Onderzoek
Deflatie is een feit, nauwelijks te bestrijden en doodeng
De EMU bevindt zich in deflatie. Beurzen zien vooral de zonnige kant van inzakkend prijspeil. Waarom maakt Mario Draghi zich dan zorgen om het deflatiegevaar? Het antwoord is dat de ene deflatie de andere niet is.
De EMU bevindt zich in deflatie. Beurzen zien vooral de zonnige kant van inzakkend prijspeil, zo kopte het FD op 8 december. Dalende prijzen zijn immers goed voor de koopkracht. Waarom maakt Mario Draghi zich dan zorgen om het deflatiegevaar? Het antwoord is dat de ene deflatie de andere niet is. En financiële markten gaan weer eens luchthartig aan enorme risico’s voorbij.
Als deflatie het gevolg is van dalende benzineprijzen dan is dat voor ons goed nieuws. Olieproducerende landen hebben daarentegen een tegenvaller. Wereldwijd is het een zero-sum game, maar niet voor ons . De koopkrachtmeevaller kan worden aangewend voor extra uitgaven. Goede deflatie, zogezegd. Ons land maakte dit in 1986 voor het laatst mee.
Prijzen kunnen ook dalen als gevolg van dalende productiekosten. Concurrentie tussen aanbieders kan ertoe leiden dat deze in de prijzen worden doorberekend. Als deze effecten zo sterk zijn dat het gemiddelde prijspeil erdoor daalt is er deflatie. Ook dit is goede deflatie. Het is een uiting van technologische vooruitgang, waarvan de voordelen worden doorgegeven aan de consumenten. De koopkracht stijgt en nominale inkomens dalen meestal niet. Goed voor de consumptieve bestedingen, derhalve.
Deflatie kan echter ook het gevolg zijn van vraaguitval. Deze kan worden veroorzaakt door een dalende koopkracht, bijvoorbeeld door lastenverzwaringen of bezuinigingen door de overheid. Vraaguitval betekent dat ondernemers de vraag naar hun producten zien afnemen. In reactie daarop zullen zij prijsverlagingen doorvoeren. Dit zet hun marges onder druk en zij zullen proberen hun kosten te verlagen. Als lonen niet snel genoeg dalen, leiden dalende afzetprijzen tot reëel hogere loonkosten. Dan kan een ondernemer zijn loonkosten alleen omlaag krijgen door mensen te ontslaan. Pas door de ontstane werkloosheid zal na verloop van tijd de loonontwikkeling zich aanpassen. De oplopende werkloosheid leidt tot een neerwaartse druk op de lonen, de koopkracht daalt over de hele linie en er treedt meer bestedingsuitval op. Dit is een slechte deflatie.
Vooral deze slechte deflatie leidt tot herverdeling van vermogens en inkomens. Mensen met een hypotheek zien bij inkomensdaling de reële waarde van hun schuld toenemen. Mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie zien vaak hun inkomen relatief snel dalen, terwijl mensen met een sterke arbeidsmarktpositie hun inkomen langer op peil kunnen houden.
De hiervoor beschreven effecten laten zien dat de herverdelingseffecten van deflatie groter zijn naarmate in een economie sprake is van grote onderlinge vorderingen en schulden. Hoe groter deze zijn, des te harder werken schommelingen in het prijspeil door in de reële economie. En de zwakkeren zijn daarbij als eerste de dupe.
In een periode van deflatie kan het gebeuren dat mensen, als zij verwachten dat prijzen verder gaan dalen, bepaalde bestedingen uitstellen. Denk aan duurzame consumptiegoederen, zoals auto’s en witgoed, of een woning. Winkeliers zien hun voorraden oplopen en zullen die willen afbouwen. Het gevaar is dat de verwachting van een aanhoudende deflatie zich postvat bij de mensen. Dit kan dit in het ergste geval dus uitmonden in depressies via uitgestelde bestedingen, die zich via een neerwaartse spiraal weer vertalen in een verdere economische krimp.
Aanvankelijk zullen veel werknemers nog denken dat zij dankzij hun vaste nominale lonen aan de goede kant van de streep staan. Hun koopkracht stijgt immers dankzij dalende prijzen. Dat is het verraderlijke van deflatie: in het begin voelt het best lekker aan. Pas na verloop van tijd komen de negatieve effecten naar voren. Dan dalen inkomens alsnog en worden schulden molenstenen.
Beleidsmakers zijn terecht banger voor deflatie dan voor inflatie. Deflatie kan in tegenstelling tot inflatie nauwelijks met monetair beleid worden bestreden. Als de prijzen dalen kan de rente wel worden verlaagd, maar lager dan nul procent kan deze normaal gesproken niet zijn. Als de prijzen verder dalen loopt de reële rente dus verder op, wat de economische groei verder afremt. Als je er eenmaal inzit, kom je er maar moeilijk uit. De beste remedie tegen deflatie is ervoor te zorgen dat je er niet in terecht komt, zoals Ben Bernanke al in 2002 stelde.
De huidige situatie is al met al zeer zorgelijk. De beleidsrente staat al op nul, de lange rente is nauwelijks hoger en de echte deflatie moet nog beginnen. Dus, ja: de lagere olieprijzen zijn goed voor de koopkracht en deze deflatie heeft goede kenmerken. Maar ook dus, nee: de conjunctuur is zeer zwak en deze prijsdalingen kunnen eraan bijdragen dat de deflatieverwachtingen zich vertalen in bestedingsuitstel.
Europa zit al heel dicht bij slechte deflatie en het monetaire kruit van de centrale bank is al verschoten. Dus als we echt in deflatie geraken hebben we een heel groot probleem. Er is geen enkele reden om daar luchthartig over te doen.
Verschenen als opinie-artikel in het Financieele Dagblad - 13 januari 2015