Onderzoek
Trumps escalerende handelsoorlog in vijf scenario’s: impact op de Nederlandse economie (en breder)
Het zwalkende handelsbeleid van de Amerikaanse regering veroorzaakt grote onzekerheid voor de wereldeconomie. We hebben acht scenario’s doorgerekend om de mogelijke gevolgen te kwantificeren. In ons nieuwe basispad komt de Nederlandse economische groei naar verwachting uit op 1,3% in 2025 en 0,6% in 2026. De Amerikaanse economie wordt het zwaarst getroffen, met een verwachte bbp-krimp van 0,6% in 2026.

In het kort
Veel dank aan Lennart de Jong, Jeffrey Powell en Kan Ji voor hun bijdrages.
Bom onder mondiale wereldhandel
Het ongekende pakket aan importheffingen dat de Amerikaanse president Trump op 2 april – door hemzelf “Liberation Day” genoemd – heeft aangekondigd, heeft een bom gelegd onder de mondiale wereldhandel. De aankondigingen in combinatie met het wedstrijdje armdrukken tussen de VS en China over de hoogte van landenspecifieke heffingen zorgden voor schokgolven op de financiële markten (zie figuur 1). Aandelenkoersen verloren wereldwijd bijna 11% aan waarde, maar nadat ook de rente op Amerikaans staatsschuldpapier fors begon te stijgen omdat beleggers hun vertrouwen in de VS definitief begonnen te verliezen, liet Trump op 9 april weten de invoering van de heffingen op veel landen met negentig dagen uit te stellen. Tegelijkertijd verhoogde hij wel de totale importheffing op Chinese producten met 145%, waarop China reageerde met een verhoging met 125% op de invoer van Amerikaanse producten.
Figuur 1: Aandelenkoersen kelderen en goud stijgt fors

Figuur 2: Volop mondiale volatiliteit

Door het indrukken van de pauzeknop zijn financiële markten iets tot bedaren gekomen, maar het betekent niet dat de VS van plan is om de protectionistische plannen definitief in de ijskast te zetten. Integendeel. De Amerikaanse regering probeert een diepgaande correctie te bewerkstelligen van de wereldwijde onevenwichtigheden in besparingen en investeringen (zie meer hierover in de volgende paragraaf).
In dit rapport brengen we in kaart welke scenario’s in de handelsoorlog zich de komende tijd kunnen aftekenen en welke economische effecten voor de mondiale economie daarbij horen, en de Nederlandse economie als open economie in het bijzonder. Scenario-analyse is bij uitstek gewenst in deze onzekere tijden. Bij snel veranderende ontwikkelingen, zoals het geval is in de huidige handelsoorlog, geven scenario’s namelijk houvast, door verschillende mogelijke toekomstbeelden te schetsen, gebaseerd op diverse aannames en variabelen. Op basis hiervan kunnen we sneller onze eigen economische ramingen aanpassen, waarmee we hopelijk onzekerheid verminderen en stakeholders in staat stellen om betere besluiten te nemen.
In deze studie hebben we vijf scenario’s (en drie sub-scenario’s) kwantitatief doorgerekend met het wereldhandelsmodel NiGEM en twee productiviteitsmodellen voor de VS en de eurozone. Voordat we onze vijf (of eigenlijk acht) scenario’s en de resultaten bespreken, geven we hieronder eerst een kort overzicht van de turbulente ontwikkelingen van de afgelopen tijd en de mogelijke motivatie daarachter.
Wat wil Amerika met de handelsoorlog en waar staan we nu?
Motieven achter de handelsoorlog
Uit een verklaring van de voorzitter van de Amerikaanse Raad van Economische Adviseurs, Stephen Miran, is wat meer duidelijk geworden over de mogelijke motieven van de Amerikaanse regering om een handelsoorlog te starten. Miran wijst erop dat de VS verantwoordelijk is voor twee belangrijke mondiale “publieke goederen”: wereldwijde veiligheid en de Amerikaanse dollar als wereldwijde reservevaluta. Landen profiteren hiervan, terwijl de VS – in zijn ogen – hoge kosten moet maken om deze publieke goederen te verstrekken. Ten eerste kan veiligheid alleen worden gegarandeerd door hoge Amerikaanse defensie-uitgaven. Ten tweede zorgt het systeem waarbij de Amerikaanse dollar de rol vervult als mondiaal valuta-anker ervoor dat de koers van de dollar kunstmatig te hoog blijft – er is immers een niet-aflatende wereldwijde vraag naar dollars om te kunnen handelen en investeren – waardoor de exportgoederen van de VS te duur worden en Amerikaanse bedrijven niet meer concurrerend kunnen zijn. Dit is volgens Miran de reden achter het structurele Amerikaanse handelstekort (figuur 3), wat ook heeft geleid tot de erosie van veel Amerikaanse industriële bedrijfstakken. Een sterke maakindustrie is echter nodig om het defensiematerieel te kunnen maken (met als doel om wereldwijde veiligheid te garanderen) en ook onafhankelijkheid te garanderen van de – volgens Trump en Miran – grootste economische tegenstander van de VS: China.
Miran vindt dat andere landen mee moeten betalen aan de publieke goederen die de VS verstrekt. Daarbij acht hij het essentieel om een diepgaande correctie te bewerkstelligen van de wereldwijde onevenwichtigheden in besparingen en investeringen, wat betekent dat het handelstekort in de VS moet dalen. Door hogere importheffingen hoopt de Amerikaanse regering dit voor elkaar te krijgen: buitenlandse bedrijven worden door deze heffingen kunstmatig op een concurrentieachterstand gezet, waardoor Amerikaanse bedrijven hun binnenlandse marktaandeel kunnen vergroten en banen worden gecreëerd, onder meer in de Amerikaanse maakindustrie.
Figuur 3: Het omvangrijke Amerikaanse handelstekort

Tegelijkertijd stelt Miran dat de hogere importheffingen grotendeels worden betaald door buitenlandse exporteurs, door lagere afzetprijzen te rekenen, omdat de VS de grootste consumentenmarkt ter wereld is. En als buitenlandse partijen producten niet leveren, kan de VS deze producten zelf maken of importeren uit andere landen die de VS welgevallig zijn.
Op met name deze laatste redenering valt heel wat af te dingen. Ten eerste is het maar de vraag of producenten bereid zijn om hun afzetprijzen te verlagen, zeker wanneer het om unieke producten gaat met geen tot weinig substitutiemogelijkheden. Zo laten Flaaen et al. (2020) zien dat de hogere kosten van de invoerheffingen op wasmachines uit de eerste termijn van Trump volledig op het bord van de Amerikaanse consument terecht zijn gekomen. Ook zijn veel Amerikaanse bedrijven afhankelijk van buitenlandse grondstoffen of halffabricaten. Hogere invoerheffingen drijven de productiekosten op van binnenlandse bedrijven die afhankelijk zijn van deze grondstoffen of halffabricaten. Hierdoor kan de concurrentiepositie van exportgeoriënteerde bedrijven juist verslechteren (zie Handley et al.,2020). China heeft bovendien de export van zeldzame aardmetalen aan banden gelegd, die cruciale toepassingen hebben in hoogtechnologische (militaire) productieketens, variërend van straalmotoren, microgolfradars tot supergeleiders.
In brede zin is het de vraag hoeveel economische efficiëntie er verloren gaat wanneer de Amerikaanse protectionistische koers de mondiale wereldhandel drastisch verstoort. De VS zal zich in sommige gevallen moeten toeleggen op de productie van goederen waar het al sinds decennia geen comparatief voordeel meer in heeft. Het teruggeven van de opbrengsten van de heffingen aan huishoudens en bedrijven zal de economische schade niet volledig tenietdoen.
Tot slot zien we dat landen die worden getroffen door protectionistische maatregelen vaak met soortgelijke maatregelen terugslaan. China heeft dat reeds gedaan en de EU heeft een pakket met tegenmaatregelen – als reactie op de hogere Amerikaanse staal- en aluminiumtarieven – met negentig dagen uitgesteld. Deze tegenmaatregelen maken het moeilijker voor Amerikaanse exportsectoren om producten in deze markten te verkopen. En daarbovenop is ook nog sprake van aanzienlijke reputatieschade: zo zijn er duidelijke indicaties dat Canadezen en Denen Amerikaanse producten boycotten.
Overzicht van de handelsoorlog
Door het grillige buitenlandbeleid van de Amerikaanse regering is lastig bij te houden welke maatregelen van kracht zijn, zijn aangekondigd en uitgesteld, en hoe landen op deze maatregelen hebben gereageerd. Daarom hebben we een tijdlijn opgezet waarin alle ontwikkelingen zijn weergegeven sinds Donald Trump voor de tweede keer zijn intrede heeft genomen in het Witte Huis (zie figuur 4).
Nadat Donald Trump al eerder heffingen op specifieke productcategorieën (staal, aluminium, auto’s en auto-onderdelen) had aangekondigd, kwam de president op Liberation Day met twee extra heffingen: 1) een universele importheffing van 10% op vrijwel alle landen en 2) zogenoemde wederkerige (‘reciprocal’) heffingen per land, die vooral zijn gebaseerd op het handelstekort dat de VS heeft met individuele landen. Wel werd bij het presidentiële decreet een lijst met producten bijgevoegd die vrijgesteld zijn van de Liberation Day-heffingen, zoals medicijnen, uranium, hout, koper en halfgeleiders. Ook heeft Trump op 12 april, nadat hij de pauzeknop voor de invoering van de wederkerige heffingen al had ingedrukt, ontheffing verleend op de invoer van smartphones en computers. Deze productgroepen zijn ook uitgezonderd van de torenhoge landspecifieke heffing voor China. Tot slot kondigde de Amerikaanse overheid op 15 april aan onderzoek te doen naar de invoer van halfgeleiders en farmaceutische producten en wat tarieven op deze producten voor impact zouden hebben op Amerikaanse bedrijven en de nationale veiligheid van de VS. Importheffingen op deze tot nu toe uitgezonderde producten zijn dus niet ondenkbaar.
Door alle ontheffingen verschilt de totale effectieve importheffing die uiteindelijk van kracht zou worden, mocht Trump na negentig dagen alsnog overgaan tot invoering, aanzienlijk van wat er tijdens Liberation Day was aangekondigd (figuur 5). De lijst met uitgezonderde producten maken voor sommige landen een groot verschil. Voor Zuid-Afrika, Zwitserland, Chili en Singapore, bijvoorbeeld, valt de totale effectieve heffing 40% tot 50% lager uit dan wat Trump tijdens Liberation Day heeft aangekondigd. Voor Ierland en Slovenië is dit zelfs 75% tot 80%. In onze scenario-analyse rekenen we uitsluitend met de effectieve heffingen, omdat de analyse op macroniveau plaatsvindt. Uiteraard geldt de aangekondigde heffing wel onverkort voor goederen die niet zijn uitgezonderd.
Figuur 4: Tijdlijn van de mondiale handelsoorlog

Figuur 5: Aangekondigde en effectieve importheffingen

Vijf scenario’s van de handelsoorlog, en drie sub-scenario’s
Met een mondiaal handelslandschap dat de komende tijd naar verwachting radicaal verandert, zijn economische voorspellingen uiterst onzeker en is sprake van enorme zogenoemde ‘staartrisico’s’. In welk scenario we uiteindelijk terechtkomen, hangt onder meer af van wie met wie samenwerkt, welke vergeldingsacties landen nemen en of de heffingen helpen om de handelstekorten terug te dringen.
Voor onze scenario-analyse hebben we vijf wereldwijde scenario’s opgesteld (zie figuur 6): 1) onderhandelingen, 2) uitvoering Liberation Day-heffingen, 3) vergelding , 4) volledige escalatie en 5) tweedeling van de wereld. Voor de eerste drie scenario's hebben we ook aanvullende China-escalatie sub-scenario's (1+, 2+ en 3+) opgenomen waarin de onderlinge spanning tussen de VS en China een prominentere rol speelt.
De scenario’s en de specifieke aannames zijn in meer detail weergegeven in tabel 1 in bijlage 1. Hieronder bespreken we kort de scenario’s.
Scenario 1: Onderhandelingen met de VS
In scenario 1 gaan we ervan uit dat de VS vast blijft houden aan een universele heffing van 10%, sectorspecifieke heffingen van 25% en een wederkerige heffing op alleen China van 34%. In dit scenario nemen de spanningen geleidelijk af, wat suggereert dat ofwel de VS of China bereid is strategische concessies te doen. Uiteindelijk kunnen de onderhandelingen in dit scenario zelfs leiden tot een afname van wereldwijde importheffingen en non-tarifaire barrières.
Scenario 1+ : in deze variant van scenario 1 slagen de twee economische grootmachten er niet in hun fundamentele verschillen te overbruggen en verhogen zij de universele invoerheffingen op elkaar fors. Dit is een dynamiek die we de afgelopen periode ook hebben teruggezien: in korte tijd is de Amerikaanse effectieve heffing op China opgelopen naar 145%, terwijl China als reactie hierop een importheffing hanteert van 125% op de import van Amerikaanse goederen.
In dit scenario, evenals de andere China-escalatiescenario’s en het volledige escalatie-scenario, verlegt de Chinees-Amerikaanse handel zich ongetwijfeld deels naar Europese markten. Dat is ook waar we rekening mee houden in onze modellen. Wel gaan we ervan uit dat de EU actie onderneemt om te voorkomen dat China producten die eerst naar de VS werden verscheept voor spotprijzen kan dumpen op de Europese markten, omdat dit een zeer sterke wissel kan trekken op de concurrentiepositie van de Europese industrie. Europa heeft al eerder antidumpingmaatregelen ingevoerd op Chinese elektrische auto’s en zal beducht zijn op onderbieding door China als gevolg van de handelsoorlog.
Figuur 6: Wereldwijde scenario’s van de mondiale handelsoorlog

Scenario 2 (en 2+): Uitvoering van aangekondigde Liberation Day-heffingen
In dit scenario gaan we ervan uit dat de pauze van negentig dagen niet leidt tot afstel van de aangekondigde Amerikaanse heffingen op Liberation Day, omdat belangrijke handelspartners in de ogen van de VS onvoldoende doen om hun handelsoverschot terug te dringen. De heffingen worden in dit scenario dan ook ingevoerd zoals door Trump aangekondigd, waarbij hij voor de wederkerige tarieven ‘out of kindness’ de helft van de heffing oplegt. Naast de wederkerige heffingen blijven de 10% universele heffing en de heffing op specifieke producten (staal- en aluminium en auto’s) onverminderd van kracht. Er is vergelding van andere landen, waaronder de EU, maar slechts bescheiden en gericht op bepaalde politiek gevoelige Amerikaanse goederen om nog hogere heffingen van de VS te vermijden. Ook van dit scenario hebben we een variant doorgerekend waarbij de handelsoorlog vooral tussen de VS en China escaleert. Scenario 2+ vormt het nieuwe basispad voor onze officiële ramingen.
Scenario 3 (en 3+): Vergelding van Amerikaanse handelspartners
Het verleden leert dat landen die worden getroffen door protectionistische maatregelen vaak terugslaan. In scenario 3 gaan we er daarom van uit dat landen de hogere heffingen van de VS vergelden met eigen heffingen. Daarbij nemen we aan dat landen de heffingen op specifieke producten volledig vergelden en de wederkerige tarieven voor de helft. Hierbij speelt mee dat de EU en de meeste andere landen in het geopolitieke steekspel een zwakkere positie hebben dan de VS, gezien de afhankelijkheid van de Amerikanen op het gebied van defensie en vloeibaar gas. China slaat in dit scenario wel proportioneel terug.
Scenario 4: Volledige escalatie
In dit scenario reageert de VS op de vergelding door andere landen door de wederkerige tarieven te verhogen tot het aangekondigde tarief op Liberation Day en de ‘korting’ niet meer te verlenen. De negatieve vertrouwenseffecten in dit scenario zijn vergelijkbaar als de effecten die we zagen tijdens de financiële crisis, via hogere risicopremies. Ook nemen negatieve productiviteitseffecten toe, omdat de wereldhandel verder gefragmenteerd raakt en waardeketens ernstig verstoord dreigen te raken.
Scenario 5: Tweedeling van de wereld
In een verregaander scenario gaan we uit van een mondiale tweedeling, waarbij de wereldhandel een radicaal ander karakter krijgt dan wat we de afgelopen decennia hebben gezien. In dit scenario weet de VS traditionele bondgenoten – Europa, Australië, het VK, Japan en Zuid-Korea – aan zijn zijde te krijgen om invoerheffingen op Chinese producten te verhogen (met de helft van het tarief dat de VS heeft geïmplementeerd). In ruil voor deze protectionistische maatregelen neemt de VS voor deze landen de wederkerige heffingen weg. Het universele tarief van 10% en de sectorspecifieke heffingen blijven wel kracht, omdat de VS deze heffingen nodig acht om de industriële basis te versterken, wat een breder strategisch geopolitiek doel dient.
China vergeldt alle maatregelen proportioneel met tegenmaatregelen. Verder zoekt China toenadering tot bondgenoten in de directe omgeving, waardoor handel zich permanent zal verleggen naar vooral andere Aziatische, maar ook Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen.
Landen gebruiken in dit scenario niet alleen importheffingen als protectionistisch drukmiddel, maar zoeken ook in toenemende mate hun toevlucht tot non-tarifaire maatregelen, zoals quota’s, exportbeperkingen (iets dat China zoals gezegd momenteel al toepast op de export van zeldzame aardmetalen) of het aanscherpen van technische en douanevoorschriften. Mondiaal opgeknipte waardeketens lopen in dit scenario potentieel forse averij op.
Tot slot is het nabootsen van een tweedeling van de wereldeconomie in een VS-blok en China-blok een heikele exercitie (zie bijlage 2 over de aannames) die waarschijnlijk geen recht doet aan de economische schok die zich wereldwijd zou kunnen manifesteren. De resultaten van dit scenario moeten dan ook vooral worden gezien als een gedachte-experiment.
Economische gevolgen in de scenario’s
De economische gevolgen van bovenstaande scenario’s hebben we geanalyseerd met behulp van het macro-economische model NiGEM (zie bijlage 2). We hebben aannames gemaakt over: 1) wederzijdse importheffingen, 2) een toename van risicopremies als gevolg van een grotere onzekerheid, 3) dynamische productiviteitseffecten en 4) Chinese en Europese publieke stimuleringspakketten. Voor de overzichtelijkheid beperken we ons bij de resultaten tot scenario’s 1 (onderhandelingen), 2+ (uitvoering van Liberation Day-tarieven met China-escalatie), 4 (volledige escalatie) en 5 (tweedeling van de wereld), aangegeven in de figuren met S1, S2+, S4 en S5. Zie hiervoor bijlage 1.
Amerikaanse economie
We hebben onze volledige visie op de VS beschreven in een rapport. Uit onze scenario-analyse komt naar voren dat de Amerikaanse economie de grootste gevolgen draagt. Dit komt doordat de volledige handel van de VS direct wordt beïnvloed door de heffingen, terwijl hogere heffingen (bij vergelding) voor andere landen alleen invloed hebben op de handel met de VS. Figuur 7 laat zien dat de Amerikaanse inflatie flink omhoog schiet door de hogere importheffingen. In eerste instantie worden producten uit het buitenland immers duurder. Hoewel de productie hiervan op langere termijn mogelijk naar de VS zelf verschuift, doet dit de prijsopdrijvende effecten niet geheel teniet. De VS heeft namelijk een comparatief nadeel in het produceren van deze goederen ten opzichte van het land waar ze momenteel vandaan komen. Afhankelijk van de mate van escalatie in het scenario kan de inflatie oplopen tot 7,2% in 2025. Ook in 2026 is de inflatie nog flink hoger dan in onze eerdere ramingen, waarna deze in 2027 normaliseert, mede als gevolg van een afkoelende economie.
Deze hogere prijzen, in combinatie met hogere risicopremies en negatieve productiviteitseffecten, leiden tot een lagere economische groei (zie figuur 8). In drie van de vier scenario’s krimpt de economie in 2026. Ook de groei in 2025 valt al fors lager uit, terwijl er van herstel in 2027 geen sprake is. In ons basispad (scenario 2+) gaan we ervan uit dat de Amerikaanse economie dit jaar met 1,0% groeit en volgend jaar met 0,6% krimpt. Ook in de jaren daarna blijft de groei relatief laag, waardoor de economie op de langere termijn (2030) bijna 1700 miljard dollar kleiner is dan in een scenario zonder extra handelstarieven. Dit is bijna 5000 dollar per Amerikaan. In scenario 4 (volledige escalatie) loopt de economische schade op tot bijna 6000 dollar.
Figuur 7: Amerikaanse inflatie stijgt flink door importheffingen

Figuur 8: Groei in de VS onder druk

China en de eurozone
In veel scenario’s concentreert de handelsoorlog zich rondom de relatie tussen de VS en China. Vooral in die scenario’s wordt de Chinese economie zwaar getroffen, ook omdat China zelf tegenmaatregelen neemt. In scenario 5 (tweedeling) krijgt de Chinese economie een ongeziene klap te verwerken, met zelfs negatieve groei in 2026 en ook daarna langdurig lage groei (zie figuur 9). We nemen wel aan dat de Chinese overheid de negatieve economische gevolgen probeert te mitigeren met binnenlandse stimuleringspakketten. Er is in China nog veel potentieel om de binnenlandse consumptie te verhogen ten laste van de export. Dit proces is al aan de gang, maar kan door een handelsoorlog in een versnelling raken.
De economie van de eurozone zit tussen beide vuren in (zie figuur 10). Eurolanden krijgen in alle scenario’s te maken met hogere Amerikaanse importheffingen dan nu het geval is. Hierdoor daalt de export. De eurozone heeft echter nog diverse andere buitenlandse afzetmarkten, terwijl ook de eigen afzetmarkt zeer groot is. Tegenmaatregelen zorgen vooral in scenario 4 voor aanzienlijke economische schade via hogere inflatie en lagere groei. Daar staat echter tegenover dat we verwachten dat een deel van de producten die China niet meer in de VS kwijt kan, tegen relatief lage prijzen in Europa terechtkomt. De EU staat dit via antidumpingmaatregelen vermoedelijk niet in volle omvang toe, maar het drukt wel de inflatoire effecten van de heffingen. Bij volledige escalatie (scenario 4) is een economische neergang desalniettemin onvermijdelijk.
Figuur 9: Chinese economie (links) flink geraakt in escalatiescenario’s

Figuur 10: Economie eurozone krimpt bij volledige escalatie

Nederlandse economie
De gevolgen voor de Nederlandse economie zijn vergelijkbaar met die voor de eurozone (zie figuur 11). In ons nieuwe basispad (scenario 2+) verwachten we dat de economische groei dit jaar op 1,3% uitkomt (was 1,7% in onze vorige raming). Voor 2026 hebben we onze groeiverwachting gehalveerd naar 0,6% (was 1,2%). Ook is de kans veel groter geworden op een recessie later dit jaar of begin volgend jaar. Over een heel jaar gemeten verwachten we dat de Nederlandse economie alleen krimpt in de twee meest extreme scenario’s.
De lagere economische groei is deels het gevolg van een lagere exportgroei, die in het nieuwe basisscenario bijna stagneert in 2026 (0,2% groei). Dit raakt een open economie als de Nederlandse extra hard. Ook de bedrijfsinvesteringen nemen naar verwachting af. Hier staat tegenover dat we verwachten dat de overheid een extra duit in het zakje doet. Ook de groei van de particuliere bestedingen is naar verwachting gunstiger dan in de eurozone gemiddeld. Al met al loopt de economische schade in ons nieuwe basisscenario op de langere termijn (2030) op tot ruim 7 miljard euro per jaar vergeleken met een scenario zonder extra handelstarieven. Dit is bijna 400 euro per Nederlander. In scenario 4 en 5 gaat het zelfs om meer dan 1000 euro.
De inflatie in Nederland komt telkens een fractie hoger uit naarmate de handelsoorlog verder escaleert (zie figuur 12), maar de effecten zijn veel beperkter dan bijvoorbeeld in de VS. Vergeldingsmaatregelen (vooral in scenario 4 en 5) en een verstoring van de mondiale waardeketens kunnen in Europa en in Nederland zorgen voor extra opwaartse prijsdruk. Tegelijkertijd staat hier tegenover dat China zal proberen een deel van de producten die normaliter bestemd zijn voor de Amerikaanse markt op Europese markten te slijten tegen gereduceerde prijzen. Tenzij de EU hard optreedt met forse antidumpingmaatregelen zorgt dit voor een neerwaartse prijsdruk. Daar komt een daling bovenop van de energieprijzen, die door de mondiale lagere economische activiteit nu al onder druk staan. Ook is de koers van de Amerikaanse dollar gedaald, wat zorgt voor een lagere importinflatie in Europa. Kortom: er zijn plussen en minnen en we verwachten dat de inflatie in ieder scenario niet heel sterk zal afwijken van de inflatieramingen die we in maart hebben afgegeven.
Figuur 11: Halvering van verwachte groei Nederlandse economie in 2026

Figuur 12: Nederlandse inflatie neemt toe met mate van escalatie

Welke productcategorieën lopen het hoogste risico?
Om een goed beeld te krijgen van welke productcategorieën het hoogste risico lopen om te worden getroffen door hogere importheffingen hebben we de BACI-database gebruikt. Deze database bevat gedetailleerde gegevens over bilaterale handelsstromen tussen 200 landen voor 5000 producten. Tabel 1 geeft een overzicht van de top 10 van exportproducten naar de VS in termen van exportomvang. Vervolgens zijn deze gerangschikt naar het aandeel van de Amerikaanse markt in de totale export van het product. Producten die belangrijk zijn voor de Nederlandse export naar de VS, maar die zijn uitgezonderd van heffingen, zijn niet meegenomen in onderstaande tabel. Dit zijn producten zoals medicijnen, bloed, uranium en farmaceutische goederen. De VS onderzoekt momenteel ook importtarieven op onder andere farmaceutische goederen, maar vooralsnog is dit product uitgezonderd van tarieven.
Veel producten die vallen onder de meest recente ontheffing van 12 april op onder andere smartphones, laptops en halfgeleiders, hebben we wel opgenomen in de tabel, omdat het niet zeker is dat deze ontheffing ook in de toekomst van kracht blijft. De Amerikaanse minister van handel Howard Lutnick heeft namelijk al aangekondigd dat er nog aparte protectionistische maatregelen komen voor deze specifieke goederen en dat de ontheffing slechts een aantal maanden van kracht zal blijven.
De Nederlandse productie van een specifiek type ijzer en staal, dat onder meer wordt toegepast in de productie van verpakkingen, elektronica en auto’s, is het meest afhankelijk van export naar de VS. De export van onderdelen voor lucht- en ruimtevaartvoertuigen is ook sterk afhankelijk van de VS. Dit geldt tevens voor de gehele eurozone, waar 39% van de totale export van turbines en 10% van vlieg- en andere luchtvaarttuigen naar de VS wordt geëxporteerd. De VS is ook een belangrijke afnemer van Nederlands bier. Nederland is de grootste bierexporteur van de Europese Unie en exporteerde in 2024 zo’n 2 miljard euro aan bier, waarvan 31% naar de VS. Verder valt de export van Nederlandse machineproductie op. Automatische dataverwerkingsmachines, onderdelen en accessoires voor machines en machines voor de productie van halfgeleiders zijn ook belangrijke producten voor de Nederlandse export naar de VS.
Voor de gehele eurozone hebben vervoersmiddelen een belangrijk aandeel in de totale export naar de VS. Dit is in het bijzonder het geval voor cruise- en andere persoonsvervoersschepen, maar ook voor elektrische en hybride voertuigen en voertuigen met een verbrandingsmotor. Voor China is de Amerikaanse markt belangrijk voor de export van kunststoffen voor tafel- en keukengerei (41%) en videogame consoles (37%), maar ook voor allerlei andere consumentenelektronica, zoals monitors en telefoons.
Tabel 1: Productcategorieën die het meest afhankelijk zijn van export naar de VS

Tot slot
Het handelsbeleid van president Trump heeft vergaande gevolgen voor de wereldhandel en wereldeconomie. Gegeven de grote onzekerheid en de sterke zigzagkoers van het Amerikaanse beleid hebben we vijf scenario’s en drie subscenario’s kwantitatief doorgerekend. De mate waarin landen worden getroffen neemt uiteraard toe naarmate de escalatie toeneemt. We gaan momenteel uit van een nieuw basispad (scenario 2+) waarin de Liberation Day-tarieven uiteindelijk wel van kracht worden en extra hoge protectionistische maatregelen van kracht blijven. In dit scenario verwachten we dat de Nederlandse economische groei terugloopt naar 1,3% in 2025 (in plaats van de 1,7% in onze raming van maart) en met 0,6% in 2026 (in plaats van 1,2%). De kans op een recessie in 2025Q4 of 2026Q1 neemt in dit scenario aanzienlijk toe.
De zwaarste klappen zijn te verwachten voor de Amerikaanse economie, waarvoor we in 2026 een economische krimp verwachten van 0,6% en een inflatie van 6,5%. In de eurozone en Nederland loopt de inflatie waarschijnlijk minder hard op dan in de VS. Vergeldingsmaatregelen en verstoringen in mondiale waardeketens zorgen weliswaar voor een opwaartse prijsdruk, maar hier staat tegenover dat China zal proberen om goederen die het niet meer kwijt kan op Amerikaanse markten tegen gereduceerde prijzen op Europese markten te slijten. Ook zorgt de lagere mondiale economische activiteit voor een daling van de energieprijzen en een zwakke Amerikaanse dollar voor een lagere importinflatie in Europa.
In welk scenario we uiteindelijk terechtkomen, hangt af van de vraag of het doel wordt bereikt dat de Amerikaanse regering voor ogen heeft met het ontketenen van de handelsoorlog: de versterking van de geopolitieke positie van de VS door het handelstekort terug te brengen en banen te creëren in de maakindustrie. Omdat we voor onze doorrekeningen een gesloten handelsboekhouding gebruiken, kunnen we ook zien hoe het saldo op de lopende rekening zich in ieder scenario ontwikkelt. Dit saldo geeft het verschil weer tussen de exporten en importen van een land en de inkomensoverdrachten vanuit en naar het buitenland (zoals rente en dividend). Het saldo op de lopende rekening wordt sterk gedomineerd door de handelsbalans. Uit onze analyse blijkt dat zonder handelsoorlog het overschot op de lopende rekening in China en het tekort in de VS tot 2030 vrij stabiel blijven (zie figuur 13). In scenario 1 – waarin China iets harder wordt aangepakt dan de rest van de wereld – loopt het Chinese overschot weliswaar iets terug, maar bij lange na niet genoeg om een mondiaal handelsevenwicht te bereiken. Convergentie treedt pas op in het volledige escalatiescenario, wat aangeeft dat Trump gebaat is bij verdere escalatie in plaats van het maken van deals om het gestelde doel te behalen, zeker richting China.
Kortom: met de handelsoorlog kan Trump het doel bereiken dat hij voor ogen heeft. De vraag is wel welke prijs de VS daarvoor wil betalen en in hoeverre het land de rest van de wereld mee wil laten bloeden.
Figuur 13: Handelsoorlog helpt bij doelstelling van lager Amerikaans handelstekort

Appendix 1: Scenario’s en aannames

Appendix 2: methode
Om de economische impact van de handelsoorlog in kaart te brengen, gebruiken we dezelfde methodiek als in dit rapport uit 2019. Kort samengevat: we gebruiken het macro-econometrische wereldhandelsmodel NiGEM (de heffingenversie) in combinatie met berekeningen van twee productiviteitsmodellen voor de VS en de eurozone, die specifiek zijn ontwikkeld voor de onderhavige analyse.
Macro-economische handelsmodel NiGEM
NiGEM bevat individuele modellen voor de meeste ontwikkelde landen. De overige landen zijn gegroepeerd in regionale modellen, zoals Afrika en het Midden-Oosten. Op deze manier dekt het model de gehele wereldeconomie. Landen zijn met elkaar verbonden via handelsstromen en financiële markten. Buitenlandse handel hangt af van de ontwikkeling van de totale vraag naar goederen en diensten in het importerende land en de (relatieve) ontwikkeling van verkoopprijzen in het exporterende land.
De reguliere versie van NiGEM modelleert handelsrelaties tussen landen, maar niet bilateraal. Om onze scenario’s door te rekenen gebruiken we echter de heffingenvariant van NiGEM. Met deze variant is het mogelijk om de effecten van de Amerikaanse heffingen op buitenlandse goederen te simuleren, maar ook heffingen van andere landen op Amerikaanse exportproducten. Bovendien berekent het model de extra overheidsinkomsten die voortkomen uit de hogere importheffingen, en die binnenlands worden herverdeeld naar huishoudens in de vorm van lagere belastingen. Dit compenseert gedeeltelijk het verlies aan koopkracht veroorzaakt door hogere consumentenprijzen als gevolg van importheffingen.
Handel in NiGEM omvat zowel goederen als diensten. Aangezien de importheffingen (voorlopig) alleen betrekking hebben op goederen, hebben we hiervoor gecorrigeerd. We gebruiken de gewichten van goederen en diensten in de totale handel uit de Nationale Rekeningen en internationale handelsstatistieken om de gemiddelde heffing op totale importen te berekenen.
NiGEM heeft ook beperkingen. Ten eerste ontbreken substitutie-effecten deels. Wanneer de VS hogere importheffingen oplegt aan China dan aan de rest van de wereld, zullen Amerikaanse bedrijven en consumenten waarschijnlijk proberen de goederen die nu uit China komen elders vandaan te halen. Als deze strategie succesvol is, vermindert dit de economische impact van de importheffingen. NiGEM houdt slechts gedeeltelijk rekening met deze verschuiving, waardoor de effecten wellicht wat worden overschat.
Ten tweede blijft de productiviteitsontwikkeling in NiGEM ongevoelig voor minder handel, terwijl een negatief aanbodeffect wel te verwachten valt, omdat verstoringen in de toeleveringsketen ten koste gaan van de efficiëntie van het handelssysteem. Dit betekent dat NiGEM de effecten van toenemend protectionisme onderschat. Deze effecten worden afzonderlijk berekend met behulp van twee productiviteitsmodellen voor de VS en de eurozone.
Dynamische productiviteitseffecten
RaboResearch heeft in het verleden endogene groeimodellen ontwikkeld om de productiviteitsgroei te verklaren die niet kan worden toegeschreven aan de extra inzet van kapitaal. Deze component van de productiviteitsgroei staat bekend als de zogenaamde totale factorproductiviteit (TFP). De TFP meet hoe efficiënt arbeid en kapitaal zijn in het genereren van toegevoegde waarde en kan daarom worden beschouwd als een goede indicator van technologische ontwikkeling in de breedste zin van het woord.
Endogene groeimodellen zijn onmisbaar voor het voorspellen van potentiële groei voor economieën. Bovendien kunnen deze modellen worden gebruikt om dynamische productiviteitseffecten in scenario's, zoals handelsoorlogscenario's, door te rekenen.
Onder andere de groei van de hoeveelheid binnenlands en buitenlands R&D-kapitaal, menselijk kapitaal, de kapitaalinkomensquote (als indicator voor winstgevendheid) en de inzet van arbeid en bedrijfsbelastingen zijn factoren die de TFP-groei in het model beïnvloeden. Daarnaast beïnvloedt handel in onze modellen de ontwikkeling van TFP via twee kanalen.
Ten eerste is handel een belangrijke transmissiemechanisme om te profiteren van kennis die in het buitenland is ontwikkeld. De economische literatuur toont een overweldigende hoeveelheid empirisch bewijs van de positieve effecten (zie bijvoorbeeld Keller, 2021). Een land kan profiteren van internationale kennisoverdrachten door onder andere de import van kennis die is belichaamd in halffabricaten en eindproducten. Producenten kunnen niet alleen direct hoogwaardige halffabricaten gebruiken om hun eigen producten te verbeteren, ze kunnen ook technologieën en kennis die zijn ingebed in innovatieve halffabricaten en eindproducten absorberen door ze te reverse-engineeren.
Ten tweede kan handel, naast de overdracht van kennis, internationale concurrentiedruk creëren, wat binnenlandse bedrijven kan stimuleren om kosten te verlagen of te investeren in innovatie om daarmee om te gaan. Bovendien kunnen lagere handelskosten, naast hogere productiviteit binnen bedrijven als gevolg van internationale concurrentie, ook resulteren in positieve compositie-effecten in een economie, waarbij arbeid en kapitaal verschuiven naar sectoren waar landen een comparatief voordeel hebben (exact zoals Ricardo betoogde), en dus naar productievere bedrijven (Burstein en Vogel, 2017). Er zijn echter ook studies die aantonen dat internationale concurrentiedruk ten koste is gegaan van Amerikaanse innovatieve investeringen en bedrijfswinsten (zie Autor et al., 2020). Al met al is de literatuur niet eenduidig over de effecten van internationale concurrentiedruk op productiviteit (zie Akcigit en Melitz (2021) voor een overzicht). In onze TFP-modellen voor de VS en de eurozone heeft een hogere openheid voor buitenlandse handel wel een positieve impact op de TFP-groei.
Zwaartekrachtmodellen
Zwaartekrachtmodellen maken deel uit van de standaardtoolkit voor het analyseren van de effecten van veranderende kosten op de handel tussen landen (zie Peter, 2021). Het zijn econometrische modellen die gebruik maken van algemeen beschikbare handelsgegevens en verklarende kenmerken zoals de ontwikkeling van de binnenlandse vraag, de geografische afstand tussen landen, bestaande handelsakkoorden en landspecifieke kenmerken. In totaal zijn er 125 landen opgenomen in onze analyse. Het experiment dat we hebben uitgevoerd met het zwaartekrachtmodel is hoe de wereldhandel beïnvloed kan worden wanneer China geïsoleerd zou worden van de handel met grote Westers-georiënteerde economieën, waaronder de VS, EU, Japan en Zuid-Korea. Dit experiment komt overeen met scenario 5: tweedeling van de Wereld.
Het simuleren van het handelsisolement doen we door artificieel de afstand van China in het zwaartekrachtmodel te verhogen (drie keer verder dan de maan), waardoor de handel tussen de VS en China afneemt met 95%. Hierdoor stijgen de kosten van handel met China zo sterk dat de stromen zich zullen verleggen. Het model houdt er tevens rekening mee dat China zowel intern als extern naar nieuwe markten zal zoeken, omdat het meer geïsoleerd raakt. Chinese consumenten profiteren dus aanvankelijk van de toegenomen handelsbeperkingen. Ook externe handelspartners van China, zoals Rusland, Indonesië, Vietnam en andere Aziatische landen, zullen naar verwachting meer gaan handelen met China. De initiële resultaten worden vervolgens gebruikt als input voor het NiGEM-model om het exportmarktaandeel van China aan te passen, waardoor handel permanent is veranderd in scenario 5.