Update
Tuinbouw: de zaken gaan goed, het vertrouwen kan beter
De meeste tuinbouwsectoren laten een gezonde ontwikkeling van het rendement en de liquiditeit zien. De prijzen zijn hoog genoeg om kosten te dekken en reserves op te bouwen voor benodigde investeringen in energietransitie, automatisering en aanpassingen in gewasbescherming of substraatkeuze. In deze update lees je hoe het gaat in de verschillende takken van de tuinbouw.
Stemming in de tuinbouw blijft positief
Op dit moment zijn vraag en aanbod van producten uit de Nederlandse tuinbouw in balans. Voor sommige producten lijkt er eerder een licht tekort dan een overschot te ontstaan. Bovendien zijn er positieve ontwikkelingen, zoals een dalende inflatie, beperkte kostenstijgingen voor andere benodigdheden, een acceptabele netto warmteprijs en het lijkt erop dat de koopkrachtdaling van consumenten voorbij is.
Ondanks deze positieve ontwikkelingen zijn er wel zorgen. Allereerst zullen de loonkosten stijgen als gevolg van het onderhandelingsresultaat in de nieuwe CAO voor de glastuinbouw. Daarnaast domineren kwesties als gewasbescherming, (kaderrichtlijn) water en de huisvesting van arbeidsmigranten de agenda van ondernemers en hun belangenbehartigers.
En dan hebben we het nog niet over de energietransitie gehad. Duurzaamheid op het gebied van energie wordt helaas nog steeds niet echt beloond gezien het huidige prijspeil van gas, de sparkspread voor elektriciteitsproductie met warmtekrachtkoppeling (WKK) en toekomstige wet- en regelgeving. En natuurlijk is de investeringskeuze voor de wijze van verduurzaming erg lastig door nieuwe wet- en regelgeving, prijsveranderingen van gas- en elektriciteit, beperkingen van (net-)capaciteit en de mogelijkheid van snel verouderende innovaties.
Toch blijft de uitkomst van de Rabo Tuinbouwbarometer, door de combinatie van gunstige prijsvorming en zorgen over diverse thema’s, onveranderd. De waarde voor het eerste kwartaal van 2024 ligt nog steeds ruim boven de 7.
Goede resultaten in de voedingstuinbouw
In 2023 behaalde de glasgroenteteelt goede resultaten en een mooi rendement. Individuele ondernemingen investeren actief in duurzame energiesystemen, zoals blijkt uit het gebruik van diverse subsidieregelingen van de overheid. Bijvoorbeeld voor het aanschaffen van tweede schermen, e-boilers, batterijen, zonnepanelen en apparatuur voor ontvochtiging.
De stijgende arbeidskosten en de uitdagingen bij het aantrekken van arbeidskrachten lijken ondernemers te motiveren om naar arbeidsbesparende technieken te kijken. Dit begint met sorteren in de loods, gaat verder met logistiek in het gangpad en strekt zich uit tot de teelthandelingen in het gewas.
In de vollegrondsgroenteteelt ervaren ondernemers toenemende bezorgdheid van hun afnemers (supermarkten) over de beschikbaarheid van producten. Weersextremen hebben invloed op de voorspelbaarheid van de teelt en het aanbod van chemische gewasbescherming en toepassingsmogelijkheden neemt af. Hierdoor staan de medewerkers binnen bedrijven verantwoordelijk voor de teelt voor de uitdaging om de voorspelbaarheid van het oogstmoment en de kwaliteit van de producten te handhaven. De wens om sneller toegang te krijgen tot groene en laag-risico gewasbeschermingsmiddelen neemt toe.
Sinds 2024 heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een apart loket, genaamd het Verduurzamingsloket. Middelen die bijdragen aan de verduurzaming van de Nederlandse land- en tuinbouw kunnen met voorrang beoordeeld worden op criteria. Deze aanpassing is een positieve ontwikkeling, aangezien het verminderen van chemische gewasbescherming alleen kan slagen wanneer er tegelijkertijd wordt gewerkt aan goede alternatieven.
De prijzen voor het geoogste hard fruit zijn goed. De oogst heeft kunnen plaatsvinden voordat Nederland met het zeer natte najaar werd geconfronteerd. De vooruitzichten voor het bewaarfruit in de komende maanden zijn ook positief.
Voor champignonproducenten die zich richten op de industriële levering is het echter moeilijker. Door de aanhoudende druk op deze markt hebben verwerkers de levering van industriechampignons verminderd, wat heeft geleid tot onderbezetting van bedrijfsmiddelen bij compost-, teelt- en verwerkingsbedrijven.
“Gelukkig is er voor 2024 een positief signaal: het besteedbaar inkomen van consumenten groeit.”
Sierteelt minder florissant dan voedingstuinbouw
De sierteelt ervaart meer uitdagingen dan de voedingstuinbouw. Uitdagingen wat betreft vraag hebben twee belangrijke oorzaken. Allereerst is de tijdelijke (internationale) toename in vraag naar producten, na de coronapandemie, in alle sierteeltsectoren voorbij. Daarnaast lijkt de consument het afgelopen jaar iets minder vaak bloemen, planten, bollen of bomen te hebben gekocht door de daling van het besteedbaar inkomen.
De verkochte sierteeltproducten zijn iets duurder geworden, maar het volume is afgenomen volgens cijfers van tuincentra. Hoewel de omzet van Nederlandse tuincentra met 3,8% steeg, wijzen over het algemeen hogere prijzen erop dat de volumes gedaald zijn. Ook de verkoop in Duitse supermarkten nam aanzienlijk af, zoals blijkt uit cijfers van Agrarmarkt Informations-Gesellschaft mbH (AMI). De exportwaarde van snijbloemen en potplanten daalde met 4% (bron: Floridata). Bloemisten lijken, volgens AMI, het minst last te hebben van minder vraag. Zij hebben vaak een stabielere vraag en zijn minder afhankelijk van impulsieve aankopen.
Gelukkig zijn er voor 2024 ook positieve signalen. Het besteedbaar inkomen van consumenten groeit en ook het consumentenvertrouwen in zowel Nederland als Duitsland liet in januari een lichte stijging zien. De vooruitzichten voor typische voorjaarsbloemen zoals tulpen, pioenen en bol op pot lijken daarom redelijk positief.
In de boom- en bollenteelt werd de bedrijfsvoering beïnvloed door het weer. Het warme weer in augustus en september leidde tot vertraging in de oogst van bos- en haagplantsoen. De regen daarna zorgde voor moeilijkheden bij het rooien en de aanleg van parken en tuinen.
In de bollenteelt resulteerde de natte herfst in een slechte oogst in zowel het aantal als de kwaliteit van zomerbloeiers zoals lelies. Hierdoor lijkt (goed) plantgoed komend jaar schaarser te zijn. Voorjaarsbloeiers zijn soms (te) laat geplant, maar het effect daarvan moet nog worden afgewacht in de loop van dit jaar.
Veenvervanging is minder simpel als het lijkt
Onlangs heeft Rabobank de emissie van veen in substraten voor de professionele Nederlandse tuinbouw geschat op 0,63 Mton CO2-equivalent, waarvan 0,27 Mton CO2-e in de potplantenteelt en 0,18 Mton CO2-eq in de boomteelt.
Daarnaast zijn er emissies als gevolg van veen in substraten in de champignonteelt (de kaarde), fruitteelt (jonge planten) en groente- en sierteelt (bijvoorbeeld chrysantenstekken). Of een alternatief substraat milieuvriendelijker is, met minder CO2-emissies en zonder onoverkomelijke problemen in de teelt of de keten, moet nog worden afgewacht. Onderzoek moet uitwijzen of veen momenteel de minste nadelen heeft of dat er goede en voldoende alternatieven beschikbaar zijn.
Enige tijd geleden, in 2022, werd het convenant ‘Milieu-impact potgrond en substraten’ ondertekend. Belangrijkste doelstellingen zijn het zo veel mogelijk gebruik maken van reststromen voor de samenstelling van substraten en het sparen van kwetsbare natuurgebieden.
Een reeks betrokken brancheorganisaties, milieuorganisaties, certificeringsinstellingen en de overheid hebben doelstellingen afgesproken voor het gebruik van meer hernieuwbare grondstoffen. Daarnaast is afgesproken dat het nog gebruikte veen afkomstig zal zijn van veenvelden met RPP-certificering. Deze certificering is vooral gericht op het minimaliseren van de natuurschade door veenwinning en het zorgen voor herstel van natuurwaarde na afloop van de veenwinning.
Nu het eerste meetjaar in het convenant (2025) nadert, blijkt dat veenvervanging niet zo eenvoudig is als op het eerste gezicht lijkt. Hernieuwbare grondstoffen zijn niet altijd voldoende beschikbaar en hebben vaak andere fysische en chemische eigenschappen dan veen. Dit vergt andere teeltmaatregelen zoals bemesting en irrigatie. Sommige alternatieven zijn soms vervuild met plastics en zware metalen, dus een goede kwaliteitscontrole vóór het gebruik is essentieel. De sector introduceert daarom ook een certificeringssysteem voor deze alternatieven vergelijkbaar met het RHP-systeem (Regeling Handels Potgronden).
De milieu-impact van de alternatieven is vaak nog onbekend. Soms resulteert het overstappen van veen naar een alternatief niet in een verbetering, maar leidt dit zelfs tot een hogere CO2-emissie. Een goede Life Cycle Assessment of CO2-footprint berekening kan hierover duidelijkheid geven. De potgrond- en substraatsector is hiermee volop aan de slag. Uiteindelijk zal blijken of de huidige uitstoot van broeikasgassen door het substraatverbruik kan verminderen. Wil je meer weten over (duurzame) alternatieven van veenvervanging? Luister naar onze podcastaflevering ‘Substraatgebruik in de tuinbouw, kan het milieuvriendelijker?’
Wil je meer weten over de tuinbouwsectoren? Of ben je benieuwd welke kansen er zijn voor jouw tuinbouwbedrijf? Ga dan in gesprek met je accountmanager of neem contact op met onze sectorspecialisten voor vrijblijvend advies.