Onderzoek
Brede welvaart herstelt, maar ongelijkheid tussen regio's neemt toe
De brede welvaart in Nederland is in 2023 toegenomen. Dat is opvallend, want het bbp per inwoner is licht gedaald. Niet-economische dimensies hadden in 2023 een grotere impact op de brede welvaart dan economische: maatschappelijke betrokkenheid en milieukwaliteit verbeterden. Maar persoonlijke ontwikkeling en woontevredenheid verslechterden. De ongelijkheid in brede welvaart tussen regio’s is groter geworden.
In het kort
Co-auteurs:
Prof. dr. Bas van Bavel (Universiteit Utrecht), prof. dr. ir. Tanja van der Lippe, (Universiteit Utrecht), dr. Auke Rijpma (Universiteit Utrecht), prof. dr. Erik Stam (Universiteit Utrecht)
De brede welvaart herstelde in 2023, zonder economische groei
De brede welvaart is in 2023 gestegen ten opzichte van 2022 (zie figuur 1). In dezelfde periode is het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking gedaald. De toename van de brede welvaart in het laatste jaar komt vooral voor rekening van een positieve ontwikkeling op de dimensies maatschappelijke betrokkenheid en milieu. Het aandeel vrijwilligers is weer op het niveau van voor de coronapandemie en het vertrouwen in anderen is relatief hoog.[1] Voor zowel het aandeel vrijwilligers als het vertrouwen in anderen scoort Nederland hoog in vergelijking met andere Europese landen. Door de afname van de fijnstofuitstoot is ook de dimensie milieu verbeterd. Ook de dimensies subjectief welzijn en gezondheid dragen licht positief bij aan de hogere brede welvaart: Nederlanders zijn gelukkiger en tevredener met het leven en ook de levensverwachting is in 2023 gestegen. Maar beide variabelen zijn aanzienlijk gedaald tijdens de coronapandemie en ze zijn nog niet op het niveau van voor 2020.
Niet alle dimensies zijn het afgelopen jaar verbeterd. Persoonlijke ontwikkeling en huisvesting zijn verslechterd, al is de daling van beide relatief klein (zie figuur 6 in de bijlage). Toch is het verontrustend dat de langjarige trend voor beide negatief is: bij persoonlijke ontwikkeling zien we dat onder meer de lees- en rekenvaardigheid van scholieren de laatste jaren aanzienlijk is verslechterd. Bovendien stokt de groei van het aandeel mensen met een startkwalificatie. Bij de dimensie huisvesting zien we dat de woontevredenheid al sinds 2009 een dalende trend heeft ingezet.
[1] Zie tabel 1 in de bijlage voor een overzicht van de gebruikte variabelen per dimensie.
De brede welvaart vertoont een andere ontwikkeling dan het bbp
De Brede Welvaartsindicator (BWI) en het bbp per hoofd van de bevolking hebben in Nederland een ander verloop (zie figuur 1). Tot de financiële crisis in 2008 vertoont zowel het bbp als de BWI een opwaartse ontwikkeling. In 2009 daalde het bbp per capita echter sterk, terwijl de brede welvaart iets doorsteeg. In die periode hielden veel bedrijven nog vast aan hun werknemers en bleven de lonen stijgen. Vanaf 2010 begint de brede welvaart te dalen, om in 2013 het dieptepunt te bereiken. De werkloosheid was op dat moment sterk toegenomen en ook daalde het subjectieve welzijn (geluk en tevredenheid) van mensen. In deze periode bezuinigde de overheid als reactie op de financiële crisis. Terwijl de economische groei na 2013 flink aantrok, nam de brede welvaart sindsdien in eerste instantie nog maar mondjesmaat toe. Pas vanaf 2015 nam de brede welvaart snel toe, om pas in 2019 boven het niveau van 2009 uit te komen. Met de BWI kan een meer genuanceerd beeld van de welvaartsontwikkeling worden getoond dan met bbp alleen.
Sinds het dieptepunt van 2013 komt de groei van de brede welvaart vooral voor rekening van de arbeidsmarkt en het inkomen. Tussen 2013 en 2019 daalde de werkloosheid, van 8,2 procent naar 4,4 procent, en steeg het gemiddelde inkomen aanzienlijk. Ook het subjectief welzijn (geluk en tevredenheid) nam weer toe. Hoewel de BWI dus verder kijkt dan materiële welvaart is de groei in deze jaren voor een groot deel materieel van aard. Daartegenover staat dat de werk-privébalans en sociale contacten verslechterden: mensen gingen meer uren werken en hadden minder contact met familie, vrienden en buren.
In 2020 zien we iets vergelijkbaars gebeuren als in 2009. Door de coronapandemie ontstond een acute economische crisis. Het bbp per capita daalde fors, maar de brede welvaart bleef stabiel. In dat jaar bleven de inkomens en baanzekerheid op peil, onder meer door financiële steun van de overheid. De brede welvaart daalde en steeg in de jaren erna om in 2023 alweer op een vergelijkbaar niveau uit te komen als in 2019. Hoewel de BWI in 2023 ongeveer dezelfde waarde heeft als in 2019, zijn er grote veranderingen op de onderliggende dimensies. Sinds 2019 zijn de baanzekerheid, werk-privébalans en maatschappelijke betrokkenheid verbeterd, maar daar staat tegenover dat de woontevredenheid en het subjectief welzijn (geluk en tevredenheid) in dezelfde periode zijn verslechterd. De dimensie inkomen veranderde nauwelijks in de laatste periode. De inkomens stegen, maar de relatief hoge inflatie hief dit grotendeels op. We hebben nog geen inkomensdata voor 2023. Toch verwachten we hier geen grote veranderingen: de CAO lonen stegen fors, maar ook de inflatie was aanzienlijk, waardoor het netto effect wederom niet groot zal zijn. Zie figuur 6 in de bijlage voor de bijdrage van de brede welvaartsdimensies aan de ontwikkeling van de BWI.
Hoogste brede welvaart in Het Gooi en Vechtstreek en de Achterhoek
Regionale verschillen in brede welvaart worden zichtbaar als we de BWI berekenen voor veertig COROP-regio’s in Nederland (zie figuur 2). De data zijn beschikbaar tot en met het jaar 2022, waar de nationale BWI tot en met het jaar 2023 gaat. Op de kaart zijn de regio’s ingedeeld in vijf groepen.[2] De inwoners van Het Gooi en Vechtstreek, met plaatsen als Blaricum, Hilversum en Huizen, genieten de hoogste brede welvaart, gevolgd door die van de Achterhoek (Doetinchem), de Veluwe (Apeldoorn, Ede en Wageningen), Alkmaar en omgeving (Alkmaar, Heerhugowaard) en Zuidwest-Overijssel (Deventer). Het Gooi en Vechtstreek heeft de hoge brede welvaart vooral te danken aan een hoge score op de dimensie inkomen. De Achterhoek en de Veluwe excelleren op de dimensies maatschappelijke betrokkenheid, huisvesting en veiligheid. In Alkmaar en omgeving zijn de mensen erg gelukkig (subjectief welzijn) en is er een goede werk-privébalans. Zuidwest-Overijssel scoort goed op veiligheid en sociale contacten.
[2] De groepen zijn zo gekozen dat de verschillen tussen de scores van de regio’s en de gemiddelden van de betreffende groepen zo klein mogelijk zijn. Oftewel, de verschillen tussen de regio’s binnen de groepen zijn geminimaliseerd. Dit is in eerste instantie gedaan voor zes groepen. Aangezien de verschillen tussen regio’s uit de middelste twee groepen erg klein zijn, zijn deze groepen samengevoegd tot een middengroep; in het grijs.
Figuur 2 laat zien dat de brede welvaart het hoogst is vanaf het gebied rondom Groot-Amsterdam, zich oostwaarts uitstrekt via Utrecht en Gelderland naar Twente, en noordwaarts tot en met Friesland. Regio’s met een hoge brede welvaart combineren een prettig leefklimaat met de nabijheid van voorzieningen en werk in de steden. In vergelijking met het gemiddelde in Nederland zijn mensen in deze regio’s gelukkiger, meer maatschappelijk betrokken, veiliger en tevredener met hun huis. Tabel 3 in de bijlage geeft een overzicht van de BWI-scores per regio, uitgesplitst naar dimensies.
Brede welvaart blijft achter in grote steden en aan de randen van het land
De grootstedelijke gebieden vormen een uitzondering op bovenstaande. In Agglomeratie Den Haag, Groot-Rijnmond en Groot-Amsterdam is de brede welvaart lager. Dit is vooral te wijten aan lagere scores op de dimensie huisvesting en (in mindere mate) op de dimensie veiligheid. De beperkte beschikbaarheid en de hoge prijzen van huizen leiden daar tot een lagere woontevredenheid. Ook in Zuid-Limburg en Delfzijl en omgeving zijn mensen minder tevreden met hun huis. Daar komt bij dat de inkomens daar relatief laag zijn. Ook in Oost- en Overig Groningen, Noord-Friesland en Zuidoost-Drenthe zijn de inkomens lager, maar daar wordt dat gecompenseerd door meer veiligheid, een hogere woontevredenheid, een schonere omgeving en/of een betere werk-privébalans.
Tussen 2013 en 2022 steeg de BWI in Nederland met 0,024 (op een schaal van 0 tot en met 1), maar in de ene regio steeg die harder dan in de andere. In Flevoland steeg de BWI het hardst, met 0,036 (van 0,55 naar 0,59). In twee regio’s daalde de brede welvaart: Delfzijl en omgeving en Delft en Westland. In Delfzijl en omgeving nam de brede welvaart het meest af, met -0,015 (van 0,54 naar 0,53).
Figuur 3 toont de ontwikkeling van de BWI in regio’s tussen 2013 en 2022. Opvallend is dat de brede welvaartsontwikkeling in Noord- en Zuid-Holland tussen 2013 en 2022 achterliep op regio’s elders in het land, afgezien van Groot-Amsterdam en Oost-Zuid-Holland. Het zijn de meer oostelijk gelegen regio’s die in deze periode een hoge brede-welvaartsgroei hebben gekend. Dit zien we vooral terug op de dimensies huisvesting en veiligheid: de woontevredenheid in het westen neemt meer af en de veiligheid neemt minder toe dan elders in het land.
De brede welvaart nam het meest toe in Twente, Noord-Friesland (Leeuwarden), Flevoland (Almere, Lelystad), Midden-Limburg (Weert, Roermond) en Noord-Limburg (Venlo). In Flevoland en Twente wordt de stijgende brede welvaart voornamelijk gedreven doordat mensen er tevredener met hun leven zijn en zekerder van hun baan. In Noord-Limburg is het vooral de toegenomen veiligheid, in Midden-Limburg de verbeterde werk-privébalans, en in Noord-Friesland de verbeterde baanzekerheid die hieraan bijdragen. Tabel 4 in de bijlage geeft een overzicht van de ontwikkeling van de BWI-scores tussen 2013 en 2022 per regio, uitgesplitst naar dimensies.
Tussen regio’s neemt de ongelijkheid in brede welvaart toe
Figuur 4 toont de BWI per regio in 2013 (horizontale as) en 2022 (verticale as). De diagonale lijn representeert de landelijke BWI-groei van 0,024. Regio’s boven deze lijn hebben een bovengemiddelde brede-welvaartsgroei ervaren, terwijl in gebieden eronder de groei minder was of uitbleef. De kleuren komen overeen met die in figuur 3 en duiden op de omvang van de groei.
Regio’s met een lage brede welvaart in 2013 kenden over het algemeen ook minder brede-welvaartsgroei in de jaren erna. Dit geldt onder meer voor Delfzijl en omgeving, Groot-Rijnmond, agglomeratie Den Haag en Zuid-Limburg (regio’s linksonder in figuur 4). De onderliggende drivers verschillen soms. In Delfzijl en omgeving is de woontevredenheid en de veiligheid verslechterd en blijft de inkomensgroei achter bij andere regio’s. In Groot-Rijnmond is de woontevredenheid en de tevredenheid met het leven verslechterd. Bovendien hebben mensen er minder contact met familie, vrienden of buren dan vroeger. In agglomeratie Den Haag is de huisvesting en persoonlijke ontwikkeling verslechterd. In Zuid-Limburg is de huisvesting verslechterd en blijft de inkomensgroei achter bij andere regio’s. Groot-Amsterdam vormt hierop een uitzondering met een bovengemiddelde groei, dankzij verbeterde veiligheid en fors gestegen inkomens.
In de meeste andere regio’s in het land is de brede welvaart meer toegenomen. We zien dan ook de ongelijkheid in brede welvaart tussen 2013 en 2022 toenemen tussen regio’s. Figuur 5 laat de spreiding zien van de BWI van regio’s in 2013 en 2022. De spreiding in 2022 is groter; dit is te zien aan de staart die zichtbaar is aan de linkerkant. Regio’s in deze staart hadden in 2013 een relatief lage brede welvaart en komen maar moeilijk in beweging. Vooral op de dimensies huisvesting en inkomen zien we de ongelijkheid tussen regio’s toenemen. Ter illustratie voor de dimensie huisvesting: in 2013 was nog 87,3 procent van de inwoners van Delfzijl en omgeving tevreden met hun woning, maar dit percentage daalde tot 76,6 in 2022. Landelijk gezien was deze daling minder groot (van 88 naar 86,3 procent). In Twente steeg de woontevredenheid zelfs, van 89 procent naar 90,6 procent.
Vooral de regio’s in de middengroep hebben hun brede welvaart tussen 2013 en 2022 het meest zien toenemen, zoals de al eerder genoemde regio’s Twente, Noord-Friesland, Flevoland, Midden-Limburg en Noord-Limburg. Twente en Noord-Friesland vinden bovendien de aansluiting met de regio’s met de hoogste brede welvaart. Waar Noord-Drenthe (Assen), agglomeratie Leiden en Bollenstreek en agglomeratie Haarlem in 2013 nog tot de regio’s behoorden met de hoogste brede welvaart, bleef hun brede-welvaartsontwikkeling enigszins achter. Ook in Delft en Westland en de Zaanstreek stagneerde de brede-welvaartsontwikkeling.
Conclusie
In 2023 steeg de brede welvaart in Nederland, ondanks een lichte daling van het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner. Niet-economische dimensies hebben in 2023 een grotere impact op de brede welvaart dan de economische: maatschappelijke betrokkenheid en milieukwaliteit verbeterden. Maar persoonlijke ontwikkeling en woontevredenheid verslechterden. De brede welvaart in 2023 is ongeveer gelijk aan die in 2019.
Verder zien we ook verschillen in brede welvaart tussen regio’s. Toch is het geografische patroon van brede welvaart en de ontwikkeling daarvan niet per se verbonden aan grootstedelijkheid (Randstad) versus periferie. Integendeel. Over het algemeen zijn het juist de regio’s buiten de Randstad die een hoge brede welvaart hebben. Bovendien steeg de brede welvaart in deze gebieden tussen 2013 en 2022 het hardst. Regio’s met een reeds lage brede welvaart in 2013 – zoals Delfzijl en omgeving, Groot-Rijnmond, Den Haag en Zuid-Limburg – slaagden er nauwelijks in om vooruitgang te boeken, in tegenstelling tot veel regio’s elders in het land.
Bijlage 1. Bijdrage van de dimensies aan de ontwikkeling van de BWI
Figuur 6 toont de jaar-op-jaar-bijdrage van de elf brede-welvaartsdimensies aan de BWI. Dimensies met een waarde boven nul dragen positief bij, terwijl dimensies met een waarde onder nul een negatieve bijdrage hebben. De lijn met stippen geeft de som van het jaar-op-jaar-effect weer.
Bijlage 2. Regionale verschillen in brede welvaart zijn gering
Het niveau van brede welvaart heeft verschillende onderliggende oorzaken en lagere scores op de ene dimensie worden vaak (deels) gecompenseerd door hogere scores op andere dimensies. Er zijn geen regio’s die op elke dimensie beter scoren, noch regio’s die op elke dimensie slechter scoren dan Nederland als geheel. Dit zorgt ervoor dat de regionale verschillen in de algehele brede welvaart niet bijzonder groot zijn. In figuur 7 zijn de veertig regio’s gerangschikt naar hun brede-welvaartsniveau. De kleuren corresponderen met de kleuren in figuur 2.
Bijlage 3. De Brede Welvaartsindicator (BWI)
Brede welvaart reikt verder dan hetgeen we met elkaar verdienen, consumeren en produceren. Naast inkomen gaat het bij brede welvaart om aspecten als gezondheid, milieu, persoonlijke ontwikkeling, veiligheid en geluk. Bij brede welvaart gaat het met andere woorden om alle aspecten die mensen van waarde vinden.
In 2016 introduceerden Universiteit Utrecht en Rabobank de Brede Welvaartsindicator (BWI). De BWI integreert elf dimensies en zeventien onderliggende variabelen in één integrale maatstaf van brede welvaart. Dit jaar is de BWI opnieuw samengesteld voor Nederland als geheel en veertig regio’s binnen Nederland.
Terwijl inkomen, consumptie en productie sinds jaar en dag worden gemeten aan de hand van het bruto binnenlands product (bbp), bestond er tot 2016 geen alternatieve maatstaf voor het meten van brede welvaart. Met de lancering van de BWI kwam hier verandering in.
Een integrale maatstaf heeft als voordeel dat alle dimensies gezamenlijk in ogenschouw kunnen worden genomen en dat er afruilen kunnen plaatsvinden tussen dimensies. Zo kan de vooruitgang op de ene dimensie worden opgeheven door de achteruitgang op een andere. Figuur 8 toont de elf dimensies van brede welvaart die wij hanteren.
Naast de BWI brengt RaboResearch ontwikkelingen in brede welvaart in kaart op basis van een jaarlijkse enquête uitgezet onder meer dan tienduizend Nederlanders van achttien jaar en ouder. Belangrijkste verschil met de BWI is dat het enquête-onderzoek ingaat op ervaren brede welvaart, terwijl de BWI grotendeels is gebaseerd op feitelijke waarnemingen. Er is een verschil tussen deze ervaren (subjectieve) brede welvaart en de feiten. Zo zou het kunnen zijn dat mensen minder veiligheid ervaren, terwijl er feitelijk nauwelijks misdaden voorkomen. Beide instrumenten om de brede welvaart te monitoren vullen elkaar aan. Voor wat betreft deze publicatie over de BWI merken we op dat de data met enige vertraging beschikbaar komen. Zo hebben de data van CBS betrekking op 2022 of 2023. De enquête meet juist de actuele ervaren brede welvaart in de periode waarin deze is afgenomen.
Bijlage 4. Methodologie achter de BWI
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste methodologische keuzes. Allereerst hebben we voor zover beschikbaar voor iedere variabele op nationaal niveau voor de jaren 2003-2023 en op regionaal niveau voor de jaren 2013-2022 data verzameld. Wanneer data voor tussenliggende jaren ontbraken, hebben we deze lineair geïnterpoleerd. Wanneer data aan het begin van de reeks ontbraken, hebben we in de meeste gevallen de eerstvolgende bestaande observatie genomen. Wanneer data aan het eind van de reeks ontbraken, hebben we de waarde van de laatste bestaande observatie genomen. Als de data in een betreffend jaar op nationaal niveau beschikbaar waren maar deze op regionaal niveau ontbraken, hebben we de groeivoet van de nationale reeks gelijk toegepast op alle regio’s.
Om de variabelen met elkaar te vergelijken, passen we de min/max-methode toe. De scores van de variabelen vergelijken we met dertien Noordwest-Europese landen.[3] Zowel Nederland als geheel als de veertig regio’s krijgen zo voor de variabele een score tussen 0 en 1. Voor variabelen die positief bijdragen aan brede welvaart hanteren we de volgende formule:
[3] Naast Nederland zijn dit: België, Luxemburg, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk.
Hierbij is Xtr de waarde (tussen 0 en 1) van de getransformeerde variabele voor gebied r in jaar t, xtr de geobserveerde waarde van de variabele voor gebied r in jaar t, Min(xn) de vastgestelde goalpost waartegen de geobserveerde waarde aan de onderkant wordt afgemeten en Max(xn) de vastgestelde goalpost waartegen de geobserveerde waarde aan de bovenkant wordt afgemeten. De variabelen waarvoor deze formule geldt, zijn: geluk, tevredenheid met het leven, levensverwachting, percentage van de bevolking met ten minste middelbaar onderwijs als hoogst genoten opleiding, PISA-score, Living Planet Index, levensverwachting, gemiddeld gestandaardiseerd huishoudinkomen, sociale contacten met familie, vrienden of buren, aandeel van de bevolking dat vrijwilligerswerk doet, aandeel mensen dat vertrouwen heeft in anderen.
Voor variabelen die negatief bijdragen aan brede welvaart is de volgende formule gebruikt:
De variabelen waarvoor dit geldt, zijn: aantal gewelddadige misdrijven, aantal moorden, hoeveelheid fijnstof, werkloosheid, aandeel mensen met een flexibele arbeidsrelatie, gemiddeld aantal gewerkte uren.
Daarna zijn de variabelen binnen de dimensies met gelijke weging geaggregeerd. Tot slot is voor het aggregeren van dimensies gebruik gemaakt van het wegingsschema van de OECD Better Life Index (Rijpma et al., 2016).
Bijlage 5. Methodologische veranderingen BWI 2024
In de BWI van dit jaar voeren we enkel een wijziging door voor de dimensie inkomen. Voorheen gebruikten wij voor deze dimensie het gemiddeld gestandaardiseerd inkomen in nominale termen. Omdat de inflatie in de jaren tot 2022 relatief laag was, was dit een begrijpelijke keuze. Maar sinds 2022 is de inflatie fors gestegen. Hierdoor is inkomen in nominale termen geen goede maatstaf meer. Daarom rekenen we dit jaar het inkomen in nominale termen om naar inkomen in reële termen. Dit doen we met behulp van de consumentenprijsdeflator. Vervolgens gebruiken we de deflator ook om de goalposts aan te passen.