Update
Corona of niet, stedelingen kopen vooral huizen in de stad
Sinds de coronacrisis zien we een toenemende belangstelling voor grotere huizen. Maar van een vermeende trek uit de stad door corona lijkt nog geen sprake: stedelingen uit de vier grote steden (G4) kopen vooralsnog nauwelijks vaker huizen op het platteland. Hun nieuwe huis staat juist maar al te vaak in een stedelijk woonmilieu.
Sinds de eerste coronagolf met zijn intelligente lockdown werken mensen veel meer vanuit huis. Het thuiswerken en het aan huis gekluisterd zijn, zorgt voor een toenemende populariteit van ruimere woonhuizen met een fijne werkplek en buitenruimte. Dit blijkt uit zoekopdrachten op woningwebsite Funda.nl. Illustratief is dat het filter ‘tuin’ al in de eerste twee maanden van de coronacrisis ongeveer 34 procent vaker werd gebruikt door serieuze zoekers dan in de twee maanden daarvoor. Daarentegen zoeken mensen minder naar appartementen (Funda.nl, mei 2020; oktober 2020).
Prijs tussenwoning overklast appartement
Dit lijkt ook gevolgen te hebben voor de prijsontwikkeling van appartementen. Die viel wat terug in het derde kwartaal (figuur 1). En voor het eerst sinds 2014 overklast de prijsstijging van tussenwoningen die van appartementen. Ook veranderingen in de verkooptijd suggereren een toenemende populariteit van grotere woonhuizen. Lag de verkooptijd van twee-onder-één-kappers voor de coronacrisis nog op 37 dagen, in het derde kwartaal werden deze huizen gemiddeld binnen 26 dagen verkocht, zo blijkt uit cijfers van makelaarsvereniging NVM. Daarmee worden grotere huizen inmiddels ongeveer even snel verkocht als appartementen en tussenwoningen.
G4-inwoners blijven stedelijk wonen
Hoewel grote steden uitblinken in hoogbouw en kleinere huizen, kopen grootstedelingen sinds de coronacrisis nauwelijks vaker een huis elders in Nederland of de Randstad dan voorheen. Recente verkoopcijfers van het Kadaster (tot en met oktober van dit jaar) laten zien dat grootstedelingen sinds 2015 vaker een huis kopen elders in de Randstad (dit aandeel ging van 22 naar 32 procent) of buiten de Randstad (dat aandeel steeg van 4 naar 9 procent). Opvallend genoeg vlakt die trend recentelijk juist weer af; van een corona-gerelateerde versnelling is dus (nog) geen sprake.
Nederlanders die de vier grote steden wel verlaten, kopen bovendien maar al te vaak een huis in een (zeer) sterk stedelijk woonmilieu (figuur 2). Dit is sinds de coronacrisis niet veranderd. Wonen in een stedelijke omgeving blijft voor hen dus vooralsnog onverminderd populair. Sinds 2010 winnen niet-stedelijke (dus landelijke) buurten wel iets aan populariteit. Maar ook deze trend is sinds de corona-uitbraak niet versneld.
Wat niet is, kan nog komen
Ondanks de discussie over de trek uit de stad door de coronacrisis zien we dus nog geen versnelling in de mate waarin stedelingen huizen kopen in minder stedelijke woonmilieus. Mogelijk is het nog iets te vroeg om dit terug te zien in de cijfers. Want het is hoogst onzeker hoe thuiswerken in de toekomst vorm krijgt en of steden hun bruisende karakter na de crisis weer terugkrijgen. Logisch dus wanneer mensen die de stad wel zouden willen verlaten, nog even afwachten hoe de wereld er post-corona uitziet.
Maar het is even goed denkbaar dat het helemaal niet tot een massale trek van stedelingen naar het platteland komt. Nabijheid van werk is immers niet de enige reden die mensen aan steden bindt. Denk aan vrienden en familie die in de buurt wonen, en voorzieningen zoals winkels, musea, horeca en de school van de kinderen. Een keuze voor een andere plek is dus vaak ook een keuze voor een breuk met zulke banden. En dat blijft moeilijk, corona of geen corona.