Update
Regionale ongelijkheid de afgelopen vier jaar groter geworden
De economische verschillen tussen regio’s nemen toe. Volgend jaar is de economische groei waarschijnlijk opnieuw het hoogst in Brainport Eindhoven en Groot-Amsterdam. Beide regio’s profiteren van bijzonder gunstige regionale omstandigheden, waardoor zij al jarenlang een goede uitgangspositie hebben voor groei. Voor 14 van de 40 regio’s verwachten we economische krimp in 2024.
In het kort
De Nederlandse economie is krachtig hersteld van de coronapandemie. Waar zij in 2020 aanzienlijk kromp (-3,9 procent), volgden twee jaren van sterke economische groei in 2021 (6,2 procent) en 2022 (4,3 procent[1]. In 2023 zagen we een ongewoon lage werkloosheid, ongekend snel opgelopen rentes en een ongenadig hoge inflatie: het was daarom niet verassend dat de oververhitte Nederlandse economie dit jaar in het teken van afkoeling stond. Dit uitte zich in drie aaneengesloten kwartalen van economische krimp. Toch verwachten we dat de economie in de laatste maanden van het jaar licht aantrekt en in heel 2023 naar verwachting 0,1 procent groter zal zijn dan in 2022.
Maar de landelijke economische groei is niet gelijk verdeeld over de Nederlandse regio’s. We zien zelfs aanzienlijke verschillen tussen de gebieden, in de afgelopen jaren én in onze verwachting voor het komende jaar. In deze studie blikken we enerzijds vooruit met onze economische verwachtingen voor de regio’s in 2024, maar we kijken ook terug op de economische ontwikkeling in deze gebieden sinds de coronapandemie.
[1] Voorlopige cijfers.
Vooruitblik: economische krimp in een derde van de regio’s
Na een kwakkelend 2023 verwachten we voor het komende jaar lichte economische groei: 0,5 procent. De koopkracht herstelt van de inflatiecrisis, waardoor huishoudens – ondanks een licht oplopende werkloosheid – naar verwachting meer uitgeven.
De vooruitzichten verschillen per sector. We verwachten dat de landbouw met 2,8 procent in 2024 het hardst groeit van alle sectoren. Let wel, het gaat hier vooral om herstelgroei van de krimp in 2023. In 2023 krimpt de landbouw namelijk naar verwachting door een productiedaling in met name de glastuinbouw, die kampte met de hoge aardgasprijzen. De zorg groeit na een sterk 2023 ook in 2024, met 2,5 procent. De stijgende zorgvraag door de vergrijzing speelt hierbij een rol. De vooruitzichten voor andere sectoren zijn minder rooskleurig. Waar de bouwsector in 2023 fors groeide, verwachten we voor 2024 een krimp van 3,0 procent. De gestegen bouwkosten, de hogere rentes en de stikstofproblematiek spelen deze sector parten. We verwachten dat de industrie normaliseert. Na de sterke jaren 2021 en 2022 zien we in 2023 een dalende trend in de productie. We denken dat de industrie de grootste krimp al achter de rug heeft en voor 2024 verwachten we weer een lichte groei van 0,7 procent. Dé industrie bestaat echter niet en er zijn grote verschillen tussen deelsectoren.
De verwachte groeiverschillen in de sectoren werken via de sectorstructuur van regio’s door in onze regionaal-economische prognoses. Daarnaast zijn regionale omstandigheden van belang in deze prognoses, waardoor sectoren in de ene regio beter presteren dan in de andere (zie box 1).
Brainport Eindhoven en Groot-Amsterdam op eenzame hoogte in 2024
Twee regio’s springen er in 2024 uit voor wat betreft hun economische groei: Brainport Eindhoven en Groot-Amsterdam. Zij groeien volgend jaar naar verwachting met 1,7 en 1,8 procent (zie figuur 1). Voor Brainport Eindhoven is dit een voortzetting van een trend: sinds 2010 groeit deze regio al aanmerkelijk harder dan de Nederlandse economie in haar geheel. De coronapandemie heeft bovendien relatief weinig negatieve economische impact gehad op de Brainport en mede daardoor heeft de regio die periode goed doorstaan (zie ook de volgende paragraaf waarin we terugblikken). Brainport Eindhoven zit dan ook nog steeds op het groeipad van voor corona. Groot-Amsterdam daarentegen is hard geraakt door de pandemie en heeft daardoor een achterstand opgelopen. Maar in 2021 en 2022 groeide het alweer hard en ook voor dit jaar voorzien we een solide groei in vergelijking met andere regio’s. Toch worden ook deze beide regio’s geraakt door de macro-economische omstandigheden en zijn hun groeicijfers aanzienlijk lager dan in 2021 en 2022.
Beide regio’s danken hun relatief hoge groeiverwachting vooral aan gunstige regionale omstandigheden, zoals de hoge dichtheid en massa van de economie, clusters van samenwerkende bedrijven, de grote en goed opgeleide arbeidsmarkt en de kennisnetwerken (zie box 1). In Brainport Eindhoven is de machine-industrie een grote sector. Deze deelsector binnen de industrie presteert beter dan andere deelsectoren, zoals de chemische industrie. De keten van bedrijven in de machinebouw in de Brainport is daarin een belangrijke trekker met wereldspelers als ASML.[2]
Economische krimp in een derde van de regio’s
Voor veertien van de veertig Nederlandse regio’s voorzien we krimp in 2024 (zie figuur 1). We verwachten vooral economische krimp in regio’s in de noordelijke provincies – Groningen, Friesland en Drenthe – en in delen van Noord- en Zuid-Holland, vooral regio’s rondom Groot-Amsterdam. De grootste krimp verwachten we in IJmond, Zuidoost-Drenthe (omgeving Emmen) en Overig Groningen (onder andere stad Groningen). In IJmond komt het vooral door minder gunstige regionale omstandigheden (zie box 1). Voor Overig Groningen, maar ook voor Zuidoost-Drenthe, is de krimp voor een groot deel te wijten aan de afbouw van de gaswinning.[3]
In Oost-Zuid-Holland (omgeving Gouda), Zuidwest-Friesland (omgeving Sneek), Gooi en Vechtstreek (omgeving Hilversum) en agglomeratie Leiden en Bollenstreek verwachten we ook economische krimp. In deze regio’s heeft dit eveneens te maken met minder gunstige regionale omstandigheden. Zo zijn er in Agglomeratie Leiden en Bollenstreek en Oost-Zuid-Holland relatief weinig clusters van sectoren en worden er minder nieuwe bedrijven opgericht dan elders. Ook in IJmond worden minder nieuwe bedrijven opgericht dan elders, terwijl in Zuidwest-Friesland de kennisinfrastructuur achterblijft.
De krimp in de bouw heeft zijn weerslag op regio’s waar deze sector relatief groot is, zoals Oost-Zuid-Holland (Gouda en omgeving). Ook in Zuidoost-Zuid-Holland (Drechtsteden), Zaanstreek en Noordoost-Noord-Brabant is de bouw groot, maar hier valt het groeicijfer nog wel positief uit.
Daartegenover staat dat de landbouw en de zorgsector juist groeien. Van de groei in de landbouw profiteren Delft en Westland, Noord-Limburg en Zuidwest-Gelderland. De groei in de zorg is vooral gunstig voor Arnhem/Nijmegen, ook wel Lifeport genoemd met een groot cluster rondom life sciences en health. Ook agglomeratie Haarlem en Leiden en Bollenstreek profiteren van de groei in de zorg, maar voor deze regio’s valt het groeicijfer toch lager uit door de mindere regionale omstandigheden.
Regio’s die juist profiteren van gunstige regionale omstandigheden zijn Delft en Westland, Zuidoost-Friesland (omgeving Heerenveen en Drachten), Midden-Limburg (onder andere Weert, Roermond), Noord-Overijssel (omgeving Zwolle), Midden-Noord-Brabant (omgeving Tilburg) en de Veluwe met onder meer het Foodvalley-cluster rondom Wageningen. Zij groeien naar verwachting harder dan de meeste andere regio’s.
[2] In onze prognose nemen we de totale industrie mee. Regio’s verschillen echter in type industrie (zo is de machine-industrie groot in Brainport Eindhoven, terwijl de chemische industrie omvangrijk is in Groot-Rijnmond). Dit verschil tussen regio’s zit deels in het regio-effect van de prognoses (zie box 1).
[3] Als we daarvoor corrigeren en de sector delfstoffenwinning (waar gaswinning onder valt) niet meenemen in de prognoses, zijn de groeicijfers voor 2024 als volgt: Overig Groningen 0,5 procent en Zuidoost-Drenthe -0,6 procent. De delfstoffenwinning heeft ook in mindere mate een impact in Noord-Drenthe en Noord-Friesland. Correctie voor deze sector levert voor Noord-Drenthe 0,6 procent en Noord-Friesland 0,4 procent groei op.
Box 1: Regionaal-economische groei hangt vooral af van specifieke regionale omstandigheden
De regionale verschillen in economische groei zijn deels toe te schrijven aan verschillen in de economische structuur. Gebieden met grote groeisectoren hebben een beter uitgangspunt voor groei dan gebieden met veel bedrijven in sectoren die krimpen of minder hard groeien. Dit noemen we het sectoreffect. Regionale groei blijkt echter nog meer af te hangen van specifieke regionale omstandigheden. Tenminste acht factoren zijn belangrijk voor regionaal-economische groei. Dit zijn:
- Innovatieve clusters van samenwerkende bedrijven
- Ondernemerschapsdynamiek: nieuwe en groeiende bedrijven
- Human capital: kwaliteiten van de beroepsbevolking
- Kennisinfrastructuur
- Fysieke infrastructuur: (inter)nationale en regionale bereikbaarheid
- Financiering
- Governance: de samenwerking en strategievorming tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen
- Kwaliteit van de leefomgeving: aantrekkelijke voorzieningen en een goede milieukwaliteit
Deze factoren heten ook wel de acht raderen van economische groei. In brede zin gaat het dus om het ondernemerschapsklimaat voor bedrijven. Bedrijven floreren door deze (harde en zachte) regionale kwaliteiten en dragen daar ook zelf aan bij. Een economie die daarmee ook bijdraagt aan de brede welvaart (wat mensen van waarde vinden) is daarbij steeds meer de norm: een economie die koerst met het kompas van de brede welvaart.
Terugblik: economische ongelijkheid tussen regio’s neemt verder toe
Na hierboven vooruit te hebben gekeken, blikken we nu terug op de periode van 2019 tot en met 2023. De coronapandemie had een grote impact op de Nederlandse economie en de Nederlandse regio’s. Daarom positioneren we onze voorspellingen ook ten opzichte van de impact van de pandemie én het herstel dat de regio’s doormaakten om te zien welke gebieden economisch veerkrachtig zijn.
In 2020, het eerste jaar van de coronapandemie, krompen economisch bijna alle regio’s (zie tabel 1). De geldende coronarestricties raakten vooral de gebieden met een grote horeca- en vrijetijdssector hard. Ook was er aanzienlijk minder luchtverkeer, waar Schiphol onder te lijden had. Beide hadden vooral een effect op Groot-Amsterdam en de economie van deze regio kromp dan ook met 9 procent in 2020. In 2021 groeiden de Nederlandse regio’s hard en was het merendeel alweer hersteld en op of boven het niveau van voor de coronapandemie gekomen. Slechts een aantal regio’s bleef achter. In 2022 bleef de economie doorgroeien. Het hardst groeiden Brainport Eindhoven en Groot-Amsterdam. Ook regio’s met een grote horeca- en vrijetijdssector deden het goed in 2022 doordat de coronamaatregelen geleidelijk werden losgelaten, zoals Agglomeratie Haarlem en Overig-Zeeland.
Voor 2023 verwachten we een bescheiden groei van 0,1 procent voor Nederland als geheel en ook hier voorzien we regionale verschillen. Zo verwachten we dat de helft van de regio’s (21 van de 40) dit jaar economisch krimpt. De grootste krimp verwachten we in Delfzijl en omgeving, Zuidoost-Drenthe, IJmond en Overig Groningen. In de periode 2019 – 2023 groeit de economie van Brainport Eindhoven het hardst met ruim 13 procent; de regio staat hiermee op eenzame hoogte (zie tabel 1). Daartegenover zijn er regio’s zijn die economisch niet of nauwelijks groeien, zoals Delfzijl en omgeving, Zuidoost-Drenthe en Zuidwest-Overijssel.
Economische verschillen tussen regio’s blijven toenemen
We zien over het algemeen dat regio’s die hard groeien in de periode tijdens en na de coronapandemie (2019 – 2023) dit ook al deden vóór de coronapandemie (1995 – 2019; zie figuur 2). De coronapandemie heeft dus niet gezorgd voor een trendbreuk. Integendeel: er lijkt juist sprake van een zekere padafhankelijkheid, zelfs in deze relatief korte periode uit het verleden. Het past in een patroon waarbij over een langere periode historische structuren en eerdere gebeurtenissen de loop van latere ontwikkelingen in regio’s sterk bepalen, en waarbij veranderingsprocessen, zoals we dat noemen, padafhankelijk zijn (Boschma et al.; 2002).[4]
Desondanks zien we ook een economische groeiversnelling dan wel -vertraging bij een aantal regio’s. Regio’s die een economische groeiversnelling hebben laten zien na de coronapandemie zijn onder andere Brainport Eindhoven (deze regio was pre-corona al een van de snelst groeiende regio’s en wist toch nog meer te versnellen), Noordoost-Noord-Brabant, Midden-Limburg, Twente en Zaanstreek. Sowieso presteren bijna alle Brabantse regio’s economisch goed. Zeeuws-Vlaanderen kende ook een groeiversnelling maar de keuze van het beginjaar (2019) is ongelukkig omdat de regio van 2018 op 2019 economisch aanzienlijk kromp. De groei van 2019 op 2020, een jaar waarin de meeste regio’s economisch krompen, was een hersteljaar voor Zeeuws-Vlaanderen.
Regio’s waar de economie vertraagde na de coronapandemie zijn onder andere Overig Groningen en Delfzijl en omgeving. Beide regio’s zagen hun economie zelfs iets krimpen. Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Overijssel en Oost-Zuid-Holland groeiden daarentegen wel licht, maar zagen de groei na de coronapandemie vertragen ten opzichte van de periode ervoor.
Het zijn vooral de kennisintensieve en innovatieve regio’s zoals Brainport Eindhoven, Utrecht en Twente die fors groeien. Groot-Amsterdam valt hier ook onder, maar kromp in 2020 hard. Toch zien we dat deze regio erg veerkrachtig is en in 2021, 2022 en 2023 tot de hardst groeiende gebieden behoort. De economische ontwikkeling blijft juist achter in economisch kleinere en over het algemeen minder kennisintensieve regio’s. Dit zijn veelal gebieden in Drenthe, Friesland en Limburg. De afgelopen decennia was de trend dat grote en kennisintensieve regio’s zich economisch versterkten, terwijl de kleinere regio’s aandeel in de economie verloren. Deze trend zet naar verwachting door, wat leidt tot grotere economische ongelijkheid tussen regio’s.
[4] Boschma, R., K. Frenken & J.G. Lambooy (2002), Evolutionaire economie; Een inleiding, Uitgeverij Coutinho.