Onderzoek
Persoonlijke pensioenpotjes: de life-cycle in de hoofdrol
Steeds meer pensioenregelingen maken gebruik van life-cycle beleggen. Wat betekent dat, heb je als deelnemer wat te kiezen en wat is het verschil met zelf beleggen?
Steeds meer pensioenregelingen worden vormgegeven als premieovereenkomst. Daarbij is de hoogte van de inleg (premie) het uitgangspunt en wordt het beleggingsrisico afgebouwd naarmate de deelnemer ouder wordt. Risico én rendement verschillen dus met de leeftijd van de deelnemer. Dit principe wordt nu in een relatief klein deel van de pensioenregelingen toegepast, maar wordt na de pensioenhervormingen leidend voor álle nieuwe pensioenopbouw. Naar verwachting krijgen alle deelnemers hier dus mee te maken.
Deze leeftijdsafhankelijke manier van beleggen wordt meestal vormgegeven met behulp van de life-cycle theorie. Volgens deze theorie neemt het ‘menselijk kapitaal’ – de optelsom van het toekomstige arbeidsinkomen – af naarmate mensen ouder worden, terwijl hun financieel vermogen gemiddeld genomen groter wordt. Op latere leeftijd kan er minder worden bijgestuurd aan de verdiencapaciteit (menselijk kapitaal) en daarom moet het financieel vermogen geleidelijk minder risicovol worden belegd. Bijvoorbeeld minder in aandelen en meer in obligaties. Risico en daarmee rendement nemen dus af met leeftijd. De manier waarop life-cycle beleggen wordt toegepast, kan sterk verschillen per pensioenaanbieder, mede afhankelijk van het soort pensioenregeling.
De deelnemer mag vaak kiezen – maar doet dat meestal niet
De pensioenaanbieder bepaalt de inrichting van de life-cycle. In het geval van een premieregeling (of het ‘flexibele contract’ na de pensioenhervorming) kan de deelnemer naast de standaard (neutrale) life-cycle vaak ook kiezen voor iets minder of juist meer risico. Hiervoor wordt de benaming van defensief en offensief gebruikt. De deelnemer kan dan dus kiezen, gegeven zijn persoonlijke voorkeur, welke life-cycle het beste past. De deelnemer moet dan wel op de hoogte zijn van deze keuzemogelijkheden en in staat worden gesteld om een goede afweging te maken.
In de praktijk maken veel deelnemers helemaal geen keuze en volgen daardoor de neutrale life-cycle (default). Het ontwerp en risicoprofiel van deze default is daarmee erg belangrijk en de aanbieder heeft dus een sterk sturende rol. De neutrale life-cycle kan behoorlijk verschillen tussen aanbieders: bij de ene aanbieder bestaat een standaard (neutrale) lifecycle uit een hoger percentage risicovolle beleggingen dan bij de andere aanbieder, wat tot andere pensioenuitkomsten leidt. Bij de huidige DC-regelingen zijn er geen wettelijke bandbreedtes of voorschriften over de mate waarin risico’s mogen worden genomen.
Het beleggingsrisico moet wel aansluiten bij de risicohouding van de deelnemers – de mate waarin de deelnemers risico willen en kunnen nemen. Na de pensioenhervorming worden alle pensioenaanbieders verplicht om de risicohouding per leeftijdsgroep vast te stellen. Het onderzoeken van de risicohouding van deelnemers blijkt in de praktijk uitdagend. Hiermee wordt de rol van (effectieve) communicatie en het belang van goede begeleiding nog groter.
Pensioenfonds of zelf beleggen?
Een persoonlijk pensioenpotje waarbij de deelnemer zelf keuzes maakt over het risicoprofiel, lijkt steeds meer op zelf beleggen. De meeste deelnemers hebben nu niet de mogelijkheid om te kiezen of ze zelf of via een pensioenfonds beleggen, maar dat is aan het verschuiven. Vanaf 2023 komt immers de mogelijkheid om bij pensionering een bedrag ineens (‘lump sum’) op te nemen van maximaal 10 procent van het totale pensioenvermogen. En bij het pensioenakkoord is afgesproken dat het in de toekomst makkelijker moet worden voor zzp’ers om zich vrijwillig aan te sluiten bij een pensioenfonds in hun bedrijfstak.
Hoewel niet iedereen daar dus meteen gebruik van kan of wil maken, is het wel een aanleiding om eens goed te kijken naar de verschillen tussen zelf beleggen en beleggen via het pensioenfonds. Er zijn namelijk belangrijke verschillen op het gebied van het type beleggingen, voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid en overlijden, en fiscale aspecten.
Een pensioenfonds is vaak meer gericht op het ontzorgen van deelnemers, met een breed gespreide beleggingsmix en (vaak) een uitgebreid vangnet bij voortijdige arbeidsongeschiktheid of overlijden. Bij zelf beleggen is er in principe geen vangnet en kan bij een dergelijk voorval enkel het dan opgebouwde vermogen worden vrijgemaakt. Daarnaast wordt pensioenvermogen fiscaal vriendelijk(er) behandeld. Zelf beleggen biedt daarentegen meer keuzevrijheid bij het volledig naar eigen wens beleggen of het nalaten van vermogen.