Onderzoek
De Duitse economie is niet meer wat zij geweest is
Het gaat niet zo goed bij onze oosterburen. De Duitse economie ligt pas net weer op het niveau van voor de pandemie (figuur 1) en de groei valt de komende jaren naar verwachting tegen. En dat is precies het tegenovergestelde van het beeld dat Duitsland de laatste jaren genoot. Maar misschien was het glas toen juist halfvol in plaats van dat het glas nu halfleeg is.
De Duitse economie heeft tussen 2004 en 2018 een stormachtige groei meegemaakt. Maar aan het begin van deze periode was Duitsland helemaal geen sterke economie en had het de bijnaam ‘de zieke man van Europa’. De werkloosheid lag boven de 10 procent en de staatsschuld verdubbelde bijna in tien jaar tijd (figuur 2) door de enorme rekening die de hereniging van oost en west met zich meebracht. Maar de Duitsers wisten het tij te keren met een aantal arbeidsmarkthervormingen, waarmee onder andere vraag en aanbod van arbeid beter op elkaar af werden gestemd.
Maar het waren niet alleen de arbeidsmarkthervormingen die de Duitse economie uit het slop trokken. Tegelijkertijd was Duitse arbeid namelijk relatief goedkoop, kon het land beschikken over goedkope energie uit Rusland en was de vraag naar hoogtechnologische goederen torenhoog door een sterke toename in de wereldhandel en een uit zijn voegen barstende Chinese economie. Eigenlijk is het dus niet zo gek dat het goed ging met de Duitse economie.
Maar dingen veranderen
Deze drie factoren zijn nu echter allemaal weggevallen. Duitse arbeid is door de recente loonstijgingen en de achterblijvende productiviteitsgroei niet meer zo goedkoop als eerder (figuur 3). Tegelijkertijd is energie in Duitsland ook bepaald niet meer goedkoop en is het ook zeker geen gegeven dat er überhaupt genoeg van is. Ook de laatste factor, de sterke vraaggroei uit China, is geen gegeven meer. China heeft de expliciete strategie om zelf een exporteur van hoogtechnologische goederen te worden. En waar Made-in-China tien jaar geleden nog met producten van inferieure kwaliteit werd geassocieerd, lopen Chinese bedrijven nu mijlenver voor op die in Europa op het gebied van nieuwe technologieën zoals batterijen, elektrische auto’s en zonnepanelen (zie ook figuur 4).
Het is dan ook niet zo gek dat de Duitse economie, en met name de Duitse industrie, het zwaar te verduren heeft. Vooral de productie in de energie-intensieve industrie krijgt flinke klappen en ligt nu zo’n 20 procent lager dan de piek in 2018 (figuur 5). Het is door de hogere arbeids- en energiekosten immers moeilijker geworden om internationaal te concurreren. Daarnaast hebben Duitse bedrijven moeite om het juiste personeel te vinden. Door de flinke vergrijzing in Duitsland is dat niet een probleem waar het land op korte termijn een structurele oplossing voor kan vinden (figuur 6).
De afgelopen jaren heeft Duitsland te weinig nagedacht over zijn businessmodel, mede doordat het goed ging en er altijd wel ergens een brandje te blussen was. Een duidelijk voorbeeld is de auto-industrie, waar Duitse bedrijven nu krampachtig vast blijven houden aan de verbrandingsmotor en mede daardoor mijlenver achter liggen op het gebied van elektrische auto’s. Gelukkig zijn de Duitsers zich er op andere vlakken wel van bewust dat het anders moet. De Duitsers hebben een innovatieve Mittelstand en een goed opgeleide bevolking, maar het roer moet wel echt om. De eerste initiatieven zijn recent al gelanceerd (zoals een verdere digitalisering van overheidsdiensten), maar daarmee is het land er nog niet. Het is vooral belangrijk dat er duidelijkheid is over de beschikbaarheid van energie en arbeidskrachten. Zo lang bedrijven daar geen zekerheid over hebben, blijven zij ook terughoudender om grote investeringen te doen.
Wat betekent dit voor Nederland?
Het gezegde gaat dat als Duitsland niest, Nederland dan verkouden is. Gelukkig voor ons land geldt deze tegeltjesspreuk tegenwoordig iets minder dan voorheen. Hoewel Duitsland nog steeds onze grootste handelspartner is, is het Duitse aandeel in onze buitenlandse handel wel flink afgenomen ten opzichte van veertig jaar geleden (zie ook deze CPB studie). Deze verschuiving komt voornamelijk doordat andere landen belangrijker zijn geworden. We exporteren nu relatief meer naar opkomende economieën in bijvoorbeeld Azië en Oost-Europa.
De handelsvolumes naar Duitsland zijn echter niet afgenomen. Wel is de soort handel die we met Duitsland drijven veranderd. Er is meer sprake van doorvoer, waarbij producten na slechts een minimale aanpassing worden doorgevoerd naar de volgende plek. In die zin zit er dus ook relatief minder toegevoegde waarde in de handel met Duitsland dan eerder het geval was. Onder de streep zijn we dus wel degelijk minder afhankelijk geworden van onze grote broer, maar helemaal ongevoelig voor een vertraging van de Duitse economie zijn we ook weer niet.