Beleggen: tien veelgebruikte begrippen
Ga je beleggen, dan krijg je hoe dan ook te maken met allerlei vaktermen. Op deze pagina leggen we tien veelgebruikte begrippen aan je uit.
1. Aandeel
Een aandeel is bewijs van deelneming binnen het eigen vermogen van een onderneming. Als aandeelhouder ben je voor een stukje mede-eigenaar van het bedrijf. Bij beursgenoteerde bedrijven is in elk geval een deel van de aandelen vrij verhandelbaar op de beurs.
Een aandeel in een bedrijf geeft je als houder bepaalde rechten. Zo heb je in veel gevallen stemrecht op de aandeelhoudersvergadering. Hiermee kun je invloed uitoefenen op het beleid van het bedrijf. En meestal ontvang je elk jaar een deel van de winst van de onderneming. Deze uitkering heet dividend. De koers van een aandeel hangt onder andere af van hoeveel winst beleggers verwachten dat het bedrijf in de toekomst gaat maken.
Er kleven bepaalde risico’s aan het beleggen in aandelen. Zo sta je als aandeelhouder helemaal achteraan in de rij van schuldeisers als de onderneming haar verplichtingen niet meer kan nakomen.
2. Obligatie
“Het interessante aan obligaties is dat je precies kunt zien hoeveel rendement je geboden krijgt voor het risico dat je neemt.”
Een obligatie is een lening die wordt uitgegeven door een overheid of bedrijf. Dit schuldbewijs wordt verhandeld op de beurs.
Veel obligaties hebben een vaste waarde, bijvoorbeeld 1.000 euro. Dit oorspronkelijke leenbedrag noemen we de nominale waarde. Hierover wordt meestal elk jaar een vergoeding uitbetaald, de coupon of couponrente. Die kan vast of variabel zijn. Aan het einde van de looptijd van de obligatie krijg je het oorspronkelijke bedrag van de lening terug. Erik Schmahl, senior beleggingsstrateeg: “Het interessante aan obligaties is dat je precies kunt zien hoeveel rendement je geboden krijgt voor het risico dat je neemt.”
Er zijn allerlei verschillende soorten obligaties. Zij hebben een aantal zaken gemeen: een obligatie is geen bewijs van eigendom, geeft geen stemrecht en levert geen aanspraak op een deel van de winst op.
3. Volatiliteit
Volatiliteit wordt ook wel beweeglijkheid genoemd. Het is de mate waarin de waarde of koers van een belegging verandert. Doorgaans geldt: hoe risicovoller de belegging, hoe hoger de volatiliteit. De volatiliteit is vaak hoog bij individuele aandelen en speculatieve investeringen, zoals bitcoin.
Daghandelaren houden doorgaans van hoge volatiliteit. Zouden de koersen niet of nauwelijks schommelen, dan is er voor hen lastig winst te behalen. Ook optiebeleggers kijken scherp naar de volatiliteit. Het is een van de belangrijkste factoren bij de prijsvorming van opties. Een hoge volatiliteit wil zeggen dat toekomstige koersen een brede spreiding hebben (de koersen kunnen veel mogelijke waarden aannemen).
Voor de langetermijnbelegger is volatiliteit niet zo prettig. Hoge pieken betekenen vaak ook diepe dalen en het kost veel moeite om daar uit te kruipen. Spreiden is een van de manieren om de beweeglijkheid van een portefeuille te verminderen.
4. Order
Een order is een opdracht om een belegging op de beurs aan te kopen of juist te verkopen.
Klinkt simpel, maar realiseer je dat er verschillende manieren bestaan om een koop- of verkoopopdracht te geven. De meest voorkomende ordertypes zijn limiet order, bestens order, stop loss order en stop limit order. Op deze pagina leggen we je uit hoe deze ordertypes werken.
5. Bear market/bull market
Deze termen zijn overgewaaid uit de VS en gaan over de stemming op de beurs. Bij een bear market (letterlijk: beermarkt) is er onder beleggers sprake van pessimisme. Een officiële omschrijving is er niet, maar vaak wordt gesproken over een bear market als de koersen met 20% of meer zijn gedaald ten opzichte van de laatste piek.
Bij een bull market (letterlijk: stiermarkt) is de situatie juist omgekeerd: beleggers zijn optimistisch over de toekomstige beursontwikkeling. Er wordt wel gesproken over een bull market als koersen met minimaal 20% zijn gestegen ten opzichte van het vorige dal.
Een ezelsbruggetje: de stier stoot met z’n hoorns omhoog, de beer slaat met zijn klauw naar beneden.
6. Index
Een index is een beursgraadmeter. Het is een soort van koersgemiddelde van een mandje beleggingen. Vaak gaat het om aandelen of obligaties die genoteerd zijn op een bepaalde markt of die tot dezelfde sector of regio behoren.
Bekende indices zijn de AEX (de 25 meest verhandelde aandelen aan de Amsterdamse beurs), de S&P 500 (aandelen van 500 grote, aan Amerikaanse beurzen genoteerde bedrijven) en de Nasdaq (Amerikaanse technologieaandelen).
Als belegger kun je een index op verschillende manieren gebruiken:
- Om de overkoepelende koersontwikkeling en het sentiment op een bepaalde markt weer te geven. Daar kun je bijvoorbeeld ook de koersontwikkeling van een bepaald aandeel of een specifieke obligatie mee vergelijken.
- Als vergelijkingsmaatstaf (benchmark) voor vermogensbeheerders en beleggingsfondsen: om hun eigen beleggingen en rendement te kunnen afzetten tegen een bepaalde markt.
- Om te volgen via een tracker, zoals een indexfonds of ETF. Zo kun je tegen lage kosten een goede spreiding krijgen in je portefeuille.
7. Beleggingsfonds
Een beleggingsfonds is in feite een gemeenschappelijke pot van de gelden van beleggers. Een zogenoemde fondsmanager beheert de pot. Deze probeert een zo goed mogelijk rendement te behalen door de juiste effecten (bijvoorbeeld aandelen of obligaties) op het juiste moment te kopen. Met andere woorden: een professional beheert de gelden en hij maakt voor de beleggers de beleggingskeuzes. Er zijn actieve beleggingsfondsen die een eigen beleggingsvisie aanhouden en passieve fondsen die de beursindex volgen.
Doordat een fonds het geld van veel beleggers samenbrengt, kan een beleggingsfonds zijn risico spreiden over veel effecten. Ook kan de manager door de omvang van het fonds transacties vaak tegen lage kosten uitvoeren.
Bij Rabo Beheerd Beleggen beleg je in onze eigen 1895-beleggingsfondsen. Deze zijn speciaal voor ons ontwikkeld en zijn exclusief toegankelijk voor Rabobankklanten. Beleg je bij ons via Rabo Zelf Beleggen, dan kun je beleggen in meer dan 350 beleggingsfondsen. Deze vind je via de Fondsselector.
8. Hedge
Hedge betekent afdekking. Het is een manier om risico’s in een beleggingsportefeuille te verminderen. Vaak wordt een risico van een belegging afgedekt door een andere belegging.
Zo kun je het risico van inflatie afdekken door te beleggen in activa waarvan de waarde meebeweegt met het algemeen prijspeil, zoals inflatie-obligaties. Een risico dat door veel obligatiefondsen wordt afgedekt, is het risico van wisselkoersschommelingen. Hiervoor gebruiken ze valutaswaps.
9. Intrinsieke waarde en nominale waarde
Als je belegt in bijvoorbeeld aandelen of obligaties, kijk je meestal naar de koers. Dit is de prijs waartegen de meest recente handelstransactie heeft plaatsgevonden. De koers weerspiegelt vraag en aanbod en hangt heel erg af van de verwachtingen die beleggers hebben voor de toekomst. Juist die verwachtingen zorgen ervoor dat de koers kan afwijken van de intrinsieke en nominale waarde van een belegging.
De intrinsieke waarde is de boekhoudkundige huidige waarde van een bepaald financieel product, zoals een aandeel (dus zonder verwachtingen voor de toekomst). Deze is afhankelijk van het totaal van de bezittingen van de onderneming minus de schulden. Hiervoor kijk je naar de balans van het bedrijf: pak het eigen vermogen en deel dat door het aantal uitstaande aandelen. Zo krijg je de intrinsieke waarde per aandeel.
Het begrip nominale waarde (par value in het Engels) wordt vooral gebruikt bij obligaties. De nominale waarde is gelijk aan de schuldvordering: het bedrag dat aan het bedrijf is uitgeleend en dat je als belegger aan het einde van de looptijd terugkrijgt.
10. Groeiaandelen en waardeaandelen
Een manier om aandelen in te delen, is door te kijken naar de verwachte groei.
Groeiaandelen zijn aandelen van bedrijven waarvan beleggers verwachten dat ze structureel sterk en snel gaan groeien. Dit soort bedrijven betaalt doorgaans weinig of zelfs helemaal geen dividend uit. De winst wordt namelijk weer geïnvesteerd in het bedrijf om de groei op gang te houden. Vanwege de sterke groeivooruitzichten zijn dit soort aandelen relatief duur: beleggers zijn bereid een hoge prijs te betalen in verhouding tot de jaarwinst. Veel groeiaandelen zijn te vinden in de technologiesector.
Waardeaandelen zijn aandelen van bedrijven met een lagere, maar stabiele groei. Dit zijn vaak gevestigde namen. Dit soort bedrijven is al winstgevend en betaalt een relatief hoog dividend. Maar omdat beleggers geen spectaculaire stijging van de winsten verwachten, zijn ze niet bereid een hoge prijs te betalen. De koers-winstverhouding ligt bij dit soort aandelen lager dan bij groeiaandelen. Veel nutsbedrijven en fabrikanten van voedingsmiddelen vallen in deze categorie.
Goed om te weten. Aan beleggen zijn risico’s verbonden. De waarde van je belegging kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Je kunt (een deel van) je inleg verliezen.
Beter beleggen
Verder de diepte in over beleggen? Onze experts geven je graag inzicht in verschillende beleggingsonderwerpen. Bovendien laten ze wekelijks hun licht schijnen over ontwikkelingen op de financiële markten.