Update
Inflatiemonitor Nederland: Inflatie nog altijd in de dubbele cijfers
We hebben onze inflatieramingen bijgesteld: voor 2023 verwachten we nu een iets hogere inflatie, voor 2024 juist een lagere inflatie. In deze maandelijkse inflatiemonitor voor de Nederlandse economie geven we duiding aan de inflatiecijfers en presenteren we onze inflatieverwachtingen. Voor meer technische informatie verwijzen we naar de laatste paragraaf van deze publicatie.
In het kort
Een sterke stijging van het algemene prijspeil kan de koopkracht van huishoudens uithollen en de winsten van bedrijven aantasten. In deze maandelijkse inflatiemonitor voor de Nederlandse economie leggen we de inflatiecijfers uit en presenteren we onze inflatieverwachtingen. Voor meer technische informatie verwijzen we naar de laatste paragraaf van deze publicatie.
Flashcijfers voor december 2022
Het voorlopige inflatiecijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor december 2022 komt uit op 11,0 procent (zie figuur 1). Dit betekent dat het gemiddelde consumentenprijspeil in november 11,0 procent hoger lag dan in dezelfde maand een jaar geleden. De realisatie was ruim lager dan onze inflatieverwachting voor december van 9,5 procent (zie verwachtingen verderop). De ontwikkeling van de consumentenprijzen voor gas, elektriciteit en voedsel waren in lijn met onze verwachting, maar de kerninflatie – de inflatie zonder de doorgaans volatiele energie- en voedselprijzen – kwam een stuk hoger uit dan verwacht.
Inflatie daalt door sterke daling energiebijdrage
De inflatie kwam in december lager uit dan een maand geleden (zie figuur 1 en tabel 1). Dit komt uitsluitend door een lagere bijdrage van energie. De voedselprijsinflatie steeg in december naar 14 procent (was 12,5 procent in november) en ook de kerninflatie (inflatie minus voedsel en energie) steeg naar 7,1 procent (was in november 6,1 procent).
De energieprijzen lagen in december 30 procent hoger dan in dezelfde maand een jaar geleden. Dit is een flinke daling ten opzichte van de energie-inflatie in november 2022, toen de prijzen nog 41 procent stegen ten opzichte van een jaar daarvoor. Zogenoemde basiseffecten, die worden veroorzaakt doordat rond deze tijd in 2021 de energieprijzen flink in de lift zaten, spelen een belangrijke rol in het verklaren van de sterke daling van de energiebijdrage. Ondanks de terugval van de energiebijdrage liggen prijzen voor energie nog altijd op een historisch zeer hoog niveau (zie figuur 2).
December was voor wat betreft de gasprijzen een maand met twee gezichten. De prijzen op de groothandelsmarkten zaten in de eerste helft van de maand in de lift nadat koud weer zijn intrede deed in Europa en de gasvoorraden moesten worden aangesproken. In de tweede helft van december sloeg het weer om en was er sprake van een zeer warme kerst in Europa. Hierdoor stokte ook het leegtrekken van de gasvoorraden in Europa (zie figuur 3) en daalden de gasprijzen op de groothandelsmarkt flink (zie figuur 2). Op moment van schrijven wordt er 75 euro afgerekend voor een megawattuur gas op de TTF-beurs. Dit is een fractie van de bijna 240 euro die in augustus op de borden stond, maar nog steeds zo’n vijf keer hoger dan de gemiddelde prijs in 2019.
De consumentenprijzen voor gas en elektriciteit daalden naar verwachting lichtjes op maandbasis. Zoals eerder gezegd zat er in de eerste helft van de maand nog een stijgende lijn in de prijs op de groothandelsmarkt. Verder geldt voor een flink aantal consumenten dat de lagere gasprijzen op de groothandelsmarkt niet meteen terug te zien zijn op het afschrift. Energiebedrijven berekenen deze met vertraging door, bijvoorbeeld omdat ze niet iedere maand inkopen of omdat ze een slag om de arm willen houden gegeven de recent hoge volatiliteit en risico’s op de gasmarkt. Consumenten met dynamische contracten zullen daarentegen de sterk gedaalde prijzen op de groothandelsmarkt wel hebben gemerkt op hun gas- en elektriciteitsrekening.
Ook speelden dalende pompprijzen voor benzine en diesel een rol in de lagere energiebijdrage aan de inflatie. Per liter diesel en benzine hoefde er zo’n 20 cent minder te worden afgerekend dan een maand geleden. Hiermee volgden de pompprijzen de prijs voor ruwe olie op de groothandelsmarkt. Op jaarbasis lagen de benzineprijzen in december zo’n 10 procent lager, maar dit beeld wordt wel enigszins vertroebeld doordat de lagere accijnzen het jaar daarvoor rond deze tijd nog niet van kracht waren. Door schaarste lagen de prijzen voor diesel in december wel zo’n 9 procent hoger dan een jaar geleden. Samen leverden benzine en diesel in december een negatieve bijdrage van 0,4 procentpunt aan het totaalcijfer.
Ontwikkeling kerninflatie
De kerninflatie is in december toegenomen naar 7,1 procent. De gedetailleerde inflatiedata is nog niet beschikbaar voor december. Door naar data van november te kijken, kunnen we wel een beeld krijgen van welke productgroepen bijdragen aan de hoge kerninflatie. We zagen vorige maand een sterke prijsstijging bij de post onderwijs. Vanwege de coronacrisis was het collegegeld voor het studiejaar 2021/2022 tijdelijk gehalveerd. Hierdoor betalen studenten gedurende het huidige studiejaar twee keer zoveel ten opzichte van een jaar geleden. Ook de prijzen van vliegtickets zijn in november met de helft gestegen ten opzichte van dezelfde maand een jaar geleden.
Andere posten waarvoor de inflatie nog ruim in de dubbele cijfers uitkomt zijn hotels, verwarmingen, camera’s en auto-onderdelen. Maar ook eenvoudige huis-tuin-en-keukenartikelen, zoals pennen, bestek, producten voor huisdieren en lampen zijn sterk in prijs gestegen. Tegenover de sterke inflatie van bijna alle productgroepen, staan ook enkele producten die in prijs zijn gedaald, zoals schoenen, mobieltjes, woonverzekeringen en televisies.
Prijsontwikkeling in de supermarkt
Op een enkele uitzondering na zijn alle productcategorieën in de Nederlandse supermarkten duurder geworden afgelopen december. Met name suiker, zuivelvervangers en vlees/visconserven stegen afgelopen maand in prijs. Door de sinterklaas-, kerst- en oud en nieuw-inkopen letten consumenten vaak net iets minder op de prijs. Dat gaf supermarkten vermoedelijk de ruimte om de schapprijzen met ruim 2 procent te laten oplopen ten opzichte van november. Dit is een fors hogere maand-op-maand stijging dan de gemiddelde prijsstijging van ruwweg 1 procent per maand sinds het begin van de oorlog in Oekraïne eind februari. Ten opzichte van het jaar daarvoor liggen de voedselprijzen 14 procent hoger. Dit was in november nog 12,9 procent.
Met de prijsstijgingen in december bouwen supermarkten normaal gesproken wel wat marge in om in januari – als iedereen weer scherp is – met extra prijsdalingen en aanbiedingen te komen. Sommige retailers zoeken hiermee momenteel dan ook actief het nieuws op. Dit gaat dan echter om een beperkt aantal producten.
Inflatieverwachtingen
Voor heel 2022 is de inflatie uitgekomen op gemiddeld 11,6 procent. Voor 2023 hebben we onze inflatieraming iets verhoogd naar 4,6 procent (was 4,2 procent), zie figuur 5. Dit komt door een hogere voedselprijsverwachting en een lichte wijziging van onze schattingsmethodiek. Voor 2024 hebben we onze inflatieverwachting juist verlaagd. We gaan uit van lagere energieprijzen, waardoor producenten naar verwachting minder hoge energiekosten hoeven door te prijzen aan hun klanten. Dit resulteert in een neerwaarts bijgestelde verwachting van de kerninflatie.
Lagere gasprijzen verwacht
We hebben onze gasprijsverwachting voor 2023 naar beneden bijgesteld. Dankzij het buitengewoon zachte winterweer in Europa in de tweede helft van december en de inspanning die huishoudens leveren om hun gasverbruik terug te brengen, zijn de gasvoorraden goed op peil gebleven. We gaan er wel nog steeds vanuit dat de prijzen wat zullen oplopen ten opzichte van de huidige lage niveaus. Een tekort aan export- en transportcapaciteit voor vloeibaar gas blijft voorlopig een flink risico, zeker bij de start van het nieuwe vulseizoen in het voorjaar.
Lagere gasprijzen zorgen niet direct voor lagere inflatie
De neerwaartse bijstelling van onze gasprijsverwachting zorgt niet direct voor een lagere inflatievoorspelling in 2023. Zoals eerder aangegeven verwachten we dat de gasprijzen weer wat gaan oplopen en hoger komen te liggen dan het huidige niveau. Voordat consumenten een lagere prijs dan de plafondprijs gaan betalen moet de prijs op de groothandelsmarkt langdurig onder de 70 euro per megawattuur liggen, iets dat we niet verwachten. Inkoop tegen 70 euro per megawattuur leidt theoretisch gezien tot een variabele gasprijs van rond de plafondprijs van 1,45 euro.[1] Bovendien gaat er nog tijd overheen voordat energiebedrijven dit tarief daadwerkelijk in rekening brengen bij consumenten. Zo zullen sommige energiemaatschappijen hun voorraad nog hebben ingekocht tegen hogere tarieven. En het gemiddelde huishouden heeft geen dynamisch contract en betaalt dus geen tarief onder de plafondprijs zodra de gasprijs even onder de 70 euro per megawattuur duikt.
[1] Inkoop tegen 70 euro per megawattuur leidt tegen standaardconversie tot een variabele gasprijs per kuub (inclusief 21 procent btw) van 0,83 cent. Tellen we hier 0,55 cent aan andere belastingen en een marge van 0,10 cent bij op, dan komen we uit op een totale variabele gasprijs van rond de 1,45 euro.
Voedselprijsinflatie loopt ook terug
De voedselprijsinflatie in 2023 valt op jaarbasis naar verwachting terug. Dit komt met name door basiseffecten, die worden veroorzaakt doordat vorig jaar de voedselprijzen erg hard stegen. Het gemiddelde boodschappenmandje wordt echter de komende maanden helaas nog duurder. De kosten aan de producentenkant lopen namelijk nog altijd op. Producenten zijn de prijsonderhandelingen met supermarktinkopers ingegaan met 10 tot 20 procent hogere prijzen in 2023 als doel. Deze producentenprijsinflatie komt niet volledig in de consumentenprijzen terecht. Supermarkten zullen de hogere kosten naar verwachting deels doorberekenen in de schapprijzen.
Lagere energieprijzen verlichten wel de druk op de kerninflatie
We houden vast aan het beeld waarin de kerninflatie steeds meer de drijvende kracht wordt achter de inflatie. Bij verschillende productgroepen die onder de kerninflatie vallen, zien we nog steeds een opwaartse trendmatige prijsdruk bij alledaagse artikelen, zoals pennen, niet-elektrische keukenartikelen (pannen en vuilnisbakken), auto-onderdelen, onderhoudsmaterialen (zoals verf), schoonmaakproducten, planten en bloemen, en lichaamsverzorgingsproducten (shampoo, parfum). Maar ook de prijzen in restaurants, cafés en clubs en de prijs van kleding laten een opwaartse trend zien.
We verwachten voor 2023 een hardnekkig en stabiel hoge kerninflatie van gemiddeld 5,6 procent. Dat komt ten eerste doordat ondernemers de hogere kosten voor energie nog deels moeten doorprijzen in hun eigen afzetprijzen. Maar ook de opwaartse druk op de lonen zal voor een deel worden afgewenteld op de consument. Vooral in bedrijfstakken waar de winstmarges smal zijn, de concurrentie hoog, en de kosten voor een aanzienlijk deel bestaan uit energie- of personeelskosten, ligt verdere prijsdruk voor de hand. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de horeca, delen van de detailhandel en de cultuursector.
Omdat we nu uitgaan van iets lagere energieprijzen, verwachten we wel dat producenten minder hoge energiekosten hoeven door te prijzen, waardoor we nu uitgaan van lagere kerninflatie in 2024.
Verwachtingen blijven met flinke onzekerheid omgeven
Ondanks de introductie van het prijsplafond blijven de ontwikkelingen op de energiemarkten een stempel drukken op het inflatiebeeld. Dit jaar is wel gebleken dat energiemarkten zich uiterst moeilijk laten voorspellen. Er hangt momenteel veel af van het weer in de komende maanden. Aanhoudend zacht winterweer verlicht de druk op het aankomende vulseizoen met als gevolg lagere prijzen op de groothandelsmarkt. We zagen recentelijk al dat de TTF-gasprijs onder de 70 euro kan duiken en mocht dit langer aanhouden, dan gaan consumenten minder betalen dan de plafondprijs, met een lagere inflatie als gevolg. Aan de andere kant is het ook goed mogelijk dat we te maken krijgen met een periode van koud weer of nieuwe aanbodschokken. Consumenten merken hier weliswaar niet zoveel van op hun energierekening, maar hogere energieprijzen zorgen wel voor hogere kosten bij producenten waardoor de kerninflatie hoger kan uitvallen.
Lonen en koopkracht
Voor 2023 verwachten we een forse cao-loongroei van 5,6 procent (zie figuur 6). De piek wordt ergens na de zomer verwacht, waarna de loongroei afvlakt en in 2024 volgens onze berekeningen uitkomt op 3,8 procent. De vraag is wat dit betekent voor de koopkracht van huishoudens. Is de overheidssteun in combinatie met de forse loongroei voldoende om onder de streep te zorgen voor een plus in 2023 en 2024?
Als we uitgaan van onze eigen ramingen[2] voor de inflatie en lonen in combinatie met de doorrekening van het Centraal Planbureau (CPB) van de positieve overheidsimpuls voor de koopkracht, dan resulteert dit in een koopkrachtplus van 3 procent in 2023 (zie figuur 7). Voor 2024 komen we uit op een lichte min voor de koopkracht. Hierbij gaan we ervan uit dat het prijsplafond voor de energieprijzen voor 70% wordt doorgezet, maar dat er geen sprake is van extra aanvullend overheidsbeleid.
[2] Om parameters van het CPB te kunnen gebruiken voor onze koopkrachtberekeningen, hebben we onze voorspellingen voor de geharmoniseerde prijsindex (HICP) omgezet naar voorspellingen van de consumentenprijsindex (CPI). Het CPB gebruikt namelijk de CPI als inflatiemaatstaf om de koopkracht van huishoudens in kaart te brengen. Zie voor toelichting op de verschillen in definitie deze CBS-publicatie.
Nieuwe berekeningswijze voor inflatie
Het koopkrachtbeeld voor 2022 en 2023 verandert fors wanneer rekening wordt gehouden met een andere methodiek om de energie-inflatie te berekenen. De huidige berekeningswijze van het CBS kent flinke haken en ogen, iets dat we vorig jaar meerdere malen in de inflatiemonitor aan de orde hebben gesteld. Het CBS gaat ervan uit dat alle huishoudens een nieuw energiecontract afsluiten tegen de dan geldende tarieven voor nieuwe klanten terwijl in de praktijk nog steeds een aanzienlijk deel van de Nederlandse huishoudens een vast energiecontract heeft. Wel worden dit er steeds minder omdat energiemaatschappijen momenteel alleen nog variabele contracten aanbieden.
Het CPB heeft in een recente scenarioanalyse voor de energieprijzen berekend hoe de inflatiecijfers veranderen als de ramingen van de energietarieven wél zouden zijn gebaseerd op de veronderstelling dat een deel van de huishoudens vaste prijzen betaalt voor hun energie. Hierdoor pakt het inflatiecijfer voor 2022 iets meer dan 2 procentpunt lager uit dan de inflatie volgens de huidige CBS-meetmethode. Maar in 2023 is de inflatie 3 procentpunt hoger, waardoor de door ons geraamde koopkrachtwinst als sneeuw voor de zon zou verdwijnen. Wanneer we deze berekeningswijze gebruiken voor onze eigen ramingen, ontstaat een heel ander koopkrachtbeeld voor 2022 en 2023, met zelfs een lichte min als resultaat (zie figuur 8).
Kortom, ondanks de recentelijk gedaalde prijs voor olie en gas en een prijsplafond wordt een aanzienlijk deel van de huishoudens in 2023 waarschijnlijk alsnog met een hogere prijs voor energie geconfronteerd die ten koste gaat van hun koopkracht.
Bijlage: technische toelichting en definities
Inflatie is een aanhoudende stijging van het gemiddelde prijspeil. Hierbij kan het gaan om allerlei verschillende prijzen. Ondernemers zullen bij inflatie vooral denken aan de kosten voor energieverbruik tijdens het productieproces, invoerprijzen of groothandelsprijzen. In de volksmond heeft inflatie vooral betrekking op een aanhoudende stijging van de consumentenprijzen en daar kijken we in deze publicatie naar. Om de ontwikkeling van de consumentenprijzen te meten, bestaan twee indices: de consumentenprijsindex (CPI) en de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Deze indices zijn gebaseerd op de gewogen prijsontwikkeling van een mandje van producten en diensten dat betrekking heeft op een gemiddeld uitgavenpatroon.
De eerste index meet uitsluitend de uitgaven van Nederlanders, zowel binnen als buiten onze landsgrenzen. De HICP meet daarentegen de uitgaven van Nederlanders en buitenlanders binnen Nederland, en is ontwikkeld zodat consumentenprijsindices binnen de Europese Unie gemakkelijker met elkaar zijn te vergelijken. Dit omdat de berekeningsmethoden van nationale CPI-cijfers ook weer van elkaar verschillen. Verder wijken ook de mandjes van goederen en diensten waarop de HICP en de Nederlandse CPI zijn gebaseerd van elkaar af. Zo valt de toegerekende huur eigen woning buiten de HICP, maar juist binnen de CPI.
In deze publicatie kijken we naar de ontwikkeling van de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Deze definitie sluit aan bij de officiële ramingen van RaboResearch en het is ook de indicator waar de Europese Centrale Bank (ECB) naar kijkt.
De maandelijkse inflatievoorspellingen zijn gebaseerd op een drievergelijkingenstelsel van RaboResearch. Voor meer toelichting verwijzen we naar Erken en De Groot (2021). Wel hebben we de modellen op diverse fronten verder uitgewerkt en verfijnd.
Ten eerste hebben we onze modellen aangepast om rekening te houden met zogeheten non-lineariteiten in de doorwerking van de elektriciteitsprijzen en de olie- en gasprijzen op de consumentenprijzen. Dit betekent dat het model boven een bepaalde drempelwaarde een andere elasticiteit toepast.
Ten tweede zijn twee extra modellen geschat voor de ontwikkeling van 1) de producentenprijzen en 2) de output gap. Deze twee variabelen worden dus endogeen voorspeld in combinatie met de inflatie, de inflatieverwachtingen en de lonen. De producentenprijzen zijn in onze modellen afhankelijk van de grondstoffenprijzen, de wereldhandel en de output gap. De output gap meet de productie van een economie ten opzichte van potentiële productie. De potentiële productie is de maximale houdbare productie die een economie aankan, gegeven de productiestructuur, de inzet van productiefactoren (grondstoffen, arbeid, kapitaal) en de stand van de technologie. Een economie kan kortstondig boven het potentiële niveau opereren door mensen te vragen over te werken of onderhoud van kapitaal op te schorten. Op een gegeven moment is de rek er echter uit en verhogen ondernemers in een oververhitte economie hun prijzen om de vraag af te remmen. Een positieve output gap is dus inflatoir, terwijl een negatieve output zorgt voor een neerwaartse druk op prijzen. De output gap wordt in onze modellen bepaald door de stand van de conjunctuur, de verandering van de overheidsuitgaven als percentage van het bbp en de loongroei.