Onderzoek
Brede welvaart verschillen tussen vrijwillige zzp’ers en zzp’ers uit noodzaak
Zzp’ers uit noodzaak ervaren een lagere brede welvaart van 3,6 procent dan mensen met een dienstverband. Zzp’ers die vrijwillig zelfstandig zijn geworden, ervaren juist een hogere brede welvaart; zij scoren gemiddeld 1,7 procent hoger dan mensen in loondienst.
In het kort
De afgelopen drie jaar is het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) ongekend hard toegenomen. In die periode zijn bijna tweeeneenhalf keer zoveel zzp’ers gestart als de drie jaar ervoor. Met name 25-minners en 65-plussers zijn de afgelopen drie jaar een neven-carrière begonnen als zzp’er. De opkomst van digitale platformen en beroepen, waar zzp’ers actief en flexibel opdrachten kunnen verrichten kan hierin een rol hebben gespeeld. Evenals de snellere verhoging van de pensioenleeftijd in combinatie met de krappe arbeidsmarkt. Met nieuwe EU- en nationale wetgeving op komst op het gebied van digitale platformen en schijnzelfstandigheid (zie bijlage) rijst de vraag of deze vorm van zelfstandigheid de welvaart van werkenden verhoogt.
Daarom onderzoeken we in dit artikel wat de samenhang is van zelfstandig ondernemerschap (zonder personeel) met brede welvaart. Het brede welvaartsperspectief biedt inzicht in meer dan alleen inkomen. Andere welvaartsaspecten zoals persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid kunnen met name voor zelfstandigen belangrijk zijn. De data die we analyseren bevat daarom alle welvaartsdimensies die individuen ervaren. Via een jaarlijkse enquête meten we de ervaren brede welvaart van individuen in Nederland. Voor de jaren 2021-2022 hebben we niet alleen inzicht in de brede welvaart van zzp’ers maar registreren we ook de motivatie om zzp’er te worden. Binnen de groep zzp’ers is een tweedeling zichtbaar. Zzp’ers die vrijwillig zelfstandig zijn geworden hebben een hogere brede welvaart en zzp’ers die zelfstandig zijn geworden uit noodzaak hebben een lagere brede welvaart dan mensen met een dienstverband.
Kijken we naar de onderliggende welvaartsdimensies, dan zien we dat zelfstandigen hoger scoren op persoonlijke ontwikkeling, maar lager op baanzekerheid. Dit laatste geldt vooral voor zzp’ers die uit noodzaak zelfstandig zijn geworden. Ondernemerschap beinvloedt de kwaliteit van werk door meer flexibiliteit en ruimte voor persoonlijke ontwikkeling, maar zorgt ook voor minder baanzekerheid (WRR, 2020; CBS, 2016).
De samenstelling van de groep werknemers en zelfstandigen in Nederland is afhankelijk van wet- en regelgeving en sociaaleconomische trends (zie ook van Kesteren et al., 2024). In dit onderzoek laten we zien dat het onderscheid tussen werknemers en zzp’ers verder gaat dan alleen een juridisch label. Wanneer individuen het gevoel hebben dat zij uit noodzaak zzp’er zijn geworden, heeft dat reële gevolgen voor hun brede welvaart. De redenen om zzp’er te worden, lopen flink uiteen van online ondernemerschap tot aan meer flexibiliteit voor oudere werkenden en voor werkenden met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het is geen eenvoudige opgave om nieuwe wet- en regelgeving op te stellen om misbruik van de zelfstandige werkstatus van werkenden door werkgevers te voorkomen, zonder de voordelen van bijvoorbeeld flexibiliteit uit het oog te verliezen. Uit ons onderzoek valt niet af te leiden op welke wijze regelgeving het best kan worden ingericht om welvaartsverhogend te werken. Maar we laten wel zien dat als een wet beter reguleert welke werkenden zelfstandig gaan ondernemen, dit wél een effect kan hebben op de brede welvaart.
Ongeveer 176.000 nieuwe zzp’ers zijn de afgelopen drie jaar gestart
Het aantal zzp’ers is de afgelopen drie jaar gegroeid van 1,05 miljoen naar 1,23 miljoen, zie figuur 1. De historisch hoge arbeidsmarktkrapte kan hier een rol hebben gespeeld, maar we zien deze groeicijfers niet terug bij bijvoorbeeld het aantal werknemers in loondienst (toename van 5,8 procent in de periode 2020-2023). En ondanks dat de coronacrisis ook in de periode 2020-2023 valt, is het groeipercentage van zzp’ers ook bijna tweeëneenhalf keer zo hoog als de drie jaar voorafgaand aan deze periode (6,9 procent).
De Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB), die in 2020 is ingegaan, zou een andere reden kunnen zijn voor deze groei van zzp’ers. De WAB geeft werknemers met een flexibel contract meer rechten binnen ondernemingen. Omdat veel bedrijven schommelingen in de vraag naar diensten en producten opvangen met flexibele arbeid, kan de WAB hebben gezorgd voor een toename in zzp’ers. Het percentage werknemers met een flexibel contract is de afgelopen vier jaar echter redelijk stabiel rond de 3,3 procent (CBS). Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat de combinatie van de WAB en de flexibele arbeidsvraag van ondernemingen deze groei heeft veroorzaakt.
Box 1: Voornamelijk 25-minners én 65-plussers zijn na 2020 als zelfstandige begonnen
Wanneer we naar de persoonskarakteristieken van deze nieuwe zzp’ers kijken, zien we dat voornamelijk jongeren (15-25 jaar) en ouderen (65-75 jaar) in deze periode een carrière als zzp’er zijn gestart, zie figuur 2. Vanaf 2020 zijn 22.000 nieuwe zzp’ers in de leeftijdscategorie van 15-25 jaar begonnen. Voor deze toename in deze leeftijdsgroep tekenen voornamelijk mannelijke zzp’ers en zpp’ers die ondernemen als nevenbaan hebben (in 2019 en 2021 was deze toename ongeveer 25-30 procent). In de periode 2020-2023 neemt het aantal 65-75-jarige zzp’ers toe met 42.000. In 2021 was de toename van het aantal zzp’ers in de leeftijdscategorie 65-75 jaar meer dan 40 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Ook hier zien we voornamelijk een toename in mannelijke zzp’ers en zzp’ers die ondernemen als nevenbaan hebben.
Zowel voor zzp’ers die ondernemen als hoofdbaan hebben als voor zzp’ers die ondernemen als nevenbaan hebben is een stijgende trend zichtbaar (zzp’er als hoofdbaan: stijging van 4 procent in 2021 en 5 procent in 2022; zzp’er als nevenbaan: stijging van 16 procent in 2021 en 2 procent in 2022).
De zzp’ers die vanaf 2020 zijn gestart zijn vooral werkzaam in de bouw, de specialistische zakelijke dienstverlening en het onderwijs. In de specialistische zakelijke dienstverlening zijn onder anderen accountants, consultants, architecten en marktonderzoekers actief. In deze sector zijn ook relatief veel hbo’- en wo’ers actief (zie onder meer SBB).
CBS en TNO (2023) analyseren hoe tevreden zzp’ers zijn met hun werk en verwante aspecten. Ze laten zien dat oudere zzp’ers meer tevreden zijn dan jongeren. Deze enquête geeft echter ook aan dat ongeveer 10 procent van de zzp’ers liever in loondienst zou werken. De welvaart van zzp’ers uit keuze en zzp’ers uit noodzaak (werkt liever in loondienst) geeft deze enquete van het CBS en TNO niet weer. Onderstaande analyse voegt twee additionele elementen aan het rapport van CBS en TNO toe: we kijken niet naar de tevredenheid op het gebied van arbeidsgerelateerde elementen, maar onderzoeken de algehele brede welvaart van zzp’ers. Additioneel zetten we de brede welvaart van zzp’ers af tegen die van werknemers, én we vergelijken de zzp’ers onderling op basis van hun motivatie om te ondernemen - vrijwillig of uit noodzaak. Veranderende wetgeving heeft invloed op het aantal zzp’ers en de samenstelling van deze groep. Beter zicht op de samenhang tussen brede welvaart en de motivatie om zzp’er te worden geeft een indicatie of deze wetgeving welvaartsverhogend of -verlagend werkt.
Brede welvaart van zzp’ers hangt af van de motivatie voor het ondernemerschap
Voor de meeste mensen is werk niet alleen een bron van inkomsten. Het geeft ook voldoening, zelfrespect, zingeving en betrokkenheid en is belangrijk voor ons welzijn en onze gezondheid. Werk is dan ook van invloed op de brede welvaart van veel mensen. Het gaat daarbij niet alleen om het hebben van werk op zichzelf. Ook de kwaliteit van het werk is belangrijk. De Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) noemt drie voorwaarden voor goed werk: goed werk levert 1) voldoende financiële zekerheid op, heeft 2) een bepaalde mate van vrijheid in zich en laat 3) voldoende vrije tijd over voor een privéleven (WRR, 2020). Goed werk gaat dus niet alleen over de inhoud van het werk, ook over wat het oplevert en de balans met andere activiteiten.
Box 2: Brede welvaart gemeten
Brede welvaart gaat over wat mensen van waarde vinden om het leven te leiden zoals ze dat zelf willen. Binnen het concept brede welvaart brengen we elf welvaartsdimensies samen: gezondheid, milieu, persoonlijke ontwikkeling, (subjectief) welzijn, inkomen, huisvesting, de balans tussen werk en privé, veiligheid, baanzekerheid, sociale contacten en maatschappelijke betrokkenheid, zie figuur 3.
Om brede welvaart te meten, voert RaboResearch jaarlijks een enquête uit. Daarin vragen we de deelnemers om hun welvaart op de elf welvaartsdimensies te waarderen (zie tabel 2 van de onderzoeksverantwoording). Aangezien het gaat om een enquête, hebben we het feitelijk over de ervaren brede welvaart van de respondenten. De antwoorden worden voor elke respondent gemiddeld en vertaald naar een score tussen 0 en 1. Deze scores worden vervolgens gemiddeld om te komen tot de totale brede welvaart van groepen mensen.
De jaarlijkse brede-welvaartenquête loopt sinds 2019 en kent ieder jaar ongeveer tienduizend respondenten. In de jaren 2021 en 2022 stellen we naast vragen over de arbeidsparticipatie (werkend, werkloos, niet-werkend) ook vragen over de arbeidsrelatie (werknemer, zelfstandige) en eventuele vrijwilligheid van zelfstandig ondernemen. Onze gegevens bevatten 6.400 werknemers en ruim 1.000 mensen met een eigen onderneming of praktijk. Tabel 1 geeft de verdeling weer van onze enquêtedata ingedeeld naar werkstatus.
Ongeveer 25 procent van de zzp’ers geeft aan zelfstandig te zijn geworden uit noodzaak, zie tabel 1. Wanneer we de verdeling van onze steekproef in deze tabel vergelijken met de algemene trends die het CBS waarneemt, zie box 1, is duidelijk zichtbaar dat ook in onze steekproef relatief meer ouderen en hoogopgeleiden zzp’er zijn. Maar er zijn ook relatief veel zzp’ers uit noodzaak met een beneden modaal inkomen of die minder gezond zijn.
Wanneer we niet corrigeren voor gezondheids-, inkomens- en persoonskarakteristieken is de ervaren brede welvaart van zzp’ers die vrijwillig zelfstandig zijn geworden gemiddeld 5,1 procent hoger en die van zzp’ers uit noodzaak gemiddeld 8,6 procent lager dan die van de gemiddelde werknemer. Maar dan houden we geen rekening met het verschil in samenstelling tussen werknemers en zelfstandigen zoals weergegeven in tabel 1.
Om het effect van zelfstandig ondernemen op brede welvaart zo goed mogelijk te meten, controleren we daarom voor inkomen, gezondheid en andere (persoons)kenmerken, zie tabel 4 in de bijlage.[1] Daaruit blijkt dat zzp’ers die vrijwillig zelfstandig zijn geworden, een significant hogere brede welvaart van gemiddeld 1,7 procent hebben en dat zzp’ers die dat deden uit noodzaak een significant lagere brede welvaart van 3,6 procent hebben ten opzichte van mensen met een dienstverband. Figuur 4 toont de gemiddelde brede welvaart voor groepen met een verschillende positie op de arbeidsmarkt, gecorrigeerd voor de kenmerken uit de regressieanalyse.
[1] In de enquête vragen we ook naar de sector waarin de respondenten actief zijn. Als we ook daar rekening mee houden, blijft het verschil van 4 procentpunt overeind. Omdat ongeveer de helft van de respondenten deze vraag niet heeft ingevuld, laten we dit in deze analyse buiten beschouwing.
De brede-welvaartsverschillen tussen zzp’ers en werknemers manifesteren zich niet op alle welvaartsdimensies, zie figuur 5. Zoals verwacht scoren zowel vrijwillige zzp’ers als zzp’ers uit noodzaak minder goed op baanzekerheid, maar geldt dat veel meer voor zzp’ers uit noodzaak. Blijkbaar kozen vrijwillige zzp’ers vanuit een stevigere arbeidsmarktpositie voor het ondernemerschap. Opvallend is dat beide typen zzp’ers beter scoren op persoonlijke ontwikkeling. Additioneel geeft de gemiddelde zzp’er uit noodzaak aanzienlijk minder vaak aan over voldoende inkomen te beschikken. In combinatie met de uitkomsten van de Zelfstandigen Enquete Arbeid (ZEA) dat bijna 11 procent van de zzp’ers liever in loondienst zou werken en 18,5 procent van de zzp’ers niet tevreden is met het inkomen, is dit een zorgelijke uitkomst (TNO, 2023). We kunnen echter uit onze data niet opmaken waarom zzp’ers uit noodzaak vaker onvoldoende inkomen hebben. Mogelijk werken zij niet fulltime, hebben zij naast hun werk als zelfstandige een baan in loondienst en proberen zij met een opdracht als zzp’er iets extra’s te verdienen, studeren zij bijvoorbeeld nog en/of zijn ze net gestart als zelfstandige, waardoor ze nog niet veel opdrachten hebben.
Naast deze drie economische dimensies van brede welvaart (baanzekerheid, inkomen en persoonlijke ontwikkeling) scoort de gemiddelde vrijwillige zzp’er significant beter op de dimensies maatschappelijke betrokkenheid, huisvesting, veiligheid en subjectief welzijn. Op de andere dimensies zijn de verschillen met werknemers niet significant.
Deze resultaten sluiten aan bij het WRR-rapport (WRR, 2020). Zzp’ers zijn flexibele arbeidskrachten en zijn daarom over het algemeen minder zeker van hun baan. Zij ervaren daarnaast mogelijk meer vrijheid omdat zij (deels) zelf hun opdrachtgevers en/of weekindeling kunnen bepalen en zijn zelf verantwoordelijk voor het bijspijkeren van hun kennis, persoonlijke ontwikkeling, hun pensioen en hun arbeidsverzekeringen.
De toekomst voor zzp’ers: online werken, flexibel werkende ouderen en veranderende wet- en regelgeving
De laatste tien jaar is een toename zichtbaar van economische activiteiten via online platformen (ACM, 2020 en CBS, 2020). “Online platformen zijn digitale diensten (websites of apps) die interacties en mogelijk transacties van goederen, diensten of informatie faciliteren tussen twee of meer van elkaar afhankelijke groepen gebruikers” (CBS,2022). Voorbeelden van dit soort online platformen zijn Airbnb, Thuisbezorgd, Uber en Werkspot. SEOR (2024) analyseert de microdata van het CBS en laat zien dat ongeveer 5 procent van de zzp’ers zich in 2022 liet bemiddelen via een online platform. Klijs, Kösters & Smits (2022) schatten dat ongeveer 0,7 procent van de individuen tussen de 15-75 jaar in Nederland in 2022 werkzaam is via een online platform (dat zijn ongeveer 93 duizend mensen). In Europa zijn 28 miljoen platformwerkers actief in 2022 en naar verwachting zullen dat er 43 miljoen zijn in 2025 (zie Europese Raad). Er zijn in de Europese Unie ongeveer 500 digitale arbeidsplatformen actief met ongeveer 14 miljard euro aan inkomsten in 2020 (zie Europese Raad). Daarnaast vindt er ook buiten online platformen meer digitaal ondernemerschap plaats (denk aan vloggers, influencers en webwinkels). Deze vorm van digitaal ondernemerschap, wanneer het een keuze betreft, biedt mogelijkheden voor flexibel werk voor jongeren (naast hun scholing) en ouderen (na hun pensioen) maar ook voor individuen met een afstand tot de arbeidsmarkt (Lenaerts et al., 2023).
Het versneld verhogen van de AOW- en pensioenleeftijd vanaf 2016 (AWNV, 2015) kan ook zorgen voor een toename van het aantal zpp’ers. De historisch hoge arbeidsmarktkrapte (zie Dzambo en Erken, 2023) heeft tot gevolg dat ouderen langer actief blijven op de arbeidsmarkt. Voorheen werkten deze ouderen misschien als werknemer en nu als zzp’er. Voor deze groep werkenden biedt zelfstandig ondernemen meer flexibiliteit dan doorwerken in een arbeidsrelatie. Daar merken we wel bij op dat zzp’ers ook vaker om financiële redenen langer moeten doorwerken na hun pensioen. De verhoging van de AOW-leeftijd kan er ook voor hebben gezorgd dat een groep zzp’ers relatief langer moet doorwerken (Damman, 2017).
Het onderscheid tussen werknemerschap en zelfstandig ondernemerschap zorgt voor een uitdaging voor beleidsmakers. Online platformen gebruiken zelfstandig ondernemerschap bijvoorbeeld om de kosten van werkgeverschap te drukken en op deze wijze lagere prijzen te kunnen aanbieden voor afnemers. In maart van dit jaar is een nieuwe Europese wet aangenomen om misbruik van de zelfstandige werkstatus van platformwerkers tegen te gaan. Deze wet dient duidelijkheid te scheppen over wanneer werkenden worden aangemerkt als werknemer en wanneer als zelfstandige (zie bijlage voor meer details over de wetgeving).
Zelfstandig ondernemerschap uit nood - waarbij bedrijven werkenden wel als zelfstandige inhuren, terwijl laatstgenoemden eigenlijk een voorkeur hebben voor een relatie in loondienst - is slecht voor de welvaart van een individu. Het voorkomen van deze vorm van zelfstandigheid lijkt dan ook een welvaartsverhogende maatregel. Maar nieuwe wetgeving dient de positieve aspecten van het werk als zelfstandige (zoals flexibiliteit, langer doorwerken van gepensioneerden) en ook van platformwerk (mogelijkheden voor individuen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt om flexibel inkomen te verdienen, Lenaerts et al., 2023) niet uit het oog te verliezen.
Dankwoord: we bedanken Floris Jan Sander, Igor Dzambo, Leontine Treur en Otto Raspe voor hun commentaar op eerdere versies van dit artikel.
Bijlage: Onderzoeksverantwoording
Enquêtevragen brede welvaart
Beschrijvende statistieken
Regressietabel
Verwachte wetgeving voor zelfstandigen
Sinds 1 mei 2016 is de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (Wet DBA) van kracht. Deze wet beoogt duidelijke richtlijnen te bieden om de aard van een arbeidsrelatie (werknemer of opdrachtnemer, zie ook KvK) vast te stellen. Vóór 2016 tekenden opdrachtgevers en opdrachtnemers een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR), maar sinds 2016 zijn deze richtlijnen aangescherpt om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. De gezagsverhouding tussen de twee partijen is hier van doorslaggevend belang (toetsing vindt plaats volgens artikel 7:610 BW).[2] Opdrachtgevers en -nemers zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving van de wet. Incidenteel wordt misbruik van de wet gecontroleerd. De Belastingdienst heeft recentelijk aangegeven per januari 2025 de naleving van deze wet strenger en frequenter te gaan controleren (Financieel Dagblad, 2024). De Belastingdienst De Hoge Raad en de Rechtbank Amsterdam hebben bijvoorbeeld vastgesteld dat de bezorgers van Deliveroo, PostNL en de chauffeurs van Uber dienen te worden aangemerkt als werknemer. De wet uit 2016 heeft echter onvoldoende duidelijkheid gebracht; het vorige kabinet had dan ook het voornemen deze wet te vervangen. Aanpassing van de Wet DBA zal als doel hebben dat de gezagsverhouding bij een arbeidsrelatie minder vrijblijvend wordt vastgelegd. Dat zou betekenen dat bijvoorbeeld invalkrachten in het onderwijs en de zorg vaker als werknemer zullen worden aangemerkt (KvK).
Op 11 maart 2024 is een Europese wet aangenomen die beoogt platformwerkers te beschermen (zie Europese Raad, 2024 en NOS, 2024). Wanneer zzp’ers die actief zijn op een platform zoals Uber en Thuisbezorgd niet hun eigen tarief mogen vaststellen en niet in staat zijn hun eigen rooster en/of opdrachten te bepalen, worden zij aangemerkt als werknemer. Als werknemer hebben deze medewerkers ook recht op ziekteverlof, werkloosheidsuitkeringen, vakantiedagen en inkomenssteunregelingen. Bij een eventueel geschil tussen het platform en de medewerker wordt de bewijslast omgedraaid: het platform moet dan bewijzen dat de betreffende medewerker geen werknemer is maar daadwerkelijk een zzp’er. Ondanks dat dat meer rechten zou geven aan zzp’ers die werkzaam zijn via een digitaal platform, moeten we hierbij de kanttekening plaatsen dat het begrip “werknemer” wel wordt ingevuld conform de nationale wetgeving. Dat betekent dat platformmedewerkers niet in ieder Europees land dezelfde rechten en plichten hoeven te hebben. Het Europees Parlement moet deze wet nog goedkeuren; pas na de goedkeuring door het Europees Parlement zal de wet twee jaar later van kracht worden, dus op zijn vroegst in 2026-2027.
[2] Het Hof van Amsterdam heeft het verweer van Uber dat het slechts een “technologiebedrijf is dat een platform runt waarop gebruikers met elkaar in contact kunnen komen en overeenkomsten met elkaar aangaan, voor onder andere taxivervoer” verworpen. Het feit dat Uber chauffeurs hun akkoord moeten geven voordat zij het platform kunnen benaderen, betekent dat Uber een overeenkomst aangaat met haar chauffeurs. Het Hof van Amsterdam heeft dus onder andere op dit kenmerk geoordeeld dat er sprake is van een arbeidsrelatie. Dat betekent ook dat bijvoorbeeld Werkspot en Marktplaats waarschijnlijker als platformonderneming worden aangemerkt, maar Deliveroo en Uber niet.