Opinie
We missen de kennisinfrastructuur rond waterstof
De Nederlandse regering wil werk maken van waterstof. Helaas mist het huidige beleid iets fundamenteels om daarmee verder te komen, schrijft Rabo-econoom Otto Raspe.
Deze zomer werd het Klimaatakkoord gepresenteerd; de plannen die maken dat Nederland een voortrekkersrol kan spelen in de noodzakelijke energietransitie. Tijdens de presentatie van het akkoord viel op dat waterstof een veel prominentere plek heeft gekregen dan in het eerdere conceptakkoord. Minister Wiebes benadrukte daarbij dat door in te zetten op de waterstofinfrastructuur een “buitengewoon aantrekkelijk vestigingsklimaat” wordt gecreëerd voor bedrijven die voorop willen lopen in het duurzaam produceren. De gedachte daarachter is dat bedrijven door deze infrastructuur voor transport en opslag van waterstof makkelijker kunnen voldoen aan de steeds stringentere emissie-eisen. Vooral als Nederland deze infrastructuur wel heeft en andere landen niet.
Nu doe ik al vele jaren onderzoek naar welke factoren een economie concurrerend maken en welke elementen essentieel zijn voor een excellent vestigingsklimaat. Wat blijkt? Het gaat daarbij maar deels om fysieke infrastructuren en de kostenvoordelen die bedrijven daaruit kunnen ontlenen. Vooral als die maar tot tijdelijke voordelen leidden. Kennis, innovatie, en talent zijn minstens zo belangrijk. Deze stellen ons namelijk in staat om onze producten en processen steeds weer te vernieuwen en verbeteren.
Hoe is het gesteld met de kennis en innovatie rond waterstoftechnologie in Nederland? Zijn we in staat om internationaal daarin het verschil te maken?
Gelukkig had ik deze zomer de tijd om te zoeken naar een antwoord op deze vragen. Daarvoor heb ik gekeken naar het aantal patenten in waterstoftechnologieën in Nederland, vergeleken met de andere OECD landen en enkele opkomende economieën. Wat blijkt? Slechts vier landen hebben 80 procent van alle waterstofpatenten in handen: Japan, Verenigde Staten, Korea en Duitsland. De bulk van alle kennis zit dus daar, bij de bedrijven en kennisinstellingen in die landen. Nederland valt buiten de top-10 en behoort dus ook niet bij ‘the best of the rest’.
Nu zijn deze koplopers veelal grote landen die sowieso veel patenteren, dus het is ook zinvol te kijken naar relatieve specialisaties: heeft een land relatief veel waterstofkennis vergeleken met kennis in het algemeen? En ook dan zie je iets opmerkelijks. De genoemde voorlopers hebben naast veel algemene kennis óók een sterke relatieve specialisatie in waterstofkennis (figuur 1). Tegelijkertijd is er een aantal kleinere landen dat zich toelegt op de kennis en kunde rondom waterstof. Binnen Europa bijvoorbeeld Luxemburg, Litouwen, Portugal en Frankrijk. Nederland behoort echter niet tot deze groep.
Kortom, hoe goed we ook zijn als kennisland, we blijven nog achter op het gebied van waterstofkennis. Het kabinet legt veel nadruk op de fysieke infrastructuur voor waterstof. Maar dat is niet voldoende. Bij een echt excellent vestigingsklimaat horen ook een kennisinfrastructuur en een onderzoeksagenda. Hopelijk krijgen deze elementen in de uitwerking van het klimaatakkoord alsnog de aandacht die zij verdienen.
Verschenen bij RTL Z/Opinie, 21 augustus 2019