Chinese renteverlaging inspireert niet
Na het langverwachte Third Plenum, waar het economisch programma voor de komende vijf jaar is besproken, is het relatief stil gebleven in China. Hoewel daar de grondvest wordt gelegd voor het opkomende beleid, gebeurt dit achter gesloten deuren en zien buitenstaanders pas gaandeweg wat er verandert. Het persbericht van 5000 pagina’s wordt alom doorzocht, maar staat natuurlijk niet vol verrassingen.
Toch is er wel direct iets gebeurd. China heeft de korte rente iets verlaagd: van 1,8% naar 1,7%. Daar is veel voor te zeggen. Deflatie tekent zich duidelijk af in China, met een inflatie van nog maar 0,2% versus een jaar geleden, ondanks 18% hogere varkensprijzen (een belangrijk levensmiddelencomponent). Ook kan de economie wel een impuls gebruiken, vooral omdat de binnenlandse vraag uitblijft. Maar 10 basispunten renteverlaging doet natuurlijk weinig om het verschil te maken.
Beleggers waren er ook al op vooruit gelopen. De lange rente is in China nu 2,2% en dat is lager dan in Duitsland. Vroeger had China meestal 3-4 procentpunten hogere rente nodig. Opvallend genoeg zien de Chinese beleidsmakers de sterke daling van de lange rente in China als gevaarlijk en proberen die een halt toe te roepen. In andere landen zou de overheid het juist aangegrepen hebben voor een stimulerend begrotingsbeleid. Maar China is meer gericht op langjarige stabiliteit. En een stabiele munt is daarbij van grote waarde.
Renminbi nadert belangrijke grens
De renminbi is dit jaar gedaald van 7,10 naar 7,27 per dollar. Dat is een daling van 2,4% en heus niet schokkend, want andere munten in Azië zijn een stuk harder gedaald, maar het volgt wel twee jaar van sterkere dalingen. Bovendien nadert de wisselkoers weer het niveau van 7,34 per dollar waarop eerder werd ingegrepen en een omslag volgde.
Voor een sterkere munt is een sterkere economische groei, een grotere kapitaalinstroom, een hogere rente, een politieke omslag of een duidelijke verzwakking van de dollar nodig. Dat lijkt allemaal niet erg waarschijnlijk. Het beleid in de VS is bovendien sterk anti-China en die retoriek zal tot de verkiezingen in elk geval aanhouden.
De vastgoedsector is nu gestabiliseerd op 6% van het BBP en is daarmee niet meer de grote risicofactor, maar de impuls wordt node gemist. In de tien jaar voor de Evergrande-crash in 2021 was naar schatting 30% van de groei in China gerelateerd aan de vastgoedsector. Een significant stimuleringsprogramma lijkt niet op handen. Wel wordt er gesproken over hervormingen om het platteland verder te ontwikkelen, wat wel duidt op de wens om projectontwikkeling weer van de grond te krijgen.
Al met al blijft het beeld van China overeind dat niet erg inspirerend is voor aandelenbeleggers, wat ook in de koersen wordt gereflecteerd, maar waar de obligatiebelegger niet in de kou blijft staan en kan blijven rekenen op lage rentes. Wij blijven daarom belegd in Chinese staatsobligaties met afdekking van de valuta, vanzelfsprekend.
Goed om te weten. Aan beleggen zijn risico’s verbonden. De waarde van je belegging kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Je kunt (een deel van) je inleg verliezen.