Onderzoek
Matige economische groei in Nederland verwacht ondanks overheidsstimulans
We verwachten dit en volgend jaar een matige economische groei (0,4 en 0,8 procent) in Nederland. Prinsjesdag verandert daar weinig aan. Groeiperspectieven na 2024 zijn beperkt.
De Miljoenennota in een afkoelende economie
De Miljoenennota 2024 was er duidelijk een van een demissionair kabinet. De gepresenteerde plannen waren weinig spectaculair. Enerzijds wilde het kabinet (de volgens hen) ongewenste gevolgen van de afkoelende economie voorkomen, en anderzijds keek de ministersploeg vooruit naar de volgende regeringsperiode na de verkiezingen op 22 november. Dit alles speelt zich af in een situatie waarin de oververhitting van de Nederlandse economie afneemt, resulterend in een daling van het bbp in de eerste twee kwartalen van dit jaar met respectievelijk -0,4 en -0,2 procent (kwartaal-op-kwartaal).
Armoedebestrijding staat voorop, terwijl overheidsfinanciën verslechteren
Zonder aanvullend beleid zou het totaal aantal mensen en het aantal kinderen in armoede in 2024 zijn toegenomen. Dit komt vooral door negatieve reële loonontwikkeling en doordat de tijdelijke maatregelen die zijn ingevoerd tijdens de energiecrisis aflopen. Op Prinsjesdag kondigde de regering voor 2 miljard euro aan maatregelen aan om dit te voorkomen. Dankzij dit pakket blijft het totale aantal mensen in armoede in 2024 onveranderd en daalt het aantal kinderen in armoede ten opzichte van dit jaar (zie figuur 1). De regering kiest ervoor dit pakket te financieren met belastingverhogingen elders, vooral voor huishoudens met bovengemiddelde inkomens. Dit is economisch gezien een verstandige beslissing vanwege de nog steeds oververhitte economie.
Echter, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) stemde de Tweede Kamer in met verschillende aanvullende maatregelen om de koopkracht verder te verbeteren. De belangrijkste zijn een verhoging van het minimumloon en de verlenging van de accijnskorting op benzine en diesel. Maar de financiering van beide voorstellen was twijfelachtig en zou waarschijnlijk hebben geleid tot een netto economische stimulans. Het risico bestaat dat dit de inflatie verder aanwakkert. Het kabinet was dan ook kritisch op de plannen en de Tweede Kamer heeft de plannen tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen (AFB) deels afgezwakt.
De regering kijkt ook voorbij de verkiezingen. Er worden kleine stappen gezet naar een beter belastingstelsel. Er is een duidelijke visie op de energietransitie en het klimaatbeleid (hoewel de uitvoering daarvan is vertraagd door de kabinetsval). Ook gaat brede welvaart een centralere rol spelen in de besluitvorming. De concrete uitvoering van maatregelen laat de demissionaire ministersploeg echter over aan het volgende kabinet. Daarnaast verslechteren de overheidsfinanciën de komende jaren duidelijk (zie figuur 2). In 2024 bedraagt het begrotingstekort volgens het CPB 2,4 procent van het bbp, maar dit loopt zonder ingrijpen van het volgende kabinet geleidelijk op naar bijna 4 procent in 2028. In dat geval stijgt de overheidsschuld naar bijna 55 procent van het bbp in 2028.
Matige bbp-groei verwacht
Prinsjesdag heeft geen belangrijke veranderingen gebracht in onze economische voorspellingen. We verwachten nog steeds een bbp-groei van 0,4 procent in 2023 en 0,8 procent in 2024 (zie tabel 1), terwijl de inflatie voorlopig hoog blijft. Zoals eerder vermeld, neemt de oververhitting langzaam af (zie figuur 3), maar de gevolgen van deze economische afkoeling voor de gemiddelde Nederlandse burger blijven waarschijnlijk beperkt. De werkloosheid blijft historisch laag, de lonen stijgen, en de huizenmarkt lijkt gestabiliseerd. Dit belooft een zachte landing voor de Nederlandse economie.
De regering voert al een paar jaar een expansief begrotingsbeleid, los van de aanvullende maatregelen in de Miljoenennota 2024. Hierdoor levert de overheid de komende jaren een positieve bijdrage aan de bbp-groei: direct door hogere uitgaven en indirect door lastenverlichting voor huishoudens. In 2024 verwachten we dat de consumptie van huishoudens weer groeit, terwijl private investeringen afnemen door hoge rentetarieven en bescheiden groeivooruitzichten van de vraag naar goederen en diensten.
Toekomstige groei onder druk
Na 2024 blijven de groeivooruitzichten matig. Sinds de financiële crisis is de groei voornamelijk afhankelijk geweest van een toename van het aantal werkenden, maar er is weinig ruimte voor verdere groei van arbeid. In de komende jaren leidt de toenemende vergrijzing tot een minimale groei van de potentiële beroepsbevolking, terwijl de arbeidsparticipatie in de meeste leeftijdscategorieën nauwelijks verder kan toenemen. Dit betekent dat toekomstige groei niet kan worden gedragen door meer arbeid (zie figuur 4), maar vooral moet komen van productiviteitsgroei. Sinds 2010 bedraagt deze echter gemiddeld niet meer dan 0,4 procent per jaar. Zowel het bedrijfsleven als de overheid moeten meer investeren in productiviteitsgroei, maar op een paar uitzonderingen na verwaarlozen ze zulke investeringen al jaren. Er is dringend een omslag nodig, vooral door meer te investeren in Research & Development, onderwijs en wetenschap. Het is wat dat betreft een slecht teken dat de Tweede Kamer beschikbare gelden van het Nationaal Groeifonds wil gebruiken voor koopkrachtondersteuning op de korte termijn.