Update
Bodem en water sturend voor de bouw
Sinds 2022 gebruikt het kabinet de term ‘bodem en water sturend’ als het gaat om de ruimtelijke inrichting van ons land. Uitgangspunt is dat we genoeg schoon water en een gezonde bodem in Nederland willen hebben. Dit is belangrijk voor de kwaliteit van de leefomgeving en nodig om de toenemende gevolgen van klimaatverandering goed op te kunnen vangen. Nieuwe gebouwen hebben invloed op de kwaliteit van de onderliggende bodem en het water. Het sturend maken van ‘bodem en water’ voor de ruimtelijke inrichting van ons land heeft daarom grote gevolgen voor de bouwsector. In deze bouwupdate besteden we aandacht aan dit onderwerp.
In het kort
Bodem en water sturend
Om te zorgen voor een veilige leefomgeving met een gezonde bodem en genoeg schoon water, moeten water en bodem sturend worden bij beslissingen over de inrichting van ons land. Dit initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) is in november 2022 vastgesteld door het kabinet en ook omarmd door de minister voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. De ondergrond in Nederland is natuurlijk niet overal hetzelfde. Daarom betekent ‘bodem en water sturend’ maken altijd lokaal maatwerk. Het Rijk heeft al wel op hoofdlijnen structurerende keuzes gemaakt, waarmee vervolgens provincies en waterschappen samen met lokaal betrokken partijen gebiedsgerichte aanpakken kunnen opstellen. Sommige van deze keuzes hebben direct of indirect invloed op de bouwsector.
Door op de grond te bouwen, bedekken we de bodem en dat kan het goed functioneren ervan belemmeren, zoals biodiversiteit en waterafvoer. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat Nederland sinds 2000 op nummer 6 in Europa staat als het gaat om de groei van het ruimtebeslag. Per km2 zijn we zelfs koploper in Europa als het gaat om uitbreiding van bebouwd gebied. Alle reden dus om goed na te denken over hoeveel bodem we bedekken en hoe we dat doen. Minder harde oppervlakken dragen bij aan gezondere bodems, minder hittestress en betere waterafvoer bij piekbuien.
Op veel plekken in ons land wordt het grondwaterpeil kunstmatig laag gehouden, bijvoorbeeld omdat het land zo beter bewerkt kan worden of koeien er beter kunnen grazen. Streven is om op veel plekken het grondwaterpeil te verhogen. Dit zorgt voor een grotere waterbuffer in droge periodes, remt verdere daling van veenbodems af en vermindert de uitstoot van broeikasgassen.
Het kabinet is heel kritisch geworden op het bouwen op plekken die in de toekomst nodig zijn voor waterberging en -afvoer, zoals diepe polders en uiterwaarden. Bij het zoeken naar bouwlocaties voor de 900.000 woningen die er volgens de Nationale Woon- en Bouwagenda tot 2030 bij moeten komen lijken bodem en water niet altijd het leidende principe te zijn geweest. Maar voor bouwlocaties na 2030 noemt Hugo de Jonge het principe van ‘bodem en water sturend’ wel steeds nadrukkelijk. Hierdoor komen locaties in bijvoorbeeld het noordoosten en oosten van Nederland meer in aanmerking, en locaties in grote delen van de Randstad minder.
Hoe houden we droge voeten?
In Nederland weten we goed hoe we met ons polderlandschap om moeten gaan. Maar door klimaatverandering ervaren we steeds meer problemen en moeten we ons afvragen of we in de toekomst overal in Nederland droge voeten kunnen houden. De zeespiegel stijgt, maar we weten niet precies hoe snel en hoe hoog. De nieuwste klimaatscenario’s van het KNMI houden er rekening mee dat de Noordzee deze eeuw 1 tot 2 meter hoger komt te staan en rond 2150 wel 3 tot 5 meter. Alleen als de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen sterk daalt, kan de stijging minder zijn. Daarnaast wordt het weer ‘grilliger’, met grotere kans op piekbuien die lokaal voor wateroverlast kunnen zorgen.
In november 2023 publiceerden de Deltacommissaris en het Ministerie van I&W een rapport over hoeveel zeespiegelstijging ons land aankan. Een belangrijke conclusie is dat we technisch in staat zouden moeten zijn om ons land tot 3 meter zeespiegelstijging te blijven beschermen tegen overstromingen. Bijvoorbeeld door meer zand op te spuiten en dijken te versterken.
Dat klinkt als goed nieuws. Toch waarschuwen de onderzoekers dat het niet makkelijk zal zijn. Soms moeten dijken tot wel 90 meter verbreed worden. Daar zal dan ongetwijfeld veel bestaande bebouwing voor moeten wijken. Ook kost het enorm veel geld. Zelfs als we maar 1 meter stijging zouden moeten opvangen, gaat het al om een verzwaring van in totaal 2100 kilometer aan dijken en andere waterkeringen. Ook heeft verder ophogen van dijken veel effect op de rest van de waterhuishouding. Zo zullen we misschien alleen water van de rivieren nog met enorme gemalen naar zee kunnen pompen, omdat de zee niet meer automatisch het laagste punt is waar het water naartoe stroomt. Ook moet op sommige plekken meer ruimte komen voor tijdelijke opslag van water als buffer en wordt het bemalen van polders steeds ingewikkelder, met verdere verzilting van polders tot gevolg.
De impact van kaderrichtlijn water op de bouw
In Nederland komen er landelijke regels over de kwaliteit van water en bodem. Ook vanuit Europa zijn er zulke regels. Zo is 2027 een belangrijk meetmoment voor de Europese Kaderrichtlijn water (KRW). Het doel van deze wet is het verbeteren van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa. Deze richtlijn bestaat al sinds 2000 en is in de Nederlandse Waterwet is opgenomen. Daarnaast zijn er ook allerlei maatregelen genomen om aan de normen te gaan voldoen. Toch blijft de waterkwaliteit op veel plekken achter bij de gestelde doelen. Dit kan grote gevolgen hebben voor bouwactiviteiten in ons land.
“Volgens onderzoek van ingenieursbureau Witteveen+Bos kan dit in het slechtste geval een kwart tot een derde van de totale bouwproductie raken.”
Kort gezegd komt het erop neer dat als het water in 2027 ergens nog steeds niet schoon genoeg is, er niet op die locaties gebouwd mag worden. Dit kan juridische problemen veroorzaken, die vergelijkbaar zijn met de stikstofproblematiek. Volgens onderzoek van ingenieursbureau Witteveen+Bos kan dit in het slechtste geval een kwart tot een derde van de totale bouwproductie raken. Op die locaties mag dan geen omgevings(bouw)vergunning worden afgegeven. Of misschien kan er wel zo’n vergunning worden verstrekt, maar dan mag de bouwput niet droog gepompt worden. Dit betekent dat het werk niet kan beginnen.
Het zou natuurlijk het mooist zijn als de waterkwaliteit in Nederland in 2027 aan de gestelde Europese normen voldoet. Dat kan door strengere regels te stellen aan uitstoot en lozing, maar bijvoorbeeld ook door ruimtelijke ingrepen, zoals het laten meanderen van rivieren en beekjes. Er loopt inmiddels een extra impulsprogramma van het ministerie van I&W om nog zoveel mogelijk toe te werken naar de normen. De vraag is alleen of dit op tijd effect heeft. Als na 2027 de waterkwaliteit niet goed genoeg is voor een nieuw project, moet er naar maatwerkoplossingen worden gezocht om vervuiling door bouwwerkzaamheden te voorkomen. Bijvoorbeeld door het stellen van voorwaarden, zoals het gebruik van bepaalde filtertechnieken, voordat een vergunning wordt verleend.
Europa en bodemkwaliteit
Niet alleen in ons land, ook op Europees niveau speelt de zorg over de verarming en vervuiling van bodems. Dat zien we onder andere terug in het idee van No Net Land Take (NNLT) dat in Europa al sinds 2011 wordt besproken. De Europese Commissie heeft als doel gesteld dat er vanaf 2050 geen nieuwe bebouwing op weilanden mag plaatsvinden. Als er toch wordt gebouwd, moet dit gecompenseerd worden door ergens anders grond terug te geven aan de natuur of landbouw. Dit zou natuurlijk nogal wat betekenen voor de Nederlandse projectontwikkeling.
“Waarom we er nu toch aandacht voor vragen? Omdat het onderliggende doel, biodiversiteit en gezonde bodems, zo belangrijk is.”
Nou kun je zeggen: dit geldt pas na 2050 en bovendien is het nog maar de vraag of het wel echt vertaald gaat worden in wettelijke verplichtingen. Bovendien is er nog veel onduidelijk. Waarom we er nu toch aandacht voor vragen? Omdat het onderliggende doel, biodiversiteit en gezonde bodems, zo belangrijk is. Ook voor de bouwsector, of het nu wettelijk verplicht is of niet. Een andere reden is dat de EU-Taxonomie, die sinds 2022 van kracht is, vergelijkbare gedachten heeft over de impact van het bebouwen van landbouwgrond op de bodemkwaliteit. Dit systeem moet inzicht geven in de mate van duurzaamheid van producten of activiteiten van ondernemingen. Volgens de huidige EU-Taxonomie zou nieuwbouw op akkerland vaak betekenen dat je niet voldoet aan de regels en je dus niet ‘groen’ bezig bent. Er zullen waarschijnlijk meer regels en richtlijnen komen op dit gebied.
Dat nieuwbouw invloed heeft op de ondergrond is een feit. Maar nieuwbouw op landbouwgrond, ook wel ‘bouwen in de wei’ genoemd, hoeft niet per definitie de bodemkwaliteit te verslechteren. Landbouwgrond heeft meestal een lagere bodemkwaliteit dan stedelijk groen. Dus door voldoende groen in stedelijke gebieden toe te voegen, zou je de bodemkwaliteit zelfs kunnen verbeteren. Het is dus nog niet zeker of en hoe Europa hier vanaf 2050 wettelijke verplichtingen aan stelt, maar dat het nu al leidt tot meer aandacht voor bodemkwaliteit en de impact van nieuwbouw lijkt ons een goede zaak.
Wil je meer weten over de laatste cijfers, trends en ontwikkeling in de bouw en op de woningmarkt? Lees eerdere bouwupdates of vraag advies aan onze sectorspecialisten Geert Dirkse of Hans-Hugo Smit. Zij staan altijd open voor een gesprek.