Update
Conjunctuurupdate Nederland: inflatiedaling in zicht en kabinetsplannen onder de loep
We laten onze raming voor de economische groei ongewijzigd op 0,6% dit jaar en 1,4% in 2025. De inflatie (HICP) komt in 2024 naar verwachting uit op 3,1% en in 2025 op 2,5%. In het regeerprogramma en de Miljoenennota 2025 toont het kabinet veel ambitie, maar de concrete plannen en beschikbare financiële middelen sluiten hier vaak niet bij aan.
In het kort
Economische groei blijft gematigd
Nieuwe cijfers van het CBS over de Nederlandse economie laten de groei van het bruto binnenlands product (bbp) in het tweede kwartaal van dit jaar ongewijzigd: 1,0% ten opzichte van het kwartaal ervoor. Ook blijft staan dat de netto handel de grootste bijdrage leverde aan deze relatief hoge groei (figuur 1). Toch is er onderliggend wel wat veranderd. Zo groeiden de import en export beide nog harder dan eerder gedacht, evenals de woninginvesteringen en de overheidsconsumptie. De bedrijfsinvesteringen vielen echter juist tegen; deze krompen met 1,1%. De 1,0% krimp van de consumptie van huishoudens bleef ongewijzigd.
Deze beperkte aanpassingen zijn geen reden om onze raming voor de komende kwartalen aan te passen. We verwachten nog steeds een bbp-groei van 0,6% in 2024 en 1,4% in 2025 (tabel 1). De jaarlijkse groeicijfers van de bbp-componenten zijn wel veranderd door de aanpassingen van het CBS. In grote lijnen veranderen de economische verwachtingen echter niet substantieel. De consumptie van huishoudens en de overheid dragen het meeste bij aan de bbp-groei, terwijl de private investeringen juist negatief bijdragen, vooral in 2024 (figuur 2). Een uitgebreidere toelichting op onze raming is te vinden in ons laatste Economisch Kwartaalbericht.
Daling inflatie in zicht door lagere olieprijzen
De inflatie (HICP) kwam in september uit op 3,3%, net als in augustus. De sterkere stijging van de voedselprijzen compenseerde de sterkere daling van de energieprijzen (figuur 3). Ook de kerninflatie blijft op een hoog niveau, vooral gedreven door een hoge diensteninflatie. Laatstgenoemde hangt nauw samen met de recente grote loonstijgingen die relatief sterk doorwerken in de prijzen van de dienstensector.
Vooruitkijkend voorzien we dat de inflatie geleidelijk daalt. De komende maanden is dit vooral het gevolg van de lagere olieprijs. De afgelopen maanden is de olieprijs flink gedaald tot rond de 70 dollar begin oktober (figuur 4). We verwachten dat deze het komende jaar in de buurt van dat niveau blijft liggen, mits de situatie in het Midden-Oosten niet verder escaleert. Dit betekent dat de energie-inflatie – die wordt gemeten ten opzichte van dezelfde maand een jaar geleden – negatief is geworden en blijft (figuur 3). Daarnaast werkt de lagere olieprijs ook door in de kerninflatie, omdat de goederen en bepaalde diensten (zoals transport) die daaronder vallen goedkoper kunnen worden geproduceerd.
Wanneer de situatie in het Midden-Oosten toch verder escaleert, kan dat wel langdurige gevolgen hebben voor de olieprijs en daarmee voor de (Nederlandse) inflatie. De scenario’s die we daarover in november 2023 hebben uitgewerkt, geven nog steeds een goed beeld van de mogelijke gevolgen.
De voedselprijsinflatie is momenteel vooral hoog door een accijnsverhoging op tabak eerder dit jaar. Dit effect loopt vanaf juni 2025 uit de cijfers, waardoor de totale inflatie vanaf dat moment nog verder daalt. Alles bij elkaar genomen verwachten we een gemiddelde HICP-inflatie van 3,1% in 2024 en 2,5% in 2025 (tabel 1).
Kabinet is ambitieus, maar concrete plannen en geld ontbreken
Op 17 september presenteerde het kabinet-Schoof zijn eerste begroting in de Miljoenennota 2025. Deze volgde enkele dagen na het regeerprogramma. Hierin heeft het kabinet het in mei afgesloten hoofdlijnenakkoord verder uitgewerkt.
Het regeerprogramma bevat meer aandacht voor de samenhang tussen beleidsterreinen dan het hoofdlijnenakkoord en vorige regeerakkoorden. Hoewel het kabinet ambitieuze plannen heeft om economische en maatschappelijke problemen op korte termijn aan te pakken, roept het gebrek aan concrete maatregelen en de afwezigheid van een langetermijnfocus zorgen op over de duurzaamheid en effectiviteit van het beleid. De nadruk op kortetermijnwinst gaat ten koste van langetermijninvesteringen in onder andere productiviteit en verduurzaming. Dit ondermijnt de toekomstige (brede) welvaart.
Het kabinet streeft ernaar de verdiencapaciteit van de Nederlandse economie te vergroten. Helaas beperken de concrete plannen zich tot de korte termijn, zoals belastingverlagingen, in plaats van investeringen in de toekomst. Zo verlaagt de regering de budgetten voor onderwijs en innovatie, die cruciaal zijn voor de economische groei op de langere termijn.
Ook de ambities op het terrein van de woningmarkt zijn groot. Het kabinet richt zich daarbij vooral op vergroting van het woningaanbod, terwijl er geen maatregelen zijn om de vraag te beperken. De haalbaarheid van de veelheid aan plannen is echter twijfelachtig vanwege de beperkt beschikbare financiële middelen.
Het kabinet ziet de huidige arbeidsmarktkrapte als een probleem. Om dit op te lossen wil het onder andere een begin maken met de broodnodige hervorming van het belasting-, kinderopvang- en sociale zekerheidsstelsel. Hierdoor wil het kabinet werken lonender maken en de marginale belastingtarieven lager. Deze hervormingen zijn echter complex, nemen meer dan één regeringsperiode in beslag en vereisen brede politieke en maatschappelijke steun. Hoewel het kabinet kritisch staat tegenover migratie in het algemeen, erkent het het belang van gerichte arbeidsmigratie om de huidige arbeidstekorten op korte termijn te verminderen.
De internationale klimaatdoelen blijven in het regeerprogramma overeind, maar ook hier ontbreekt concreet beleid. Zo draait het kabinet verschillende maatregelen van de vorige regering terug, waardoor het behalen van deze doelen in gevaar komt.
Een uitgebreidere beschouwing op de Miljoenennota 2025 en het regeerprogramma staat in deze publicatie.
Begroting vanaf 2025 dicht bij EU-normen
Het begrotingstekort neemt de komende jaren naar verwachting toe en de Europese norm van 3% komt in zicht (figuur 5). Dit verhoogt het risico op procyclisch begrotingsbeleid wanneer eventuele economische tegenwind de regering dwingt om te bezuinigen. Bovendien is de haalbaarheid van enkele aangekondigde bezuinigingen onzeker, waaronder de vermindering van het aantal rijksambtenaren, lagere asieluitgaven, minder ontwikkelingshulp en lagere EU-afdrachten. Wanneer deze niet of onvolledig worden gerealiseerd, zijn bezuinigingen elders nodig om het begrotingstekort binnen de perken te houden.
Aan de andere kant heeft de regering de afgelopen jaren moeite gehad om alle beschikbare middelen uit te geven (onderuitputting), wat het tekort juist vermindert. In de eerste helft van het jaar had de overheid zelfs een begrotingsoverschot (figuur 6). In de tweede helft van dit jaar komt er weliswaar een tegenvaller aan bij de inkomsten uit box 3 in de inkomstenbelasting, maar desalniettemin blijft het tekort dit jaar beperkt. Mede door hoger dan verwachte belastinginkomsten.