Update
Nederlandse economie gestagneerd maar lichte groei verwacht
De afremming van de economie is sneller in gang gezet dan we hadden voorzien. Desondanks gaan we uit van lichte groei dit en volgend jaar.
In het kort
De meest recente cijfers over de Nederlandse economie die het CBS heeft gepubliceerd, laten zien dat de economie min of meer stagneert sinds het tweede kwartaal van 2022 (zie figuur 2). De afremming van de economie is daarmee sneller in gang gezet dan eerder gedacht. Deels komt dit doordat het CBS de kwartaalcijfers van 2022 heeft gereviseerd. Maar grotendeels komt dit doordat de economie in het eerste kwartaal van 2023 een verrassende krimp liet zien, terwijl wij uitgingen van een ruime plus.
Desondanks is ons beeld voor de rest van dit en volgend jaar niet sterk veranderd ten opzichte van onze vorige raming. De economie lijkt nog steeds oververhit en koelt naar ons idee slechts mondjesmaat af. Het aantal faillissementen ligt weliswaar fors hoger dan vorig jaar, maar is in historisch perspectief nog altijd laag. Bedrijven geven dan ook nog steeds veel vaker aan dat een tekort aan personeel een belemmering is voor productie/activiteiten dan onvoldoende vraag. Bovendien liggen de bezettingsgraden in de industrie nog altijd relatief hoog. En hoewel de koopkracht van huishoudens onder druk staat door de hoge inflatie, nemen de lonen inmiddels sterk toe, heeft een recordaantal Nederlanders betaald werk, en steunt de overheid de inkomens. De vraag van consumenten wordt daarom vermoedelijk getemperd, maar zakt niet weg. Daarbovenop stimuleert de overheid de vraag in de economie door ook zelf meer te consumeren en te investeren, onder andere door meer geld te steken in zorg, onderwijs, defensie en infrastructuur. Ook de vraag uit het buitenland neemt naar verwachting toe, hoewel gematigd.
De ruimte om verder te groeien wordt de komende twee jaar dus begrensd door beperkingen aan de aanbodzijde van de economie, terwijl de vraag naar goederen en diensten redelijk op peil blijft. We voorzien daarom lichte groei van het bbp voor de rest van dit jaar en voor volgend jaar. Wel zorgt de krimp van het eerste kwartaal van 2023 ervoor dat het groeicijfer voor het hele jaar een stuk lager uitvalt. We komen nu uit op een bbp-groei van 0,6 procent, waar dat in de vorige raming nog 2,0 procent was. Voor 2024 verwachten we een plus van 0,9 procent - gelijk aan onze vorige raming.
Inflatie neemt af, maar blijft boven ECB-doelstelling
We verwachten dat de inflatie dit jaar gemiddeld uitkomt op 4,8 procent en volgend jaar op 3,6 procent. Daarmee is de prijsgroei van consumentenproducten en -diensten weliswaar fors lager dan vorig jaar, toen de inflatie 11,6 procent was, maar nog steeds hoger dan we de afgelopen twintig jaar hebben gezien. Deze hoge prijsdruk vloeit, naast de gestegen kosten voor grondstoffen en personeel, ook voort uit de oververhitte economie: de vraag naar producten en diensten blijft in onze raming hoog, terwijl de aanbodzijde van de economie dit niet kan bijbenen.
We verwachten namelijk dat de kerninflatie (de inflatie zonder energie- en voedselprijzen) dit jaar de grootste bijdrage levert aan het totale inflatiecijfer. Volgens onze berekeningen komt de kerninflatie dit jaar uit op gemiddeld 7,1 procent (zie figuur 3). We verwachten dat zij volgend jaar iets afneemt, maar met 4,6 procent nog steeds relatief hoog blijft. De voedselprijsinflatie zal naar onze schatting dit jaar 10,5 procent zijn, maar de bijdrage aan het totale inflatiecijfer is beperkt omdat voedsel een kleiner aandeel heeft in het consumentenmandje. De groei van de voedselprijzen is er volgend jaar naar ons idee wel min of meer uit. De energieprijzen liggen dit jaar vermoedelijk 23,2 procent lager dan vorig jaar, maar nemen volgend jaar naar verwachting juist weer iets toe (2,7 procent).
Let wel: deze ramingen slaan op de oude CBS-methode om inflatie te meten. Per juni 2023 verandert het statistiekbureau de wijze waarop energieprijzen doorwerken in haar inflatieberekening. Deze nieuwe methode zou het inflatiecijfer voor 2023 naar schatting zo’n 3 procentpunt ophogen, waardoor het cijfer zou uitkomen op 7,5 à 8 procent. Voor 2024 is de impact van deze methodologische wijziging vermoedelijk beperkt.
Werkloosheid loopt licht op
De Nederlandse arbeidsmarkt is nog altijd krap. Zo was het aantal werkzoekenden per openstaande vacature in het eerste kwartaal van 2023 nog steeds lager dan 1 en in de eerste vier maanden van 2023 is de werkloosheid weer iets gedaald. Wel verwachten we dat de werkloosheid wat oploopt naarmate het aantal faillissementen verder normaliseert; momenteel ligt dit nog steeds ruim onder het historische gemiddelde. Voor dit jaar komen we uit op een werkloosheid van gemiddeld 3,7 procent en voor volgend jaar 4,0 procent. Vergeleken met de afgelopen twintig jaar zou dit nog steeds een zeer lage werkloosheid zijn (zie figuur 4). Het wordt daarmee voor bedrijven naar verwachting niet veel gemakkelijker om personeel te vinden. Werknemers biedt het daarentegen een gunstige positie in loononderhandelingen. We verwachten dan ook dat de cao-loongroei de komende tijd hoger zal zijn dan in de afgelopen jaren. Voor dit jaar ramen we een toename van 5,9 procent en volgend jaar 3,8 procent.
Consumptiegroei van huishoudens getemperd
De consumptie van huishoudens groeit dit jaar naar verwachting met 1,7 procent en volgend jaar met 1,2 procent. Het hoge groeicijfer voor dit jaar komt vooral door overloopeffecten uit vorig jaar. Het onderliggende beeld is er echter één van gematigde groei in de komende kwartalen. De koopkracht van huishoudens is in 2022 afgenomen door de hoge inflatie. Om de financiën weer in balans te krijgen, lijken huishoudens het meest geneigd om hun uitgaven te verminderen (zie ook ‘Nederlanders willen minder uitgeven als rondkomen niet lukt’).
Andere manieren om de balans in de huishoudfinanciën te hervinden zijn minder sparen en spaargeld gebruiken. Hoewel deze twee opties minder populair lijken onder consumenten, worden ze – mogelijk noodgedwongen – ook ingezet. Zo geven minder mensen aan dat ze geld overhouden dan tijdens de coronacrisis. Het aandeel dat aangeeft geld tekort te komen is juist toegenomen, met name doordat meer mensen aangeven dat ze spaargeld moeten gebruiken (zie figuur 6).
Uitgaven kunnen ook op peil worden gehouden door inkomensstijgingen. Daar is gemiddeld genomen ook sprake van. Zo is de werkgelegenheid verder toegenomen, waardoor een recordaantal mensen betaald werk heeft. Daarnaast stijgen de cao-lonen een stuk harder dan voorheen. Bovendien is het minimumloon verhoogd, net als de daaraan gerelateerde uitkeringen zoals de bijstand en de AOW. Ook is de inkomstenbelasting verlaagd en zijn toeslagen (tijdelijk) verhoogd om vooral de mensen met een lager dan gemiddeld inkomen financieel te ondersteunen.
Tot slot neemt ook de bevolking, en dus het aantal consumenten, nog steeds toe. Al met al voorzien we daarom dat de consumptie dit jaar mondjesmaat toeneemt en volgend jaar verder aantrekt.Bedrijfsinvesteringen komen onder druk
We hebben onze verwachtingen voor de bedrijfsinvesteringen naar beneden bijgesteld. Dit is niet direct zichtbaar in het groeicijfer voor 2023, dat zoals we nu voorzien uitkomt op een plus van 2,6 procent. Een positief overloopeffect uit 2022 verbloemt de krimp die we voor een aantal kwartalen in 2023 en 2024 ramen. In het cijfer van 2024 is dit wel zichtbaar, waardoor een krimp van de bedrijfsinvesteringen van 0,6 procent resulteert. Hogere loonstijgingen beperken de ruimte die bedrijven hebben om te investeren. Verder is het door de gestegen rente voor bedrijven duurder om nieuwe financiering aan te trekken. Ze zullen daardoor scherper letten op de plannen waar ze wel en niet in investeren, met als gevolg dat minder rendabele investeringen niet meer zullen doorgaan. Een enquête van DNB onder Nederlandse banken laat bijvoorbeeld zien dat de vraag naar bedrijfskrediet is afgenomen (zie figuur 7).
Desondanks verwachten we niet dat de bedrijfsinvesteringen een duikvlucht nemen. De energietransitie vraagt grote investeringen van bedrijven. Hoewel de gas- en elektriciteitsprijzen recentelijk hard zijn gedaald, is de verwachting van onze energie-experts dat de prijzen structureel hoger zullen blijven dan vóór de Oekraïne-oorlog. Daarmee blijft de prikkel voor bedrijven om te investeren in verduurzaming bestaan. Verder is het mogelijk dat de aanhoudende personeelstekorten en de stijgende loonkosten bedrijven aansporen meer te investeren in arbeidsbesparende maatregelen. Daardoor zou de krapte op de arbeidsmarkt naast een beperkende factor voor de groei, ook een aanjager kunnen zijn voor productiviteitsgroei.
Woninginvesteringen hard omlaag
De woninginvesteringen dalen in onze raming sterk. Woninginvesteringen bestaan grotendeels uit woningbouw- en -verbouwactiviteiten. Vanwege overloopeffecten vallen de woninginvesteringen dit jaar naar verwachting nog iets hoger uit dan vorig jaar (+2,0 procent), maar voor 2024 voorzien we een dikke min van 7,6 procent. Daarmee zet deze weliswaar relatief kleine bestedingspost volgend jaar toch een flinke rem op de economische groei.
Afgelopen jaar zijn nog relatief veel nieuwe huizen opgeleverd, maar in recente maanden is al een kleine kentering te zien. We verwachten dat deze daling in hoog tempo doorzet, omdat het aantal verleende bouwvergunningen sinds begin vorig jaar sterk inzakt en er flink minder nog te bouwen koopwoningen zijn verkocht (zie figuur 8). Tegelijkertijd ligt ook het aantal verkopen van bestaande woningen flink lager, een daling die naar verwachting doorzet. Een verhuizing is voor veel huiseigenaren juist hét moment om te renoveren, te verduurzamen of bijvoorbeeld een nieuwe keuken of badkamer te laten plaatsen.
Snellere verduurzaming van de woningvoorraad dan waar we nu van uitgaan, zou een kleinere min van de woninginvesteringen betekenen. Daarbij is het wel goed om op te merken dat de installatie van bijvoorbeeld zonnepanelen uiteraard een veel kleinere uitgave is dan de bouw van een nieuw huis. Op langere termijn kan overheidsingrijpen een ander opwaarts risico vormen (zie ook: ‘Snelle en structurele ingrepen nodig om terugval woningbouw te voorkomen’). Maar gezien recente ontwikkelingen lijkt het welhaast onvermijdelijk dat de woningbouw de rest van dit en volgend jaar inzakt.
Overheidsbestedingen belangrijke pijler onder economische groei
De overheidsbestedingen vormen in onze raming een belangrijke factor voor de economische groei dit en volgend jaar. Voor 2023 voorzien we een toename van de overheidsconsumptie met 2,8 procent; de overheidsinvesteringen blijven naar verwachting gelijk aan 2022. Het jaarcijfer voor de overheidsinvesteringen wordt dit jaar sterk neerwaarts vertekend door overloopeffecten uit 2022, want de kwartaal-op-kwartaalgroei is juist fors in onze raming. Voor 2024 komen we uit op 1,6 procent voor de overheidsconsumptie en op 5,9 procent voor de overheidsinvesteringen.
De overheid is van plan om extra geld uit te geven aan onder meer zorg, defensie, onderwijs en infrastructuur. Wel houden we in onze ramingen voor de overheidsbestedingen rekening met zogeheten ‘onderuitputting’. Dit wil zeggen dat het de overheid niet lukt om alle geplande uitgaven ook werkelijk te doen. Zij heeft hier al langere tijd last van (zie onze reactie op de Prinsjesdagplannen voor meer toelichting). Personeelstekorten spelen hierbij een rol: uitbreiden van de zorg of het onderwijs is moeilijk als personeel niet voorhanden is. Omdat we verwachten dat de werkloosheid de komende twee jaar slechts licht oploopt, is sterkere onderuitputting dan we nu voorzien een serieuze mogelijkheid. Dat zou de schatkist weliswaar spekken, maar de economische groei lager doen uitvallen. Voor specifiek infrastructuur- en verduurzamingsprojecten blijft het slepende stikstofdossier bovendien een hindernis. Tot slot drukken de gestegen rentes steeds zwaarder op de staatsfinanciën, waardoor er mogelijk minder ruimte overblijft voor uitgaven en investeringen dan aanvankelijk door het kabinet gepland.
Negatieve bijdrage van netto handel
De internationale handel draagt in onze raming negatief bij aan de groei van het bbp dit en volgend jaar (zie figuur 9). Dat komt doordat toenemende binnenlandse bestedingen in Nederland de import uit het buitenland harder aanjagen dan de uitvoer van goederen en diensten groeit. Voor de export ramen we een groei van 0,8 procent voor 2023 en 2,8 procent voor 2024. De import groeit naar onze verwachting sterker met 2,0 procent in 2023 en 3,5 procent in 2024.
Een zwakke groei bij een aantal belangrijke Europese handelspartners, zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, remmen dit jaar de exportgroei. Verder verwachten we voor de tweede helft van dit jaar een recessie in de Verenigde Staten, wat ook de vraag naar Nederlandse producten en diensten tempert. In 2024 trekken zowel de export- als de importgroei naar verwachting weer aan, als de binnenlandse bestedingen in Nederland en bij onze handelspartners weer iets harder gaan toenemen.