Update
Agrariërs: houd grip en regie op vraagstuk milieugebruiksruimte
De Nederlandse land- en tuinbouw levert al decennialang een positieve bijdrage aan de maatschappij. De komende jaren zijn belangrijke keuzes nodig op het gebied van de milieugebruiksruimte voor de sector. In deze visie laten we zien welke aanpassingen tot 2030 nodig zijn om de sector duurzaam en toekomstbestendig te maken.
Essentieel voor kwaliteit van leven
De Nederlandse land- en tuinbouw is essentieel voor onze kwaliteit van leven. De sector levert zowel een economische als een sociaal-culturele bijdrage aan de maatschappij en is onmisbaar bij het realiseren van doelen met betrekking tot klimaat, biodiversiteit, energietransitie en waterberging. Bovendien is de productie van hoogwaardig voedsel van strategisch belang voor de Nederlandse samenleving. Daarmee behoort de land- en tuinbouw tot de vitale sectoren van de economie.
“De sector kan de regie van het debat over milieugebruiksruimte naar zich toe trekken.”
Tegelijk staat de sector onder druk, vooral door het beslag op de milieugebruiksruimte in Nederland. Denk aan de uitstoot van ammoniak, broeikasgassen, fijn stof, de belasting van grond- en oppervlaktewater met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen en de invloed op de biodiversiteit.
Nieuwe invulling milieugebruiksruimte
Welke milieugebruiksruimte is beschikbaar voor land- en tuinbouwproductie? Die vraag zal de komende jaren vaker gesteld worden nu de milieugebruiksruimte in Nederland krimpt. Er zal een afweging gemaakt moeten worden tussen economisch belang en doelstellingen met betrekking tot het milieu, natuur, klimaat en biodiversiteit. Rabobank verwacht dat politiek en maatschappij steeds vaker zullen kiezen voor andere functies die uiteindelijk ten koste gaan van de agrarische productiefunctie. Onze zorg is dat er geen of onvoldoende afweging is van kosten en baten van een dergelijke keuze en dat de inkomsten uit de markt voor het bijdragen aan andere functies worden overschat.
Twee soorten activiteiten
Niet elke sector kan in de toekomst evenveel aanspraak maken op de milieugebruiksruimte in Nederland. Grondgebonden sectoren (melkveehouderij, akkerbouw) hebben in onze visie de meeste aanspraak. Deze sectoren zijn niet verplaatsbaar, produceren in de open lucht en maken optimaal gebruik van gunstige Nederlandse agro-ecologische omstandigheden. Tegelijk gaat landbouwproductie gepaard met nevenproducten zoals een aantrekkelijk landschap, koolstofopslag in landbouwbodems, biodiversiteit en waterberging.
Niet-grondgebonden veehouderijsectoren (varkens, pluimvee) zijn belangrijk voor het sluiten van kringlopen, maar zullen zoveel mogelijk negatieve effecten op het milieu in Nederland moeten voorkomen. Deze sectoren hebben meer mogelijkheden om de impact op het milieu terug te brengen. Dit geldt ook voor de glastuinbouw, die daarnaast een transitie doormaakt naar ‘fossielvrij’. Voor ‘intensieve’ grondgebonden sectoren (fruit, vollegrondsgroente, boomkwekerij, bloembollen) is er plek waar ze passen in de lokale milieugebruiksruimte, inclusief beschikbaarheid van water.
Afzet van middensegmentproducten
Middensegmentproducten zullen vooral worden geëxporteerd naar EU-landen tot een afstand van ongeveer 800 kilometer (één tachograafschijf). Vraagtekens kunnen worden gezet bij de toekomst van de afzet van middensegmentproducten naar verder weggelegen derde landen. Zeker wanneer de productie een groter beslag legt op milieugebruiksruimte in Nederland.
Andere bedrijven door beperkingen
Eén van de transities die de land- en tuinbouw moet doormaken is het herpositioneren van bedrijven in gebieden rondom natuurgebieden, steden, rivieren en waterwingebieden. In deze zones nemen de beperkingen voor de land- en tuinbouw toe, maar ontstaan ook kansen. Vaak is in deze gebieden sprake van verplichte extensivering wat de mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling bemoeilijkt. Maar bijdragen aan nieuwe functies zoals natuurontwikkeling met natuurinclusieve landbouwbedrijven biedt ook kansen, onder voorwaarde dat deze functies een beloning krijgen. Niet elke agrarisch ondernemer zal zich thuis voelen in een dergelijk gebied. Daarnaast zullen landbouwgronden en gebouwen in deze gebieden een deel van hun waarde verliezen.
Zes belangrijke transities
Zes transities geven de komende jaren richting aan de hierboven geschetste positieve en duurzame veranderingen in de land- en tuinbouw. Dit zijn:
Doelvoorschriften van de overheid
De land- en tuinbouw is al decennia succesvol bezig om de productie te verduurzamen. Efficiencyverbeteringen en verplichte generieke middelvoorschriften hebben hieraan bijgedragen. In onze visie vraagt de volgende duurzaamheidslag meer maatwerk met doelvoorschriften van de overheid die toegesneden zijn op de omstandigheden van individuele bedrijven. Dat leidt tot meer ondernemerschap en innovatie bij ondernemers die met maatwerk deze doelen realiseren en via metingen laten zien dat ze voldoen aan het beleid.
Figuur 3: Vier toekomstscenario’s voor de land- en tuinbouw
Aandachtsgebieden voor ondernemers
De sector kan de regie van het debat naar zich toe te trekken. Bijvoorbeeld door te komen met werkbare voorstellen om invulling te geven aan nieuwe verdien- of vergoedingsmodellen voor het leveren van deze andere functies. De overheid, politiek en maatschappij moeten vervolgens zorgen voor een juiste vergoeding die de dalende inkomsten uit landbouwproductie (deels) compenseren.
Daarnaast is transparantie van agrarisch ondernemers essentieel om kansen in de markt te pakken en om de license to produce te behouden. Ook is het belangrijk dat ondernemers kiezen voor een keten die past bij hun onderneming.
Bijdrage van Rabobank
Om agrarisch ondernemers bij deze transities te faciliteren wil Rabobank de meetbaarheid en inzichtelijkheid van milieuprestaties vergroten. Daarnaast werken we aan de ontwikkeling van financieringsoplossingen voor de circulaire land- en tuinbouw, en nemen daarbij een deel van het innovatierisico voor eigen rekening. Rabobank zal zich ook toeleggen op ontwikkeling van financiële diensten voor sectoren die in de toekomst in aanmerking komen voor warme sanering. Tot slot faciliteren wij de dialoog tussen de agrarische sector en de rest van de maatschappij. Daarmee willen we een bijdrage leveren aan meer wederzijds begrip en de gebiedsgerichte aanpak van bedrijfsoverstijgende uitdagingen ondersteunen. Dit doen wij met als doel voldoende ruimte te behouden voor levensvatbare land- en tuinbouwketens.
Lees meer over onze visie voor verdere verduurzaming van de Nederlandse land- en tuinbouw in het rapport: Waardering voor jouw onderneming & kwaliteit van leven voor de maatschappij – Toekomstbestendige land- en tuinbouw in 2030.