Onderzoek
Inzicht in financiële doelen van jongvolwassenen
Het Nibud en de Rabobank geven met dit onderzoek meer inzicht in de financiële doelen van jongvolwassenen en de manier waarop zij zich hierop voorbereiden. Hiervoor hebben we in september 2021 een enquête gehouden onder 1.568 Nederlanders van 18 tot en met 30 jaar.
Jongvolwassenen hebben veel verschillende doelen
Vrijwel alle jongvolwassenen gaven in ons onderzoek aan financiële doelen te hebben. We vroegen hen voor achttien specifieke doelen aan te geven of ze dat doel wel of niet hebben (zie figuur 1 voor de lijst). Ook konden ze aangeven of ze nog andere doelen hebben. Slechts 2 procent gaf aan geen financiële doelen te hebben. Over het algemeen hebben jongvolwassenen veel verschillende doelen, gemiddeld vinkten ze er namelijk 8,6 aan en de helft heeft er 9 of meer.
De drie meest genoemde financiële doelen zijn ‘geld om leuke dingen te kunnen doen’ (88 procent noemde dit doel), ‘geld voor onvoorziene uitgaven’ (82 procent) en ‘geld voor een grote aankoop’ (70 procent).
Belangrijkste financiële doelen verschillen naar levenssituatie en financiële situatie
We vroegen respondenten ook naar hun belangrijkste financiële doelen, waarbij ze er maximaal drie konden aanvinken. Ook dan blijken de twee meest genoemde doelen ‘geld om leuke dingen te kunnen doen’ en ‘geld voor onvoorziene uitgaven’ (figuur 2). De derde meest genoemde is ‘een (ander) huis kopen’. Een groot aandeel van de jongvolwassenen (72 procent) heeft geen koophuis, dus is het begrijpelijk dat dit een belangrijk doel is voor deze groep. Verder maakt een buffer voor onvoorziene uitgaven financieel weerbaarder, ongeacht leeftijd, dus het is niet verbazingwekkend dat ook jongeren dit nastreven.
Voor de meeste levenssituaties die wij onderscheiden zijn ‘geld voor onvoorziene uitgaven’ en ‘geld voor leuke dingen’ de twee doelen die het vaakst als een van de belangrijkste doelen worden genoemd. Enkel bij degenen met kinderen is ‘geld voor leuke dingen’ veel minder belangrijk. Voor hen zijn ‘geld hebben voor de kosten van een kind’ en ‘geld hebben voor de studie van een kind’ veel vaker belangrijke doelen dan voor jongvolwassenen zonder kinderen. Ook valt op dat zelfstandig wonenden ruim de helft keer zo vaak ‘geld voor onvoorziene uitgaven’ één van de belangrijkste doelen vinden als thuiswonenden.
De levenssituatie speelt ook een rol als we verder kijken dan de top twee. Zo staat voor woningbezitters ‘een (ander) huis kopen’ een stuk lager op de prioriteitenlijst dan voor huurders en thuiswonenden. Woningbezitters noemen dan weer vaker dan anderen ‘(extra) aflossen op de hypotheek’, ‘geld voor een verbouwing’, ‘eerder kunnen stoppen met werken’ en ‘geld voor de kosten van een kind’ als belangrijk doel . Voor thuiswonenden is ‘geld voor een rijbewijs’ vaker één van de belangrijkste doelen dan voor jongvolwassen die zelfstandig wonen.
Studenten geven begrijpelijkerwijs vaker aan dat ‘geld voor de eigen studie’ een belangrijk doel is. Bij werkenden zien we dan weer vaker als belangrijkste doel ‘het kopen van een (ander) huis’ en ‘geld voor de kosten van een kind’.
Ook de financiële ruimte speelt een rol. Zo hebben jongvolwassenen die makkelijk rondkomen vaker doelen als ‘geld om leuke dingen te doen’ en ‘het kopen van een (ander) huis’ dan leeftijdsgenoten die moeilijk rondkomen. Mensen die moeilijk rondkomen noemen juist vaker ‘het afbetalen van schulden en achterstanden’ als belangrijkste doel.
Vrijwel alle jongvolwassenen kiezen voor sparen om doelen te halen
Financiële doelen kunnen op verschillende manieren worden bereikt. We vroegen respondenten voor elk van hun doelen hoe ze die willen bereiken. Ze konden aangeven dit te willen doen door te sparen, lenen, beleggen in de meer traditionele vormen, beleggen in cryptovaluta, inkomen verhogen, lasten verlagen, investeren in vastgoed, erfenis/schenking of door een andere manier.
Vrijwel alle jongvolwassenen met een financieel doel noemt sparen als strategie voor het bereiken van ten minste één van de genoemde doelen (de eerste kolom in tabel 2). Bovendien is sparen de populairste methode voor alle doelen (de tweede kolom in tabel 2). Desondanks is er wel variatie in hoe populair sparen is. Zo wordt sparen het vaakst genoemd voor ‘geld voor onvoorziene uitgaven’ (91 procent van degenen met dit doel) en het minst vaak voor ‘eerder kunnen stoppen met werken’ (63 procent van degenen met dit doel).
Ook geven jongvolwassenen relatief vaak, 48 procent, aan dat ze tenminste één doel willen bereiken door hun inkomen te verhogen. Aangezien veel jongvolwassenen nog aan het begin van hun loopbaan staan, is het begrijpelijk dat ze verwachten dat hun inkomen nog zal stijgen. Ze willen op deze manier onder meer relatief vaak hun studieschuld afbetalen, eerder kunnen stoppen met werken en een (ander) huis kopen. Verder worden een hoger verwacht inkomen en het verlagen van de lasten relatief vaak door dezelfde respondenten genoemd. Zij willen hun financiële doelen dus bereiken door meer geld over te houden.
Ook worden beleggen in de meer traditionele vormen (aandelen, obligaties, fondsen of indextrackers) en in cryptovaluta genoemd om financiële doelen te bereiken, vooral voor de doelen ‘eerder stoppen met werken’ en ‘extra geld na pensionering’. Dit betekent overigens niet dat alle jongvolwassenen met deze doelen hiervoor willen beleggen. Minder dan de helft, 42 procent, wil in één van deze twee vormen beleggen om eerder te kunnen stoppen met werken, en 33 procent voor extra geld na pensionering. Verder valt op dat jongvolwassenen deze twee vormen van beleggen relatief vaak met elkaar combineren.
Jongvolwassenen komen in actie voor doelen, maar niet altijd planmatig
Voor de belangrijkste doelen die respondenten aangaven, hebben we naar vier kenmerken van financiële voorbereiding gevraagd. We vroegen hen of ze informatie hebben opgezocht over hun doel(en), of ze weten hoeveel geld ze er ongeveer voor nodig hebben, of ze een inschatting hebben gemaakt van de tijd die nodig is om hun doel(en) te bereiken en of ze geld opzij leggen voor hun doel(en).
Bijna alle jongvolwassenen geven aan geld opzij te leggen voor tenminste één van hun belangrijkste doelen (de eerste kolom in tabel 3). In totaal wordt voor 83 procent van alle belangrijkste doelen die zijn genoemd geld opzij gezet (de tweede kolom in tabel 3). Maar andere stappen in het voorbereidingsproces worden minder vaak gezet door jongvolwassenen. Ze hebben namelijk maar over 54 procent van hun doelen informatie opgezocht, voor 60 procent een inschatting gemaakt van de tijd die nodig is om hun doelen te halen, en voor 72 procent van hun doelen weten ze hoeveel geld ze ongeveer nodig hebben. Er is dus nog ruimte voor jongvolwassenen om planmatiger aan de slag kunnen, want mogelijk leggen ze te veel of te weinig opzij om hun doelen (tijdig) te halen.
Slechts 4 procent van de jongvolwassenen heeft geen enkele stap gezet in de voorbereiding van hun belangrijkste doelen. En 46 procent van de jongvolwassenen heeft voor ten minste één van hun belangrijkste doelen juist alle vier de stappen gezet. Of ook alle vier de stappen even relevant zijn, hangt af van het type doel. Zo is dit voor ‘geld om leuke dingen te kunnen doen’ wellicht minder noodzakelijk dan voor ‘een (ander) huis kopen’.
Meeste jongvolwassenen praten met kennissenkring over financiële doelen
De meeste jongvolwassenen, 81 procent, oriënteren zich op het bereiken van hun financiële doelen door erover te praten met familie, vrienden of met hun partner. Ze voeren dus doorgaans wel het gesprek over geld. 29 procent van de jongvolwassenen noemt praten over de financiële doelen met bekenden als enige oriëntatiestrategie. Daarmee zijn zij voor hun informatie over het bereiken van doelen volledig afhankelijk van hun directe omgeving. Daardoor missen ze mogelijk belangrijke informatie van experts, zoals via websites van financiële instellingen, via advies van een financieel planner of adviseur, via websites van voorlichtingsinstanties, of via tools of apps die helpen met het maken van een plan. Minder dan de helft van alle jongvolwassenen, 43 procent, zoekt wel informatie bij een expert.
Verder geeft 17 procent aan informatie over hun financiële doelen te zoeken via sociale media, maar slechts 2 procent gebruikt hiervoor enkel sociale media. De meeste jongvolwassenen die zich via sociale media oriënteren, praten bijvoorbeeld ook met de partner, ouders, andere familie of vrienden, of zoeken informatie via zoekmachines of bij een expert.
Jongvolwassenen willen onder meer tips om doelen te bereiken
De meeste jongvolwassenen, 83 procent, geven aan behoefte te hebben aan een vorm van informatie om hen verder te helpen bij het bereiken van hun financiële doelen. De meest genoemde vorm is ‘tips om doelen te halen’: 43 procent van de jongvolwassenen geeft aan hiermee geholpen te zijn. Op een gedeelde tweede en derde plek (38 procent) staan ‘informatie over hoeveel geld er nodig is voor je doelen’ en ‘voorbeelden van hoe anderen hun doelen halen’. Een derde van de jongvolwassenen geeft aan dat zicht op de voortgang van hun doelen hen zou helpen, en 26 procent zegt behoefte te hebben aan informatie over financiële producten.
Co-auteur: Annette Groen van het Nibud.