Onderzoek
Samen versnellen naar brede welvaart in West-Brabant
Hoe kan West-Brabant versnellen in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie? Die vraag stond centraal in de dialoog die op 3 april 2023 plaatsvond in Breda met ondernemers en vertegenwoordigers van onderwijs- en overheidsinstellingen. Ruim zestig deelnemers deelden aan zeven tafels hun perspectieven op en ideeën voor de transitie naar een nieuwe economie in West-Brabant. Door op gestructureerde wijze met elkaar het gesprek aan te gaan, ontstond er een duidelijk beeld over de belangrijkste transitieopgave voor West-Brabant. Deze publicatie geeft een weergave van dat gesprek. De belangrijkste opgave die uit de dialoog volgt, is in drie woorden te vangen: samen leren werken. De transitie naar een duurzame en inclusieve economie vraagt iets van ondernemers, overheden en onderwijs- en onderzoeksinstellingen afzonderlijk, maar vooral ook van hen gezamenlijk.
In het kort
Wanneer we het hebben over de transitie naar een nieuwe economie - een economie die duurzaam en inclusief opereert - dan hebben we het over de voortgang van het Nederlandse bedrijfsleven in hoe het te werk gaat op zeven onderwerpen: nieuwe rijkdom, echte prijzen, transparante ketens, inclusief ondernemerschap, groene energie, biodiversiteit en de circulaire economie (zie onderzoeksverantwoording in de appendix). Bedrijven in West-Brabant staan er in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie niet beter of slechter voor dan bedrijven in de rest van Nederland. Figuur 1 laat de gemiddelde score van West-Brabantse bedrijven zien in de transitie naar een duurzame economie, afgezet tegen het gemiddelde Nederlandse bedrijf; zowel voor de onderliggende dimensies van deze nieuwe economie als voor de optelsom van deze dimensies in één integrale transitiescore.
De transitiescore van het gemiddelde bedrijf in Nederland en die in West-Brabant zijn nagenoeg gelijk. Op de onderliggende dimensies zijn de verschillen iets groter. Bedrijven in West-Brabant hebben een hogere score op transparante ketens en biodiversiteit en een iets lagere score op inclusief ondernemerschap.
Dat het bedrijfsleven in West-Brabant in de transitie naar een nieuwe economie nagenoeg dezelfde scores heeft als het gemiddelde bedrijf in Nederland is echter geen reden om achterover te leunen. Voorlopig zit er voor het gemiddelde Nederlandse bedrijf maar weinig snelheid in de transitie naar een nieuwe economie. En net als het gemiddelde Nederlandse bedrijf scoort ook het gemiddelde West-Brabantse bedrijf maar net een voldoende. Dit betekent ook dat daarmee een groot deel van de bedrijven wel degelijk een onvoldoende scoort in de transitie. In West-Brabant scoort zo’n 40 procent van de bedrijven een onvoldoende in de transitie naar een nieuwe economie.
“People-planet-profit staat bij ons altijd bovenaan, en ook in die volgorde. Het gaat dus om het verder optimaliseren en uitbouwen van deze drie P’s”
Samen leren werken aan brede welvaart
“Ik wens deze regio trots toe. Dat zit in de kwaliteit van leven. Maak een eigen identiteit”
“Hoe ga je tegenstellingen op duurzaamheid voorkomen? Wij zaten in de bubbel duurzaamheid en de buitenwereld niet. Het is dus belangrijk om na te gaan wie we bereiken en wie niet”
Opvallend aan de dialoog met ondernemers, onderwijsinstellingen en overheden in West-Brabant is dat zij brede welvaart voorop stellen als doel voor regionaal-economische ontwikkeling, en niet zozeer verduurzaming an sich. Duurzaamheid en inclusiviteit zijn met andere woorden slechts een middel om brede welvaart als doel zeker te stellen. Brede welvaart is een begrip dat verder gaat dan enge welvaart (economische groei). Naast materiele zaken als inkomen en banen gaat het ook over gezondheid, persoonlijke ontwikkeling, sociale cohesie, maatschappelijke betrokkenheid, tevredenheid over het leven en huisvesting, veiligheid en milieukwaliteit. Kortom, de balans tussen de welvaart die de economie genereert en de ecologische en sociale aspecten hiervan.
De zeven onderdelen die binnen de nieuwe economie voorop staan – nieuwe rijkdom, echte prijzen, inclusief ondernemen, circulaire economie, transparante ketens, groene energie en biodiversiteit – zijn daarmee dus geen doel op zichzelf, maar juist een middel om uiteindelijk tot brede welvaart te komen. Bij brede welvaart gaat het om wat mensen daadwerkelijk van waarde vinden. Door brede welvaart expliciet als doel voorop te stellen, verschuift het uitgangspunt van regionaal-economische ontwikkeling van een eenzijdige nadruk op het hier en nu, naar aandacht voor elders en later. De vraag ‘hoe zorgen we er met onze huidige economische activiteiten voor dat mensen later en op andere plekken het leven kunnen leiden dat zij waardevol vinden?’ komt daarmee veel nadrukkelijker in het vizier.
Tegelijkertijd bleek uit de dialoog dat er in West-Brabant niet één algemeen gedeeld beeld bestaat over wat er eigenlijk wordt bedoeld met brede welvaart. Vrijwel iedereen is het erover eens dat brede welvaart verder gaat dan inkomen en banen. En dat er naast aandacht voor het hier en nu ook nadrukkelijk aandacht moet zijn voor de gevolgen van economische activiteit elders en later. Maar hoe de verschillende aspecten van brede welvaart zich tot elkaar moeten verhouden en welke keuzes dat met zich meebrengt, wordt vaak in het midden gelaten. Welke afruilen tussen verschillende aspecten van brede welvaart zijn wel en niet acceptabel? In hoeverre mag winst ten koste gaan van het milieu en zijn we bereid om op sociale aspecten in te boeten ten behoeve van het milieu? En wat wordt er daarbij dan van verschillende partijen (ondernemers, overheden, onderwijs- en onderzoeksinstellingen) gevraagd of misschien zelfs wel geëist?
Figuur 2 geeft schematisch weer hoe er binnen de dialoog in West-Brabant is gesproken over de voorwaarden voor versnelling in de transitie naar een nieuwe economie. Uiterst rechts staat het doel dat voor de deelnemers voorop staat, namelijk brede welvaart. Verduurzaming is een belangrijk middel om brede welvaart tot stand te brengen. ‘Samen leren werken’ zien zij daarbij als de gedeelde noemer waarmee verduurzaming in West-Brabant moet worden aangejaagd. Deze gedeelde noemer valt uiteen in drie onderdelen: ‘samen werken’, ‘samen leren’ en ‘leren werken’. We lichten deze drie onderdelen verder toe.
“Creëer samen een nieuw verhaal voor West-Brabant en ga het vervolgens ook samen doen”
Samen werken
“Er zitten kansen in onze regio als het gaat om het delen van successen. Zorg ervoor dat je het podium gaat bouwen. En het niet alleen willen vertellen, maar het samen vormgeven”
“We moeten niet alleen zelf de meest duurzame en inclusieve regio zijn, maar juist ook aanbod kunnen leveren voor andere regio’s. Beter een stukje van een grote taart zijn, dan een klein gebakje”
Een voorwaarde om de transitie naar een nieuwe economie te versnellen, is dat de neuzen van verschillende partijen dezelfde kant op komen te staan. Dit gebeurt niet vanzelf. De cyclus van verkiezingen die eens in de vier jaar plaatsvinden, zorgt ervoor dat er in de politiek een andere dynamiek speelt dan in het bedrijfsleven. En ook onderwijs- en onderzoeksinstellingen worden weer op een andere manier afgerekend dan bedrijven en overheden. Samen werken aan versnelling in de transitie naar een nieuwe economie betekent met andere woorden dat verschillende partijen samen een gedeelde taal weten te creëren; een taal waarbinnen de gezamenlijke doelen en hoe daar te komen tot uitdrukking komen, daarbij rekening houdend met de belangen en normen van de afzonderlijke partijen.
Samen werken begint met het vaststellen van wat in gezamenlijkheid wordt verstaan onder het grotere doel van brede welvaart. Zoals eerder aangegeven bestaat zo’n gedeeld beeld op dit moment niet. Maar dit hoeft individuele partijen niet te belemmeren om vanuit hun eigen beeld zelf stappen te zetten in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie: “Juist door het voorbeeld te geven van wat kan, kun je als koploper andere bedrijven inspireren.” Tegelijkertijd zijn partijen die niet uit zichzelf bewegen gemakkelijker in beweging te krijgen als ze weten waar de economie naar op weg is.
Samen werken gaat vaak organisatiegrenzen over. Zoals in het voorbeeld van de samenwerking tussen ondernemers, overheden en onderzoeks- en onderwijsinstellingen die allemaal volgens een andere, eigen waarde-logica opereren. Maar vaak betekent samen werken ook dat geografische grenzen moeten worden doorbroken. Denk aan ondernemers die over gemeentegrenzen heen werken. Maar zeker voor een grensregio als West-Brabant geldt ook dat economische activiteiten niet gebonden zijn aan nationale grenzen. Samen werken betekent concreet dat nabijheid tussen verschillende partijen actief wordt vormgegeven. Fysiek, door ov-verbindingen te realiseren tussen waar mensen wonen en moeilijk bereikbare bedrijventerreinen. Maar ook cognitief, door doelen, normen en manieren van werken gezamenlijk op te bouwen. Organisaties als REWIN en Havenbedrijf Moerdijk zijn voorbeelden van partijen die bij uitstek in staat moeten zijn om een brug te slaan tussen overheid en bedrijfsleven, juist omdat ze met een been in het bedrijfsleven staan en met het andere in de politiek.
Box 1. Samen werken binnen West-Brabant: Treeport Zundert
De coöperatie Treeport Zundert is in 2008 opgericht als publiek-private samenwerking tussen de gemeente Zundert en ondernemers in de boomkwekerij (boomtelers, bewerkingsbedrijven, transporteurs, handelaren). Aanleiding was de constatering dat veel partijen zelf het wiel probeerden uit te vinden en vaak ook steeds opnieuw. Om versnippering tegen te gaan, is besloten om de krachten tussen gemeente en de boomkwekerij te bundelen en zo de marktpositie van de sector in Europa te versterken.
Het doel van de coöperatie is dat de regio in 2030 in staat is om vanuit een volledig boomteeltassortiment bij te dragen aan vergroening van de duurzame leefomgeving. Om dit doel te behalen, ontplooit de coöperatie initiatieven, voert ze projecten uit en organiseert ze activiteiten die bijdragen aan een gezonde en gebalanceerde boomkwekerijsector in de regio West-Brabant. Deze initiatieven, projecten en activiteiten worden door de leden van de coöperatie zelf georganiseerd in werkgroepen. Zo bestaan er twaalf werkgroepen, uiteenlopend van regionale promotie tot agrobiodiversiteit en van onderwijs tot energie. Door zich te verenigen in de coöperatie kunnen de bedrijven zich gezamenlijk profileren naar buiten én als groep kennis vergaren die iedere individuele partij onmogelijk allemaal zelf kan opdoen.
Bron: RaboResearch op basis van www.treeport.eu
“Ruimte om te experimenteren is heel belangrijk. In de agrarische sector is het bijvoorbeeld een goede gewoonte: proefboerderijen waar alle stakeholders in investeren. Veel van de dingen die daar uit komen halen nooit de markt, maar sommige dingen wél”
Samen leren
“Vertrouwen dat transitie kansen biedt”
“Vanuit onderwijsinstelling in transitie naar kennispartner is het heel wezenlijk dat je op je campus dingen gaat doen. Geen studentenfabriek meer om studenten af te leveren aan bedrijven, maar de transitie juist samen met bedrijven vormgeven”
Transitie betekent verandering. En niet verandering van één specifieke groep mensen, maar van het systeem als geheel. Transitie betekent ook dat op voorhand niet helemaal duidelijk is hoe de wereld er uitziet zodra deze is doorlopen. Transitie brengt dus onherroepelijk onzekerheid met zich mee. Kortom, de transitie naar een nieuwe economie vraagt om samen leren; ondernemers, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en overheden die samen de onzekerheid aangaan die gemoeid gaat met nieuwe kennis en technologie.
Box 2. Samen leren binnen West-Brabant: Symbiosis 4 Growth
Symbiosis 4 Growth is een samenwerkingsplatform voor industriebedrijven voor West-Brabant, Midden-Brabant en Zeeland. Doel van het platform is rest- en bijstromen een tweede leven geven en daarmee voor het mkb kosten te besparen en milieuwinst te realiseren. Denk bij dit soort stromen aan restwarmte en afvalwater, maar ook aan extra productiecapaciteit en kennis. Symbiosis 4 Growth streeft er met andere woorden naar om vraag en aanbod van oplossingen in de duurzaamheidstransitie bij elkaar te brengen en verder uit te werken, waar nodig met financiële steun.
Neem bijvoorbeeld het bedrijf DK Polyester uit Heijningen. Van glasvezelversterkte kunststoffen maken zij onder andere materiaal voor matrixborden die boven de weg hangen. Dat is een energie-intensief proces, waarvan het eindresultaat veelal niet recyclebaar is. Via Symbiosis 4 Growth kwam DK Polyester in contact met Cook & Boon Coffeeroasters, een koffiebranderij uit Breda die in haar productieproces grote aantallen jute zakken verwerkt zonder enige restwaarde. Na laboratoriumonderzoek kwamen ze er gaandeweg achter dat jute, aangevuld met hars en additieven, mogelijk een prima alternatief vormt voor het eerdere gebruik van polyester. Serge Knook van DK Polyester: “Ik weet niet of we zonder Symbiosis 4 Growth ook op het idee waren gekomen. Als kunststofverwerker is jute nou niet meteen het eerste waar je aan denkt als grondstof. In het begin hadden we zeker de wens om te verduurzamen, maar je weet als bedrijf niet altijd waar je precies moet beginnen. Dan helpt het wanneer er een derde partij is die je aan een onverwachte samenwerkingspartner kan verbinden. We zijn er nog niet, maar de eerste testen voor het gebruik van jute in matrixborden zijn veelbelovend!”
Bron: RaboResearch op basis van www.symbiosis4growth.nl.
Figuur 3 laat zien dat West-Brabant qua werkgelegenheid de afgelopen 25 jaar is gegroeid in sectoren waarin het relatief ondervertegenwoordigd is ten opzichte van de rest van Nederland (ICT, cultuur & recreatie en advies & onderzoek), terwijl sectoren die relatief oververtegenwoordigd zijn in West-Brabant (industrie en landbouw) juist zijn gekrompen in werkgelegenheid. Hoewel West-Brabant met handel en logistiek ook twee grote sectoren in huis heeft die in de regio relatief zijn oververtegenwoordigd en bovendien groeien in werkgelegenheid, roepen deze sectorale ontwikkelingen de vraag op welke (combinaties van) economische activiteiten het best passen bij het DNA van West-Brabant. Deze vraag zou in gezamenlijkheid moeten worden beantwoord.
Samen leren betekent daarmee nieuwe verbindingen leggen tussen uiteenlopende kennis en technologie. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van andere, hernieuwbare grondstoffen en energievormen in bestaande producten en productieprocessen. Onderzoek wijst uit dat het leggen van dergelijke nieuwe verbindingen vaak voortbouwt op bestaande kennis en technologie. Uit de dialoog komt ook sterk naar voren dat veel van de activiteiten in West-Brabant ‘plant based’ zijn. Hiermee zijn er veel kansen in een biobased economie. Dit zijn juist activiteiten op het snijvlak van verschillende sectoren, zoals landbouw, industrie, bouw en logistiek.
“Ik geloof dat er een grote groep is die wel wil, maar niet weet waar ze moet beginnen”
Leren werken
“Wat voor mij nieuwe economie is, is de match-making tussen denken en doen”
“Hoe creëer je een situatie waar het mkb perspectief in kan vinden? Het is hier te versnipperd, er is te veel kleinbedrijf en er zijn te weinig mensen die het naar een hoger plan kunnen tillen”
Leren werken gaat over ontdekken wat werkt binnen de nieuwe economie; voor ondernemers, overheden en onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Ondanks dat de deelnemers aan de dialoog in West-Brabant belang hechten aan samenwerking tussen partijen, gaf 80 procent van hen aan dat de grootste uitdaging voor versnelling van de transitie naar een nieuwe economie binnen organisaties zelf ligt.
Voor ondernemers betekent dat een hernieuwde kijk op integrale waarde en nieuwe verdienmodellen. Het risico bestaat dat veel bedrijven over onvoldoende verandervermogen beschikken, of zichzelf de tijd niet gunnen om met duurzaam en inclusief ondernemen aan de slag te gaan. In de dialoog gaven de deelnemers aan dat zijzelf nog niet de helft (43 procent) van hun duurzaamheidsambitie hebben gerealiseerd. In West-Brabant verwachten de deelnemers aan de dialoog zelfs dat ongeveer de helft van de bedrijven niet meekan. Maar opvallender is dat de spreiding in het realiseren van de verduurzamingsambitie onder bedrijven heel groot is. Er is een grote groep bedrijven die nog maar een heel klein deel van de ambitie heeft gerealiseerd. Daartegenover staan koplopers die al heel ver zijn. En dat biedt kansen. Wat er bij de koplopers goed is gegaan, kan immers ook werken bij de groep die nog staat voor de grote opgaven om duurzaam en inclusief te ondernemen.
De deelnemende bedrijven gaven ook aan dat de transitie naar de nieuwe economie een grote opgave is. Ze denken dat de helft van de bedrijven grote moeite heeft om de slag te maken en mee te komen in de transitie naar een nieuwe economie. Tegelijkertijd geven ze wel aan dat het belangrijk is dat alle bedrijven meekomen. De transitie gaat volgens hen niet alleen over de koplopers, maar juist ook over de grote groep bedrijven waarvoor de opgave groot is. Specifiek zien we dat de opgaven op alle zeven dimensies van de transitie naar een nieuwe economie groot zijn, nieuwe rijkdom voorop (figuur 4). Het gaat hier om het creëren van businessmodellen waarbij niet alleen financiële waarden centraal staan, maar juist ook de sociale en ecologische waarden.
Uit de dialoog kwam naar voren dat bedrijven behoefte hebben aan schaalvergroting in verduurzamingsprojecten. Dat is iets wat met name het kleinere mkb vaak niet zelf kan realiseren. Of het nu gaat om de ontwikkeling van duurzame producten waarvoor laboratoria nodig zijn of om de wens zelfvoorzienend te zijn in het opwekken van groene energie, vooral kleinere bedrijven zijn daarin afhankelijk van de samenwerking met anderen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat een groot deel van de bedrijven over onvoldoende verandervermogen beschikt. En ook dat het verandervermogen het minst aanwezig is onder de allerkleinste bedrijven. Zeker voor kleinere bedrijven bestaat het risico dat ze gezien hun beperkte capaciteit om mensen vrij te kunnen spelen onvoldoende en onvoldoende tijdig bekend zijn met de veranderende marktomstandigheden die vanuit de nieuwe economie op hen afkomen.
Box 3. Leren werken binnen West-Brabant: Side Stream Innovation Valley
Side Stream Innovation Valley (SSIV) komt voort uit de wens van Rodenburg Biopolymers om kennis op het vlak van techniek en grondstoffen breder te delen: met andere ondernemingen én het onderwijs. Doel is (biobased) ondernemingen en onderwijs bijeen te brengen om samen te werken aan hoogwaardige verwaarding van voedselreststromen en de ontwikkeling van duurzame alternatieve grondstoffen en materialen. Het idee is dat dit op verschillende manieren plaatsvindt, namelijk via een grondstoffenbank: een fysieke plek met werkruimtes voor studenten, onderzoekers en startups; een productieruimte voor de toepassing van bio-based oplossingen; ondersteuning van startups bij het onderzoeken van de haalbaarheid en reikwijdte van hun concept.
Momenteel is SSIV vooral nog een idee, een papieren werkelijkheid. Maar wel een idee waar ook de gemeente Oosterhout, de provincie Noord-Brabant en de Rijksoverheid (met de RegioDeal Midden- en West-Brabant) zich achter hebben geschaard. Door de verbinding met regionale onderwijsinstellingen als Curio, Avans en Tilburg University is SSIV geworteld in West-Brabant, maar samenwerking gaat ook duidelijk over de eigen regiogrenzen heen, bijvoorbeeld die met de HAS Hogeschool en Wageningen University & Research. Dat dit initiatief er niet van de een op de andere dag staat, geeft ook aan dat het een leerproces betreft waarbij gezamenlijk moet worden ontdekt wat wel en niet werkt.
Bron: RaboResearch op basis van www.sidestreaminnovationvalley.com en www.regiodealmidwestbrabant.nl
“Wil je mensen meenemen, dan moet je meer kijken naar gelijkheid. Je moet meer mensen de mogelijkheid geven om mee te denken en mee te doen”
Samen leren werken gaat niet vanzelf: lessen voor West-Brabant
“Het goede leven; we zijn met elkaar de kunst verleerd bespreekbaar te maken wat we daar onder verstaan”
“We moeten veel meer leren luisteren. De hardheid tegen overheden. Daar hebben we nog veel te leren”
Versnelling in transities komt vaak niet vanzelf tot stand. Hiertoe moeten knelpunten actief worden weggenomen. Meestal is er veel aandacht voor knelpunten die te maken hebben met het beperken van negatieve externe effecten van economische activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan normering van belastingheffing op milieuvervuilende activiteiten. En net zo goed is er veel aandacht voor het stimuleren van positieve externe effecten zoals met innovatiesubsidies of het opzetten van door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisaties.
Maar minder aandacht is er doorgaans voor knelpunten die te maken hebben met gebrekkige coördinatie tussen de activiteiten van verschillende belanghebbenden.[1] Denk hierbij aan vertrouwen creëren om schaalgrootte buiten de eigen organisatie in samenwerking met anderen tot stand te brengen, of verschillende doelstellingen die leven onder ondernemers, overheden en onderwijs- en onderzoeksinstellingen op elkaar te laten aansluiten.
Gebrekkige coördinatie begint bij het ontbreken van een gedeeld beeld over wat wordt verstaan onder brede welvaart. Duidelijk is dat brede welvaart uiteindelijk het doel is van economische ontwikkeling in West-Brabant. Ook is duidelijk dat brede welvaart verder gaat dan alleen inkomen en banen en ook een gezonde balans tussen people, planet en profit omvat. Maar onduidelijk is waar voor verschillende belanghebbenden in de regio die gezonde balans dan precies ligt. Het ontbreken van zo’n gedeeld beeld hoeft individuele belanghebbenden niet te verlammen om zelf naar eigen inzicht stappen te zetten in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie, maar het helpt in ieder geval niet wanneer er afhankelijkheden bestaan of ontstaan tussen verschillende groepen belanghebbenden.
Les 1: zorg ervoor dat het vanuit een doorlopende dialoog met belanghebbenden steeds duidelijker wordt wat onder brede welvaart als doel voor economische ontwikkeling in West-Brabant wordt verstaan.
Zonder een eenduidig doel voor ogen te hebben, bestaat de kans dat verschillende belanghebbenden zich vooral blijven richten op hun eigen kennisbasis en technologie. Al te veel nadruk op één of enkele sectoren, of één of enkele technologieën vergroot het risico dat oplossingen op zoek gaan naar een probleem in plaats van dat vanuit een gedeelde doelstelling breed wordt gezocht naar de beste oplossingen. Belangrijk is het dus om niet in de valkuil te trappen om (van bovenaf) te kiezen voor een specifieke technologie of sector waarin de regio zou moeten gaan uitblinken. Ook is het belangrijk om niet te eng binnen de regio op zoek te gaan naar oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Met andere woorden, niet sectorale of geografische grenzen moeten leidend zijn in het samen werken aan brede welvaart, maar brede welvaart zelf.
Les 2: stel het doel van brede welvaart centraal in het organiseren van samenwerking binnen en buiten de regio.
Tot slot zien we het belang van samenwerking ook terugkeren op plekken waar schaal als vanzelfsprekend ontbreekt, namelijk binnen het midden- en kleinbedrijf. Schaal vormt voor hen nogal eens een belemmering in fysieke zin. Bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot laboratoria. Maar ook bij het vrijmaken van tijd en middelen om veranderende wet- en regelgeving en nieuwe technologische mogelijkheden tijdig te zien aankomen en nieuwe verdienmodellen met aandacht voor mens en maatschappij te kunnen ontwikkelen.
Les 3: creëer schaalgrootte, waar nodig buiten de eigen organisatie om, met als doel gezamenlijk te werken aan waarden die verder gaan dan alleen inkomen en winst.
Uit de dialoog kwam sterk naar voren dat brede welvaart voorop moet staan als doel voor regionaal-economische ontwikkeling in West-Brabant. Deelnemers aan de dialoog zagen samenwerking daarbij als essentieel. Tegelijkertijd vergt samenwerking ook betrokkenheid en inzet van iedere partij afzonderlijk. Samenwerking is in ieder geval niet wachten tot de ander gaat bewegen. Zoals de voorbeelden Treeport en Symbiosis 4 Growth illustreren (maar ook door de aanwezigheid van partijen als Port of Moerdijk en de komst van Side Stream Innovation Valley), is er voldoende potentieel om de samenwerking met elkaar op te zoeken. Vervolgens is het dan ook wel echt aan de verschillende partijen zelf om dit potentieel concreet invulling te geven.
[1] De transitieliteratuur maakt bij het duiden van verschillende soorten knelpunten vaak onderscheid tussen markt-, systeem- en transformatiefalen (Hekkert & Frenken, 2017). Bij marktfalen gaat het om het suboptimaal functioneren van markten; denk daarbij aan de mogelijkheid van positieve externe effecten (bijvoorbeeld met als gevolg onderinvesteringen in innovatie) en negatieve externe effecten (bijvoorbeeld met als gevolg milieuvervuiling). Bij systeemfalen gaat het vaak om een gebrek aan interactie tussen bestaande partijen (bijvoorbeeld tussen bedrijfsleven, overheden en onderwijs- en onderzoeksinstellingen). Tot slot gaat het bij transformatiefalen om het onvermogen van partijen om al dan niet in relatie met elkaar een andere koers in te zetten. In de dialoog kwamen alle vormen van falen naar voren, maar met name transformatiefalen sprong eruit. De wil is er, de relaties zijn er en toch komt versnelling in de transitie maar moeizaam van de grond (ergo: transformatiefalen). Zie: Hekkert, M., & K. Frenken (2017). Innovatiebeleid in tijden van maatschappelijke uitdagingen, Me Judice, 11 april 2017.
Appendix
Bij de transitie naar een nieuwe economie kijken we naar zeven onderliggende dimensies:
Voor ieder van deze zeven dimensies hebben we bedrijven steeds drie vragen voorgelegd (zie tabel 1). Hiermee meten we per dimensie de intenties van bedrijven, de mate waarin ze zijn verankerd in hun bedrijfsvoering en de mate waarin bedrijven er daadwerkelijk resultaat op boeken. En door de antwoorden op deze vragen samen te vatten in één index krijgen we zicht op de stand van de transitie naar een nieuwe economie.