Onderzoek
Internationaal voetbalsucces zorgt ook voor economisch gewin
Had winst van het Nederlands elftal op het WK in Qatar onze kwakkelende economie nog een positieve impuls kunnen geven? Aan de hand van een econometrische analyse gaan we in deze publicatie op zoek naar het antwoord op deze vraag.
Het WK in Qatar zit er bijna op. Het Nederlands elftal onder leiding van Louis van Gaal strandde dit keer in de kwartfinale. Van NU.nl kreeg Rabobank-econoom Hugo Erken vlak voor de kwartfinale de vraag of winst van het Nederlands elftal onze kwakkelende economie een positieve impuls kon geven. Aan de hand van een econometrische analyse ging hij op zoek naar het antwoord op deze vraag.
Sportsucces en economische stimulans
De vraag of nationaal succes bij sportevenementen zorgt voor een economische stimulans is niet nieuw. Ashton, Gerrard en Hudson (2010) concluderen bijvoorbeeld dat internationaal voetbalsucces zorgt voor positieve effecten op aandelenmarkten. Ook zijn er studies die laten zien dat internationaal succes van een voetbalclub, in dit geval Fenerbahçe, zorgt voor een hogere industriële productie (Berument en Yucel, 2005). En vlak voor de finale van het Nederlands elftal tijdens het WK in Zuid-Afrika concludeerde hoogleraar José Bloemen dat winst van Oranje ervoor zorgt dat Nederlandse producten wereldwijd beter verkopen en meer buitenlanders ons land willen bezoeken. Maar ook binnenlandse partijen profiteren van succes van het Nederlands elftal, zoals cafés, eetbezorgdiensten, supermarkten en elektronicazaken. Want mensen halen toch wat extra versnaperingen in huis, bestellen eten of kopen zelfs een nieuwe televisie.
De vraag is echter: hoe groot zijn deze economische effecten? Had Van Gaal met zijn manschappen door het WK in Qatar te winnen zelfs een recessie in Nederland kunnen voorkomen? Tijd voor een analyse.
Impact van winst en verlies Oranje op het consumentenvertrouwen
In deze studie richten we ons vooral op de impact van de prestaties van het Nederlands elftal op het consumentenvertrouwen en vervolgens op de particuliere consumptie [1]. Hiertoe schatten we met data op maandbasis voor de jaren 1984-2019 de volgende twee vergelijkingen:
[1] Behalve naar het consumentenvertrouwen hebben we ook gekeken of de prestaties van Oranje op internationale eindtoernooien het producentenvertrouwen en de bedrijfsinvesteringen beïnvloeden, maar we vinden in alle schattingen geen significante statistische verbanden.
In vergelijking (1) schatten we de impact op het consumentenvertrouwen (cc) van winst of verlies van het Nederlands elftal tijdens Europese kampioenschappen (EK) en Wereldkampioenschappen (WK) voetbal voor mannen. Daartoe gebruiken we drie dummyvariabelen:
- D winst: winst van Oranje (van het Europees kampioenschap voetbal in 1988). Er zijn ook dummy’s opgenomen om het effect van de toernooiwinst in de maanden na de overwinning te meten;
- D finale: verlies van een finale (WK in Zuid-Afrika in 2010). Idealiter hadden we ook de verloren WK-finales in 1974 en 1978 mee willen nemen in de schattingen, maar de datareeksen voor het consumentenvertrouwen lopen niet ver genoeg terug in de tijd;
- D kwart/halve finale: verlies van een kwart- of halve finale tijdens ofwel een Europees kampioenschap of Wereldkampioenschap voetbal [2].
De impact van de dummyvariabelen wordt geschat via een distributed lag-model, wat betekent dat het effect van verlies of winst tijdens een EK of WK in één maand het consumentenvertrouwen over een langere periode kan beïnvloeden. Als controlevariabelen in vergelijking (1) nemen we de jaar-op-jaarmutatie (∆) van het bruto binnenlands product (Y) op om rekening te houden met de economische conjunctuur en de gemiddelde maandtemperatuur (T) ten opzichte van een langjarig maandgemiddelde (LT). Tot slot schatten we het werkloosheidspercentage (U) ten opzichte van de evenwichtswerkloosheid (U*) mee als controlevariabele in een tweede specificatie van vergelijking (1).
In vergelijking (2) schatten we vervolgens de impact van het gewijzigde consumentenvertrouwen (cc) als gevolg van winst of verlies op EK of WK’s op de daadwerkelijke particuliere consumptie (C). Als controlevariabelen nemen we ook de jaar-op-jaarmutatie van de werkloosheid mee. Daarnaast nemen we de beloning van werknemers, geschoond voor de inflatie (W) op. Verder nemen we als controlevariabelen een tijdstrend t mee in de schatting en een dummyvariabele voor de financiële crisis van 2008 (DGFC). LP is de jaar-op-jaarmutatie van de arbeidsproductiviteit per uur, geschoond voor inflatie (bbp-deflator). Tabel 1 geeft een overzicht van de definities van de variabelen en de databronnen.
[2] Oranje verloor tijdens het EK de halve finale in Joegoslavië in 1976, de halve finale in Zweden in 1992, de halve finale in Nederland en België in 2000, de halve finale in Portugal in 2004 en de kwartfinale in Zwitserland in 2008. Op het WK verloor het Nederlands elftal de kwartfinale in de VS in 1994, de halve finale in Frankrijk in 1998 en de halve finale in Brazilië in 2014.
Resultaten
De vergelijkingen (1) en (2) schatten we met OLS voor de periode 1984 (april) tot en met 2019 (december). We laten de coronaperiode buiten beschouwing, omdat deze de schattingsresultaten sterk vertekent. Uit schattingen blijkt dat het opnemen van een vertragingsstructuur alleen bij de winstdummy relevant is. De andere dummyvariabelen laten geen statistisch significante effecten zien op latere momenten. Daarom rapporten we alleen de vertraagde effecten van de winstdummy in tabel 2.
De resultaten van specificaties (I) en (II) in de regressietabel laten zien dat winst van Oranje een significant positief effect heeft op het consumentenvertrouwen, zelfs tot zes of zeven maanden nadat de cup is gewonnen. Kennelijk zorgt winst tijdens een eindtoernooi dus voor een boost van het consumentenvertrouwen, dat daarna gedurende een langere periode op een hoger niveau blijft hangen. Hierbij moeten we wel aantekenen dat Oranje alleen het EK van 1988 heeft gewonnen en dat het positieve vertrouwenseffect van een gewonnen WK-finale mogelijk nog positiever kan zijn dan de gerapporteerde effecten. Het effect kan ook lager uitpakken, omdat het gewonnen EK in 1988 het eerste internationale voetbalsucces in de Nederlandse sporthistorie was. De coëfficiënten in de schatting waarbij we ook de werkloosheidsvariabele meenemen – specificatie (II) – zijn overigens wel iets gematigder dan de gevonden effecten in specificatie (I).
Het effect van een verloren kwart- of halve finale tijdens het EK of WK is statistisch zeer insignificant. Opvallend genoeg zorgt het verliezen van een WK-finale, gemeten door de verloren WK-finale in 2010 in Zuid-Afrika, voor een kortstondig lager consumentenvertrouwen. Kennelijk zijn mensen zo teleurgesteld na (wederom) een verloren WK-finale, dat ze ook minder trek hebben om grote aankopen te doen en de economische toekomst iets minder zonnig inzien.
De impact van het consumentenvertrouwen op de particuliere consumptie in specificatie (III) is significant. Ook de andere controlevariabelen laten het verwachte teken zien en zijn statistisch bijna allemaal significant.
Natuurlijk kun je bij een eenvoudig statistisch model zoals we hier schatten de nodige kanttekeningen plaatsen. Hoewel duidelijk is dat het consumentenvertrouwen in de maanden na het winnen van het WK in 1988 hoger lag dan op grond van de stand van de conjunctuur en de weersomstandigheden mocht worden verwacht, is een causale relatie daarmee niet aangetoond. Het kan immers ook dat het consumentenvertrouwen in deze periode door andere oorzaken die toevallig gelijktijdig optraden hoger lag. Daarom hebben we ook gevoeligheidsanalyses uitgevoerd waarbij we in plaats van vertragingen van de dummy’s juist leads van de dummy’s hebben opgenomen in specificatie (I) en (II). In dit geval laten de dummyvariabelen sterk insignificante effecten zien, wat suggereert dat de causaliteit eenzijdig loopt van de prestaties van Oranje op eindtoernooien naar het consumentenvertrouwen.
Interpretatie
Als we met ons model simuleren wat de hypothetische WK-winst van Oranje in Qatar had kunnen betekenen voor de Nederland economie, dan zou het hogere consumentenvertrouwen in de komende maanden de particuliere consumptie positief hebben beïnvloed. Alles bij elkaar opgeteld komen we op basis van de schattingen in specificaties (I) en (II) uit op extra particuliere bestedingen van tussen de 485 en 712 miljoen euro over de komende zes à zeven maanden, wat neerkomt op ruwweg drie tot vier tientjes per Nederlander. De ondergrens van onze schatting is in lijn met het bedrag van 26 euro dat Duitsers bereid waren te betalen (willingness-to-pay) voor het behalen van de wereldtitel voetbal in 2010 (zie Wicker, Prinz en Hanau, 2012). Sommige Nederlanders zullen tijdens het WK of tijdens de huldiging (in het voorjaar?) extra geld uitgeven, terwijl anderen misschien zelfs zo euforisch zijn dat ze de komende maanden een nieuwe auto kopen of een dure vakantie boeken.
Uit onze doorrekening blijkt dat de consumptie in mei door de WK-winst 0,4 tot 0,5 procentpunt hoger zou liggen dan in het basispad (zie figuur 1), wat resulteert in een economie die 0,2 procentpunt groter zou zijn geweest dan zonder winst. Deze effecten zijn zelfs nog iets forser dan eerdere schattingen van ING, waarin zij concludeerde dat WK-winst in Zuid-Afrika tot een extra consumptiegroei van 0,25 procent zou leiden, goed voor 0,1 procentpunt extra economische groei.
Tegelijkertijd zien we ook duidelijk dat het positieve effect op de consumptiegroei vanaf juni wegebt. Na een periode van verhoogde consumptie zouden Nederlanders volgens onze schattingen vanaf de zomer de hand weer op de knip houden, bijvoorbeeld omdat ze zich realiseren dat ze (te) veel geld hebben uitgegeven, terwijl energie en boodschappen nog steeds duur zijn. Uiteindelijk consumeren mensen tegen die tijd weer evenveel dan ze zonder WK-winst hadden gedaan.
Voetbalsucces en brede welvaart
Uit onze analyse blijkt dat het economische belang van internationaal voetbalsucces niet moet worden overschat. Het effect op het consumentenvertrouwen en de particuliere consumptie is tijdelijk en niet bijzonder omvangrijk. Maar voetbalsucces doet natuurlijk veel meer met een mens. Als ik Marco van Basten bij de NOS aan tafel zie zitten, dan zit daar voor mij niet alleen een voetbalcommentator, maar ook mijn jeugdheld. Ik was zelf negen jaar toen Van Basten met al die andere helden in 1988 de hoofdprijs wist binnen te slepen. Ik voel nog steeds een zekere mate van trots als ik terugdenk aan de zinderende halve finale tegen West-Duitsland, de fenomenale goal van San Marco in de finale tegen de Sovjet-Unie en het waanzinnige volksfeest naderhand. Die trots had ik mijn twee jongens van zeven en tien jaar oud na dit WK ook gegund.
In brede zin kan nationaal sportsucces dus bijdragen aan de welvaart van mensen via onder andere nationale trots en subjectief welzijn. Dat effect is ook in de wetenschappelijke literatuur gevonden. Evans en Kelley (2002) tonen aan dat vooral kleine landen trots ontlenen aan internationaal sportsucces. Ook Elling, Van Hilvoorde en Van den Dool (2012) vinden een statistisch significant positief effect van de prestaties van Oranje tijdens het WK Voetbal in 2010 op de nationale trots, de trots op Nederland als sportland en het gevoel van subjectief welzijn (dus geluk). Interessant in dat onderzoek is dat de effecten op de nationale en sportieve trots van de prestaties van Nederland tijdens de Olympische Winterspelen in 2010 nog sterker lijken te zijn dan de prestaties van Oranje in Zuid-Afrika. Wellicht speelt mee dat we bij de Olympische Spelen in dat jaar ook daadwerkelijk op een aantal disciplines goud wisten binnen te slepen? En dan maakt de sport dus kennelijk minder uit…
Tot slot daarom een tip voor mensen die niet tot het EK of de Olympische Spelen van 2024 willen wachten om hun gevoel van trots en subjectief welzijn een boost te geven: in maart gaat het nieuwe Formule 1-seizoen weer van start. Daarin rijdt de ‘Marco van Basten’ van de huidige generatie mee: tweevoudig wereldkampioen Max Verstappen. En dat betekent gegarandeerd spektakel en Hollands glorie!
Eerder verschenen bij Mejudice