Update
Emissieloze bouw: kansen én uitdagingen
De bouwsector kan niet om het vraagstuk van uitstoot van schadelijke stoffen heen. Vooral stikstofuitstoot maakt het de sector de laatste jaren moeilijk. Door onduidelijkheid over te hanteren stikstofeisen zijn veel bouwprojecten stilgevallen. Ook in de woningbouw. In dit artikel lees je meer over waarom de bouwsector snel emissieloos moet worden en hoe ondernemers dat het beste bereiken.
Bouwemissies moeten omlaag
Veel bouwprojecten, waaronder veel woningbouw, vielen stil door stikstofeisen. Dat vonden veel mensen onwenselijk, vanwege de grote behoefte aan nieuwe woningen. Sommigen noemden het zelfs onredelijk, omdat de bouwsector maar voor 0,6% bijdraagt aan de totale stikstofemissie in ons land.
Eind 2020 werden de stikstofregels voor de bouw wat versoepeld en kwam er een ‘partiële vrijstelling’. Voor de bouwfase van een project hoeven ontwikkelaars nu geen vergunning meer aan te vragen, maar voor de gebruiksfase nog wel. Veel woningbouwprojecten konden weer doorgaan omdat de stikstofuitstoot van een woonwijk ‘in gebruik’ gering is. Anders is het in de grond-, weg- en waterbouwsector (GWW). Veel infrastructurele projecten zijn met een partiële vrijstelling niet geholpen, omdat deze projecten in de gebruiksfase wel veel stikstof uitstoten. Zeker sinds de uitspraak van de Raad van State over de A15 weten we dat veel GWW-projecten dus nog lang niet van het stikstofprobleem af zijn.
“Omdat woningen in gebruik weinig stikstof uitstoten, konden veel woningbouwprojecten doorgaan. Voor de grond-, weg- en waterbouwsector ligt dat anders.”
Stikstof is niet het enige dat uitgestoten wordt. Ook CO₂ en fijnstof zijn ongewenste emissies van het bouwproces. Om klimaatdoelstellingen van bijvoorbeeld het Klimaatakkoord en het Schone Lucht Akkoord te halen, moeten onze bouwplaatsen in 2030 ‘zero-emissie’ zijn. Of we nu willen of niet, en hoe groot de bijdrage van de bouwsector aan de totale uitstoot ook is: de sector moet investeren in schonere bedrijfsvoering.
Minder uitstoot door slim bouwtransport
De uitstoot van de bouwsector is vooral afkomstig van graaf- en hijsmachines op de bouwplaats (het materieel), en daarnaast van al het vervoer van en naar de bouwplaats, het transport van personeel en vooral van materialen. Op deze gebieden valt er zeker winst te behalen. Bij vervoer van personeel, is carpoolen al gebruikelijk en verder ligt het gebruik van elektrische auto’s en busjes voor de hand. Bij vervoer van materialen moet je denken aan minder, ander en efficiënter transport. Minder of lichtere materialen levert namelijk minder transport, minder uitstoot óf een combinatie van die twee op. Slim combineren van transportbewegingen kan ook nooit kwaad. Een ontwikkeling die daarop inspeelt is de bouwhub; een plek op een strategische locatie, van waaruit meestal meerdere bouwplaatsen worden bediend. Dit leidt vrijwel altijd tot minder logistiek op de bouwplaats zelf. En als het slim wordt ingericht, kan het ook leiden tot een sterke reductie van het totale aantal verkeersbewegingen en dus van de uitstoot die daarmee gepaard gaat. Soms is dat wel 50 tot 70%.
Naar emissieloos materieel op de bouwplaats
Als het transport is verduurzaamd, blijven nog de werkzaamheden op de bouwplaats zelf over. De machines op de bouwplaats werken nu vaak op diesel. Zeker machines die zwaar werk moeten uitvoeren en dus veel kracht nodig hebben, denk aan rupskranen, shovels of bulldozers. Bouwmaterieel wordt ingedeeld in diverse emissieklassen. Stage-klasse 5 is de schoonste klasse met de laagste uitstoot. Stage-klasse 3b is de middenmoot. Naar schatting bestaat op dit moment slechts 40% van het machinepark uit stage-klasse 4 of 5. De rest is lager en dus vervuilender.
Gelukkig zien we op dit gebied steeds meer alternatieven ontstaan. Machines die bijvoorbeeld werken op waterstof of met elektrische accu’s. Die kosten over het algemeen alleen veel meer in de aanschaf. Zeker als je bedenkt dat veel dieselmachines nog lang niet zijn afgeschreven, is het financiële plaatje voor overstappen op schoon materieel nu vaak niet gunstig.
Aanbesteders vragen om emissievrij materieel
De overgang naar ander materieel is een kwestie van tijd. Al is het alleen maar omdat de overheid het in haar aanbestedingen steeds vaker voorschrijft. Nu wordt ongeveer 10% van de overheidsaanbestedingen emissievrij uitgevraagd. In 2030 is dat 100%. Doordat de overheid het voorschrijft, ontstaat een gelijk speelveld. Emissieloos materieel is straks gewoon de norm waar iedereen aan moet voldoen. Een probleem op dit moment is dat aanbesteders wel het materieel voorschrijven, maar geen rekening houden met de veel hogere kosten. Daardoor zijn de laatste tijd aanbestedingen mislukt bij gebrek aan inschrijvers. Dat lijkt ons een kinderziekte die dus vanzelf opgelost wordt. We verwachten dat opdrachtgevers eerder hogere vergoedingen bieden dan dat ze hun eisen voor schoon materieel verlagen.
Het Rijk reserveert budget voor emissievrije bouw
Waar de overheid op lokaal niveau misschien nog een stap moet zetten, zien we dat het Rijk al een stap verder is en bijvoorbeeld ook veel geld beschikbaar stelt voor de overgang naar schoner bouwmaterieel. Bovenop de al eerder vrijgemaakte 500 miljoen euro is voor de komende drie jaar 100 miljoen euro per jaar gereserveerd voor stikstofreducerende maatregelen in de bouwsector. En voor de vijf jaar daarna nog eens in totaal 200 miljoen euro. Die subsidie is bedoeld voor de aanschaf van ‘categorie nul-emissie materieel’, maar kan bijvoorbeeld ook worden gebruikt voor de ombouw van bestaande naar emissiearme werktuigen. Zolang volledig emissieloos materieel nog heel duur is en bestaand materieel nog niet volledig is afgeschreven, kan ombouw een belangrijke tussenstap zijn.
Die financiële haalbaarheid komt ook dichterbij als we niet alleen kijken naar de aanschafkosten. Die zijn nu inderdaad nog flink hoger dan voor fossiel materieel. We moeten ook naar de ‘total cost of ownership’ (TCO) kijken. Emissieloos materieel heeft namelijk vaak lagere onderhoudskosten en een langere verwachte levensduur. Tel daar ook de beschikbare overheidssubsidie bij op en de TCO-berekening valt eerder uit in het voordeel van nieuw, emissieloos materieel.
Elke stap naar emissieloos bouwen is er één
Toch blijft overstappen voor veel ondernemers een financieel grote stap en iets waar je erg tegenop kan zien. We gebruiken een metafoor: hoe eet je een olifant? Hapje voor hapje. En zo werkt het ook voor een emissieloze bouwplaats: stapje voor stapje. Door vanaf nu kleine stapjes te zetten, hoef je in 2029 geen enorme sprong te maken. Wat ook kan helpen, is kijken of je kosten met anderen kunt delen. Samen stappen zetten betekent namelijk vaak ook samen met de bank. Veel materieel in de bouw wordt geleased of gefinancierd. Als bankier van de energietransitie wil Rabobank bijdragen aan een emissievrije bouwplaats. Dat doen we met impactleningen voor duurzame koplopers en rentekortingen op groene voertuigen. Daarnaast brengen we in kaart welke bedrijven zich bezighouden met elektrificatie zodat we daar mogelijk in kunnen investeren.
Wil je meer van dit soort voorbeelden lezen? Ga naar hoofdstuk 2 van het bouw- en vastgoedbericht 2021.