Update
De keten moet de klimaatdoelen van supermarkten realiseren
Wereldwijd toonaangevende supermarktketens maken zich hard voor het klimaat. Ze stellen ambitieuze doelen om hun broeikasgasuitstoot tot uiteindelijk nul te verminderen. Hierbij moet de belangrijkste bijdrage vanuit de keten komen. De doelen van deze supermarktketens zijn de duurzaamheidshoepels waar leveranciers de komende jaren doorheen moeten springen.
In de afgelopen drie jaar hebben ten minste negentien van de grootste food-retailers ter wereld aangekondigd dat ze hun broeikasuitstoot willen verminderen. Hiervoor willen zij gebruik maken van het Science Based Target initiative (SBTi). Dit is een samenwerking tussen het CDP, het United Nations Global Compact, het World Resources Institute en het World Wide Fund for Nature. Het idee achter dit initiatief is een klimaatdoel vast te stellen dat bouwt op wetenschap. Belangrijke Europese supermarktorganisaties zoals Tesco, Carrefour, Sainsbury’s en Ahold Delhaize hebben zich tot doel gesteld om de uitstoot uiteindelijk tot ‘netto nul’ terug te brengen. Het gaat dan om de directe uitstoot, maar ook om een groot deel van de indirecte uitstoot.
De een zijn klimaatdoel is de ander zijn uitdaging
Vooral dat laatste, het verminderen van de indirecte uitstoot, gaat van alles in gang zetten. Want supermarkten stoten zelf helemaal niet zoveel broeikasgassen uit. De grootste gevolgen voor het klimaat vanuit supermarktland komen niet door de koelvitrines, de vrachtauto’s, de LED-verlichting in de winkels of de bestelauto’s. De uitstoot door activiteiten van de supermarkt zelf (scope 1) of die ontstaat bij de opwekking van de energie die daarvoor nodig is (scope 2) vormen bij elkaar gemiddeld niet meer dan 5 procent van de broeikasgasuitstoot van een food-retailer (zie figuur 1).
De rest van de uitstoot – meer dan 95 procent dus – is indirecte uitstoot die onder scope 3 valt. Van die 95 procent zijn de producten die de supermarkt verkoopt de belangrijkste boosdoeners. Bijna twee derde van de scope 3-uitstoot komt uit de teelt, de verwerking, de productie en het vervoer van de producten die in de supermarktschappen staan (zie figuur 2). Hoe groot de bijdrage is, verschilt van product tot product. Voordat je bijvoorbeeld chocolade of biefstuk hebt, stoten producenten of verwerkers al relatief veel CO2 uit. Terwijl noten een veel lagere uitstoot hebben omdat notenbomen tijdens de teelt ook veel CO2 vastleggen. Daarnaast komt ongeveer een kwart van de scope 3-uitstoot door het gebruik of de consumptie van de gekochte producten door consumenten. Denk aan het koken van de aardappels. Maar ook het gebruik van shampoo of wasmiddel zorgt voor energieverbruik en dus CO2-uitstoot.
Sommige food-retailers nemen het gebruik door consumenten mee in hun doelen. Maar de meeste supermarktorganisaties kijken vooral naar de uitstoot van de producten die ze verkopen. Daarmee worden hun doelen ook meteen een uitdaging voor de leveranciers van deze producten. Simpel gezegd: het succes van de food retailers hangt af van de duurzaamheidsslagen die de keten weet te maken.
Blijvend fenomeen, wen er maar aan
In Nederland vindt ongeveer 80 procent van alle calorieën zijn weg naar de consument via een klein aantal supermarktinkopers. Er is voor voedingsmiddelenproducenten dus bijna geen ontkomen aan. Linksom of rechtsom gaan afnemers uitstootvermindering eisen. Daar wachten ze niet mee tot 2050! Om te beginnen verwachten ze binnenkort een nulmeting om het startpunt te bepalen. Als die al niet is opgevraagd. Daarna komt het verzoek om een stappenplan waarin staat hoe de producent denkt naar een netto-uitstoot van nul in 2050 toe te werken.
Niet alleen de samenleving en ngo’s, maar ook media, banken, pensioenfondsen, investeerders, aandeelhouders en zelfs werknemers zetten druk op food-retailers om bij te dragen aan de verduurzaming van onze consumptie. De doelen liggen onder een vergrootglas. Mensen verwachten openheid over de doelen én over de vooruitgang. Zeker bij beursgenoteerde bedrijven. De klimaataanpak van food-retailers bepaalt de komende jaren min of meer hun ‘license to operate’.
Verschillende wegen naar Parijs voor supermarkten, eentje voor producenten
Naast het eenzijdig ‘opleggen’ van uitstootdoelen delen food-retailers ook proactief ‘best practices’ tussen toeleveranciers (Carrefour) en investeren ze samen met leveranciers in duurzaamheidsprogramma’s (Albert Heijn). Maar er zijn ook andere manieren waarop supermarkten hun scope 3-uitstoot kunnen beïnvloeden. Ze kunnen bijvoorbeeld keuzes maken in het aanbod en de meest vervuilende producten of producenten van de schappen weren. Of milieuvriendelijke producten of producenten juist een betere plek geven. Ook zullen ze inzetten op ‘nudging’ – met andere woorden het bewust beïnvloeden van onbewust gedrag. Bijvoorbeeld door met het Eco-Score informatielogo de consument een vriendelijk duwtje in de richting van producten met een lage broeikasuitstoot te geven.
Food-retailers gaan actief sturen op broeikasgasuitstoot om hun doelen te behalen. Hierbij hebben ze hun leveranciers hard nodig. Voor producenten is er daarom maar één weg naar Parijs. Voedingsmiddelenproducenten die voorop lopen op het gebied van meten, volgen, doelen stellen en het daadwerkelijke verminderen van hun CO2-uitstoot hebben bij supermarktketens de komende jaren een streepje voor.