers zich niet met de problemen van dagelijkse bedrijfsprocessen hoeven bezig te houden, maar zich kunnen richten op waar ze goed in zijn. Met andere woorden ondernemen. Toewijding vanuit de keten krijg je alleen wanneer er sprake is van een gelijk (internationaal) speelveld. En ga zo maar door. Kortom, om de transitie echt te kunnen versnellen moeten belanghebbenden samen optrekken; ondernemend naar brede welvaart betekent niet alleen een oproep aan bedrijven, het doet een beroep op heel ondernemend Nederland.
Zes lessen om de transitie naar een nieuwe economie te versnellen
In theorie kunnen zowel interne als externe bedrijfsfactoren een rol spelen bij versnelling van de transitie naar een nieuwe economie. Interne bedrijfsfactoren spelen zich af binnen de muren van het bedrijf zelf, terwijl externe factoren gaan over de marktomstandigheden waarmee bedrijven te maken hebben. Gevraagd naar het relatieve belang van die twee, geeft 58 procent van de deelnemende ondernemers aan dat versnelling van de transitie vooral zit in de wisselwerking tussen interne en externe bedrijfsfactoren. Dit zagen we ook terug in de dialogen. De zes lessen om de transitie te versnellen gaan dan ook over beide typen factoren (zie figuur 1).
#1: Leiderschap en ondernemerschap bij bedrijven zelf
Bedrijven hebben een grote verantwoordelijkheid om de transitie naar een nieuwe economie te versnellen. Volgens de deelnemers aan de dialoog vraagt deze verantwoordelijkheid om leiderschap en ondernemerschap, al kan dit betekenen dat niet alle bedrijven meekunnen in de transitie.
Leiderschap betekent tegen de stroom in anderen op sleeptouw kunnen nemen
In een recente studie liet RaboResearch zien dat er een positieve samenhang bestaat tussen de leiderschapscultuur binnen een bedrijf en zijn voortgang in de transitie naar een nieuwe economie. Leiderschap gaat hierbij over anderen prikkelen om met de transitie naar een nieuwe economie aan de slag te gaan. Of het nu gaat om de eigen medewerkers, afnemers, leveranciers, financiers of zelfs overheden.
Neem het voorbeeld van een verffabrikant, een van de deelnemers aan de dialoog. Het vertrekpunt van de eigenaar-directeur van dit bedrijf is dat verf in de basis geen duurzaam product is, vanwege de chemische bestandsdelen. Duurzaam ondernemen betekent daarmee dat er per saldo minder verf moet worden gebruikt en verf die bestaat uit minder chemische bestanddelen, maar die tegelijkertijd wel langer meegaat. Geen makkelijke boodschap om te verkondigen aan bijvoorbeeld medewerkers die gewend zijn in te zetten op meer en meer verfverkoop aan klanten. En toch heeft dit bedrijf vanuit de persoonlijke overtuiging van de directeur-eigenaar deze lijn doorgezet. Het uitgangspunt was meervoudige waardecreatie: financiële waarde gekoppeld aan ecologische en sociale waarde. Wat in eerste instantie hielp was dat het marktaandeel van de fabrikant steeg, waardoor ondanks de lagere omzet per klant, de totale omzet steeg. Deze ontwikkeling droeg bij aan de overtuiging bij (aanvankelijk sceptische) medewerkers dat de ingeslagen weg wel degelijk kan werken. Tegelijkertijd verdween de nadruk op verkoopcijfers naar de achtergrond en maakte deze plaats voor een intrinsieke motivatie bij medewerkers om te komen tot het beste, duurzame product.
Ondernemerschap betekent het vermogen hebben kansen te zien in de transitie
Los van leiderschap, kan versnelling in de transitie naar een nieuwe economie niet zonder ondernemerschap. Daar waar leiderschap gaat over het vermogen om anderen te prikkelen bepaalde doelstellingen na te streven, gaat ondernemerschap over het vermogen om kansen voor nieuwe waardecreatie te identificeren en waar te maken. Ondernemers die echt ondernemen zijn altijd op zoek naar verbetering. Dat doen ze op verschillende vlakken tegelijk en in samenhang met elkaar. Denk aan de combinatie van digitalisering, circulair ondernemen en oog voor de eigen mensen in de organisatie.
Volgens deelnemers wordt duurzaam en sociaal inclusief ondernemen te vaak neergezet als een kostenpost in plaats van als kans voor bedrijven. Het voorbeeld van de verffabrikant hierboven laat al zien dat het verduurzamen van een product zelfs tot een vergroting van het marktaandeel kan leiden. We zien bijvoorbeeld ook vaak terug dat ondernemers, juist in de huidige krappe arbeidsmarkt, groepen betrekken die eerder niet of minder in beeld waren. In plaats van lange werving- en selectieprocedures kiezen ondernemers er vaker voor om mensen meteen in dienst te nemen. Tijdens een periode van learning on the job kijken ze samen welke werkzaamheden het beste passen en beslissen ze of er een match is.
Een echte ondernemer, zo kwam in de dialoog naar voren, ziet kansen in de transitie en weet deze om te zetten in verdienvermogen. Een mooi voorbeeld is dat van de metafoor van de ‘doe-het-zelf-markt’. Om de energietransitie betaalbaar en vanwege een tekort aan arbeidskrachten haalbaar te maken, moeten we toe naar een systeem waarin mensen zelf kunnen ‘klussen’. De oplossingen om energie te besparen moeten zijn als een ‘Ikea-kast’ die mensen zelf in elkaar kunnen zetten. Een echte ondernemer biedt deze producten aan, en dat werkt.
Niet iedere bedrijfseigenaar is een ondernemer, en niet iedere ondernemer is eigenaar van een bedrijf. Wat terug kwam in de dialoog was dat sommige bedrijven geneigd zijn naar de overheid te kijken om de transitie naar een nieuwe economie verder vorm te geven. Daarbij gaan zij voorbij aan de kansen die de transitie sowieso voor ondernemers biedt. De deelnemers schatten dan ook in dat nog geen 60 procent van de bedrijven in Nederland meekan in de transitie naar een nieuwe economie. In hoeverre dit een probleem is laten we in het midden. Aan de ene kant gaf zo’n 70 procent van de deelnemers tijdens de dialogen aan het redelijk tot zeer belangrijk te vinden dat alle bedrijven meekunnen in de transitie (zie figuur 2). Hieruit blijkt in ieder geval een breed gedeelde wens om alle bedrijven mee te nemen in de transitie.
Aan de andere kant is het vanuit macro-economisch perspectief niet per definitie verkeerd dat niet alle bedrijven een plek hebben in de nieuwe economie. Schumpeter, sprak niet voor niets over ‘creative destruction’. [3] Bedrijvendynamiek zorgt ervoor dat kapitaal en arbeid daar terecht komt waar dat het meest productief kan worden ingezet. Dat was zo in de oude economie en zal ook zo zijn in de nieuwe economie.
[3] Zie: Schumpeter, Joseph A. (1994) [1942]. Capitalism, Socialism and Democracy. London: Routledge.
#2: Een koersvaste en ondernemende overheid
Zoals iedere transitie, gaat de transitie naar een nieuwe economie gepaard met veel onzekerheid. Denk bijvoorbeeld aan onzekerheid over nieuwe, duurzame technologieën: welke technologie is uiteindelijk leidend wanneer de transitie volbracht is? En wanneer ontstaat er echt een markt voor een nieuwe technologie (denk aan waterstof)? Onzekerheid kan een rem zetten op investeringen in de transitie. Het helpt daarbij niet wanneer technologische onzekerheid wordt vergroot door beleidsonzekerheid. Dat wil zeggen, onzekerheid over de wet- en regelgevende kaders waarbinnen ondernemers vanuit nu en in de toekomst mogen ondernemen van de overheid. Wat volgens deelnemers aan de dialoog juist nodig is, is een koersvaste overheid die de lijnen uitzet en daar zelf ook naar handelt. Met andere woorden, een overheid die betrouwbaar is en vanuit haar eigen inkoopbeleid en subsidiebeleid kiest voor duurzame oplossingen in plaats van de laagste prijs.
Een koersvaste overheid betekent een betrouwbare overheid…
Een veel gehoord geluid binnen de dialogen was dat de overheid het in woord vaak heeft over verduurzaming en inclusiviteit, maar vaak hapert in de uitvoering omdat verschillende beleidsmaatregelen elkaar tegenwerken. Denk aan monumentale bedrijfspanden die door het beschermde aanzicht moeilijk te verduurzaamen zijn met bijvoorbeeld zonnepanelen. Nog duidelijker was het voorbeeld van een ondernemer die maar al te graag verpakkingsmateriaal van chemische grondstoffen wil hergebruiken, maar aanloopt tegen de eis van een afvalverwerkingsvergunning om gebruikte verpakkingen terug te halen.
En dan is er nog de veelgehoorde klacht dat subsidieregelingen vaak ondoorgrondelijk zijn voor de (kleine) ondernemer. Nederland kent een lappendeken aan (innovatie)subsidies [4] , maar voor de kleine ondernemer is er vaak geen beginnen aan om hier een weg in te vinden. Een ondernemer die zijn wagenpark van vrachtauto’s wilde vervangen door elektrische exemplaren, maar wel met een klein dieselaggregaat om de chauffeurs de zekerheid te geven altijd ‘thuis’ te komen, vond niet thuis bij de overheid. Dit betekent geen aanspraak op subsidies. Deze houding van de overheid wordt als weinig inspirerend ervaren. “In deze fase van de transitie is volledig elektrisch vrachtvervoer nog niet te doen, en we maken al een megastap”, zo is de gedachte.
… die om te beginnen zelf duurzame en inclusieve oplossingen vooropstelt
Of het nu gaat om infrastructuurprojecten of afvalverwerking, linksom of rechtsom is de overheid voor veel bedrijven vaak een grote klant. Dat betekent ook dat de overheid in ieder geval in de positie is om eisen te stellen op het gebied van duurzaamheid en inclusiviteit aan die bedrijven, hun leveranciers. Toch merken veel van de deelnemers aan de dialoog dat overheden, als puntje bij paaltje komt, eerder kiezen voor de laagste prijs dan voor die duurzame, inclusieve oplossing. Of ze hebben bedrijven helemaal niet op het vizier als partner. Zo moest er in een gemeente 100m2 aan zonnepanelen geplaatst worden. De gemeente heeft niet gepeild of boerenbedrijven hierbij een rol konden spelen. Terwijl deze bedrijven met een vergunning heel veel hadden kunnen betekenen. Kortom, de overheid zou meer haar rol kunnen pakken als launching customer en zelf nadrukkelijker meervoudige waardecreatie voorop moeten stellen bij het neerleggen van eisen bij haar leveranciers. De waarde die ze hecht aan de prijs moet in juiste balans zijn met de ecologische en sociale waarde die leveranciers te bieden hebben.[4] Carl Koopmans, “Innovatieve samenleving is niet gebaat bij lappendeken van subsidies”, Me Judice, 16 oktober 2019
#3: Een gestructureerde en wendbare bedrijfsvoering
Een gestructureerde bedrijfsvoering betekent dat je als bedrijf weet waar je mee bezig bent…
Naast leiderschap worden bedrijven die verder zijn in de transitie naar een nieuwe economie over het algemeen gekenmerkt door een meer gestructureerde bedrijfsvoering. Abstracte bedrijfsdoelen zijn vertaald naar concrete acties op de werkvloer. Wanneer zich problemen voordoen in het bedrijf, worden deze structureel opgelost, zodat de kans dat ze nogmaals voorkomen kleiner wordt. En mensen in het bedrijf worden beloond voor geleverde prestaties in plaats van bijvoorbeeld hun arbeidsverleden binnen het bedrijf. Strategie, zo gaf een van de deelnemers aan de dialogen aan, is geen onderwerp dat eens in de zoveel jaar een keertje op de agenda moet komen te staan, maar moet voortdurend onderdeel uitmaken van het gesprek tussen directie en medewerkers. En dat geldt daarmee ook voor de toegevoegde waarde die bedrijven willen leveren op het vlak van milieu en samenleving. Wanneer dit voortdurend en systematisch onderdeel uitmaakt van het gesprek tussen directie en medewerkers, is de kans het grootst dat hier ook succesvol invulling aan wordt gegeven.
Een gestructureerde bedrijfsvoering betekent overigens niet dat het reilen en zeilen van het bedrijf volledig moeten worden geformaliseerd in procedures en werkbeschrijvingen. Hoewel enige vorm van formalisering soms onvermijdelijk is kan structuur wel degelijk zijn ingebed in informele relaties tussen medewerkers onderling en tussen medewerkers en directie. Of het nu om formele of informele relaties gaat, uiteindelijk gaat het erom dat voor de mensen binnen je bedrijf duidelijk is waar je als bedrijf naartoe wilt en hoe zij kunnen bijdragen om daar te komen.
… zodat je tijdig kan anticiperen op veranderende marktomstandigheden
Weten waar je mee bezig bent als bedrijf betekent niet dat je doelen –en vooral hoe je die gaat bereiken– in beton gegoten zijn. Een gestructureerde bedrijfsvoering moet dan ook niet leiden tot een houding binnen het bedrijf waarbij “we de dingen nu eenmaal altijd zo doen”. In tegendeel, een gestructureerde bedrijfsvoering moet in dienst staan van de wendbaarheid van het bedrijf. Dit werkt volgens deelnemers aan de dialoog op twee manieren. Ten eerste zorgt het ervoor dat je je als ondernemer niet (of in ieder geval minder) druk hoeft te maken over de dagelijkse werkprocessen. Hierdoor hou je meer tijd over om kansen in de markt te herkennen en door te vertalen naar gevolgen voor je eigen bedrijf. Met andere woorden, je houdt als ondernemer meer tijd over om echt te ondernemen. Werken aan in plaats van in je bedrijf. Daarnaast helpt een gestructureerde bedrijfsvoering om eerder duidelijk te hebben welke onderdelen van de bedrijfsvoering op welke manier moeten worden aangepast in het licht van veranderende marktomstandigheden. Een gestructureerde bedrijfsvoering zorgt er dus voor dat continue verbetering integraal onderdeel uitmaakt van het bedrijf.
In het kader van de transitie naar een nieuwe economie helpt een gestructureerde bedrijfsvoering om sneller inzicht te hebben in waar bijvoorbeeld energieverbruik kan worden verminderd of hoe afvalstromen in het productieproces kunnen worden teruggebracht. Dat lang niet ieder bedrijf beschikt over een gestructureerde bedrijfsvoering is daarom zorgelijk in het licht van de benodigde versnelling. Eerder pleitten we daarom voor een Marshallplan voor management om de productiviteit van het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten. Net als in het oorspronkelijke Marshallplan werd eind jaren veertig naast substantiële investeringen in bijvoorbeeld technologie ook geïnvesteerd in beter management bij bedrijven. Het effect van nieuwe technologie was het grootst wanneer tegelijkertijd ook werd ingezet op een gestructureerde bedrijfsvoering. Hier is een sterke parallel te trekken met de transitieopgaven waar bedrijven op dit moment voor staan. Versnelling daarin kan alleen plaatsvinden wanneer er naast aandacht voor nieuwe, duurzame technologieën, ook aandacht is voor de bedrijfsvoering waarin deze technologieën moeten worden ingebed.
#4: Een gelijk internationaal speelveld
Deelnemers aan de dialoog gaven aan dat zij vaak te maken hebben met een ongelijk internationaal speelveld. Zo gaf een van de dialoogdeelnemers aan wel verder te willen verduurzamen, maar bang te zijn “te worden afgeslacht” door de internationale concurrentie. Meer dan eens wordt volgens dialoogdeelnemers uit internationale ketens met twee maten gemeten: de eisen die op het gebied van duurzaamheid en sociale inclusie worden gesteld aan producten uit eigen land, worden ‘vergeten’ zodra het om producten uit het buitenland gaat. Hierdoor ervaren Nederlandse bedrijven een concurrentienadeel ten opzichte van bedrijven uit het buitenland, vooral die van buiten de EU.
Een gelijk internationaal speelveld vraagt om het belasten van negatieve effecten…
Om de CO2-uitstoot terug te dringen pleitte een grote groep economen eerder al eens voor de invoering van een economiebrede CO2-prijs, geheven over alle uitstoot en die geldt voor alle bedrijven in alle sectoren. Tijdens de dialogen had een soortgelijk geluid veel draagvlak bij de deelnemers aan tafel. En dan niet alleen voor wat betreft CO2-uitstoot. Maar eigenlijk met betrekking tot alle negatieve effecten van productie die niet vanzelfsprekend in de prijs van producten wordt doorberekend. Zo stoorden dialoogdeelnemers zich eraan dat prijzen van gerecyclede grondstoffen even hoog, zo niet hoger, liggen dan prijzen van nieuwe (virgin) grondstoffen. Opvallend daarbij was dat veel ondernemers het helemaal niet erg zouden vinden als de overheid wat meer haar tanden laat zien. Zolang ieder bedrijf, in binnen én buitenland, aan dezelfde heffingen op negatieve maatschappelijke impact wordt blootgesteld, staan ondernemers niet per definitie onwelwillend tegenover zulke heffingen.
… en handhaving van eenduidige certificering
Volledig inzicht in wat er elders in de keten gebeurt, is een belangrijke eerste stap voor de totstandkoming van een gelijk internationaal speelveld. Of het nu gaat om (mogelijke) schending van mensenrechten of negatieve milieugevolgen. Van grondstof tot consument moet duidelijk zijn wie op welke manier heeft bijgedragen aan de totstandkoming van een product. Dan kan er certificering plaatsvinden van producten en de manier waarop ze tot stand zijn gekomen. Op dit moment gebeurt certificering van producten volgens de dialoogdeelnemers nog te vaak versnipperd. Hierdoor is voor producenten en consumenten vaak niet duidelijk welke producten wel en welke niet duurzaam en sociaal inclusief geproduceerd zijn. Tot slot moet certificering, wanneer eenmaal ingevoerd, ook structureel worden gehandhaafd. Waar certificering is, ontbreekt bij deelnemers vaak het vertrouwen dat de voorgeschreven kwaliteitsstandaarden ook echt worden nageleefd.
#5: Aandacht voor (potentiële) werknemers
Werknemers zijn voor veel ondernemers de sleutel tot succes in de transitie naar een nieuwe economie. Er zijn voor je werknemers, oog hebben voor hun welzijn, investeren in vaardigheden, aantrekkelijk zijn voor nieuwe werknemers zijn zaken die regelmatig naar voren kwamen. In dat licht is de krapte op de arbeidsmarkt voor hen vaak een echte belemmering voor versnelling.
Aandacht voor werknemers betekent inzetten op kennis en vaardigheden van werknemers…
Onderwijs- en kennisinstellingen spelen een belangrijke rol als leverancier van kennis en vaardigheden die nodig zijn om van de transitie een succes te maken. Aan de ene kant laten ondernemers weten meer te verwachten van kennis- en onderwijsinstellingen. Te vaak merken zij dat de kennis en vaardigheden van net afgestudeerden onvoldoende aansluiten op de behoeften aan kennis en vaardigheden in de markt. Door in het curriculum meer aandacht te besteden aan duurzaamheid en inclusief ondernemen kunnen kennis- en onderwijsinstellingen een positieve bijdrage leveren aan de transitie. Aan de andere kant erkennen ondernemers zelf ook dat van generieke kennis- en onderwijsinstellingen niet verwacht mag worden dat zij studenten opleiden voor specifieke bedrijven en hun activiteiten. Bedrijven kunnen ook zelf investeren in de benodigde kennis en vaardigheden bij hun werknemers. We zien dan ook dat bedrijven die hun werknemers meer uren training en opleiding aanbieden over het algemeen verder op weg zijn in de transitie naar een nieuwe economie (zie figuur 3). Vaak zijn duurzame en sociaal inclusieve oplossingen zo specifiek voor het individuele bedrijf dat maatwerk nodig is in training en opleiding van werknemers.
… maar ook als bedrijf je horizon verbreden op de arbeidsmarkt
De transitie naar een nieuwe economie vraagt dus om nieuwe kennis en vaardigheden van werknemers. Deze kennis en vaardigheden kunnen op een hoger plan worden gebracht door training en opleiding van huidige werknemers, maar kunnen natuurlijk ook door nieuwe werknemers van buiten de eigen organisatie aan te trekken. Toch zien deelnemers aan de dialoog dat bedrijven vaak in de hen bekende vijver vissen naar nieuwe werknemers. Zelfs wanneer de vangst uitblijft. Natuurlijk is heeft ook de transitie naar een nieuwe economie te maken met krapte op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd zien de dialoogdeelnemers nog steeds kansen om de arbeidsmarkt beter te benutten. Bijvoorbeeld door minder eenzijdig af te gaan op de formele diploma’s van mensen en nadrukkelijker de motivatie van potentiële werknemers mee te nemen in het sollicitatieproces. Vaak betekent dit dat de pool waaruit wordt gevist groter wordt, waardoor de kans toeneemt dat talent op de arbeidsmarkt optimaal wordt benut voor de transitie.
#6: Toewijding vanuit de gehele keten
Versnelling in de transitie naar een nieuwe economie is niet afhankelijk van een beperkt aantal bedrijven, maar kan alleen plaatsvinden als alle partijen hun rol pakken. Van grondstofdelver tot consument en van onderwijsinstelling tot financiële dienstverlener. Alle partijen in de keten moeten zich inzetten voor versnelling in de transitie.
Toewijding betekent verantwoordelijkheid nemen in de hele waardeketen…
Versnelling in de transitie naar een nieuwe economie lijkt in een vicieuze cirkel te zitten: bedrijven wijzen naar consumenten en financiële dienstverleners, die wijzen naar overheden, die op hun beurt weer wijzen naar bedrijven. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken moeten alle partijen hun verantwoordelijkheid pakken. Het eerder genoemde ondernemerschap kan daarbij een belangrijke rol spelen. Denk aan het voorbeeld van de ondernemer die geen zonnepanelen op het dak van haar bedrijfspand mag plaatsen in verband met brandveiligheid en de daarmee samenhangende problemen met de verzekering. Hoe zorgen we ervoor dat bedrijfspanden en brandveilig zijn en bovendien van eigen groene energie worden voorzien? Antwoord op deze vraag eist creativiteit en oplossingsgerichtheid in plaats van berusting in het probleem.
… maar ook in (regionale) ecosystemen
Het belang van de keten komt ook in een ander perspectief naar voren. Veel bedrijven zijn ingebed in een (regionaal) ecosysteem van partijen waarmee ze samenwerken of waarvan ze leren. Dit zijn bijvoorbeeld clusters van samenwerkende bedrijven, maar ook kennis- en onderwijsinstellingen en financiële dienstverleners.
Voor circulair ondernemen zijn kennis en netwerken nodig, volgens een van de dialoogdeelnemers. Om een stap verder te komen ‘moet het bedrijf open gegooid worden’, omdat er altijd wel ergens een partij te vinden is die een stap verder is.
Juist in de transitie naar een nieuwe economie is het voor een bedrijf belangrijk dat opgaven die het bedrijf overstijgen samen kunnen worden opgepakt. Hierin verwachten ondernemers ook meer van financiële dienstverleners, waaronder banken. Denk aan het actief belonen van bedrijven die de transitie naar een nieuwe economie hebben ingezet. Hoewel hier initiatieven toe worden genomen, mag het wat de deelnemers aan de dialoog betreft sneller, meer, en nadrukkelijker op de voorgrond gebeuren.
Conclusie en gevolgen
Van alle lessen die we hier besproken hebben is er niet een de allerbelangrijkste. In tegendeel, om echt de transitie naar een nieuwe economie te versnellen moeten ze in samenhang met elkaar worden opgepakt:
Sommige lessen gaan over versnellers die zich vooral afspelen binnen de muren van bedrijven zelf (les 1, 3 en 5). Andere spelen zich vooral af in de marktomgeving (les 2, 4 en 6). Uiteindelijk ligt versnelling in de transitie vooral in de match tussen wat er zich binnen en buiten de muren van het bedrijf afspeelt.
Als er een ding is wat de zes lessen voor versnelling in de transitie naar een nieuwe economie met elkaar verbindt, dan is het wel ondernemersgeest. De ‘spirit’ vanuit bedrijven zelf (niet meer van hetzelfde, maar nieuwe kansen zien en grijpen in de transitie), maar ook vanuit overheden, kennis- en onderwijsinstellingen en financiële dienstverleners. De durf om andere keuzes te maken vanuit een brede kijk op welvaart die verder gaat dan alleen financiële waarde. Samengevat betekent ondernemend naar brede welvaart dat de transitie naar een nieuwe economie wordt versneld vanuit een gezamenlijk eigenaarschap, met een gedeeld doel en een gezamenlijke inspanning.
Colofon
De dialogen die voor dit onderzoek zijn gebruikt, zijn georganiseerd door het Rabobank Dialoog Expertisecentrum. De auteurs danken Barbara Broeks en Christel Hoeksema-Ruitenbeek voor de organisatie.
Bijlage 1: Beschrijving van de dialoogdeelnemers
De ondernemers die deelnamen aan de dialogen in de verschillende regio’s leiden bedrijven die verschillen in omvang (zie figuur 4) en in sector waarin ze actief zijn (zie figuur 5). Toch betekent dit niet dat we met een representatieve groep bedrijven om tafel zaten. Al was het maar omdat de gemiddelde transitiescore van de deelnemende bedrijven met een 6,5 duidelijk hoger ligt dan de transitiescore van het gemiddelde Nederlandse bedrijf (5,8). Dat de deelnemende bedrijven geen zuiver representatieve afspiegeling zijn van het hele Nederlandse bedrijfsleven zien we eerder als een voordeel dan een nadeel. Dat ze over het algemeen relatief goed scoren in de transitie geeft aan dat ze hier nadrukkelijk mee bezig zijn, waardoor we een groot aantal rijke ervaringen konden ophalen vanuit ondernemend Nederland in transitie naar een nieuwe economie.
Hoewel de deelnemende bedrijven relatief goed scoren in de transitie naar een nieuwe economie, hebben ze nog lang niet hun hele ambitie waargemaakt. Gemiddeld gaven de deelnemende bedrijven aan zo’n 45 procent van hun ambitie te hebben waargemaakt. Vooral op het vlak van echte prijzen en transparante ketens ervaren deelnemers een uitdaging. Hier scoren zij opvallend genoeg lager dan het gemiddelde Nederlandse bedrijf (zie figuur 6).