Onderzoek
Werklozen en mensen met lage inkomens extra kwetsbaar voor stapeling van problemen
Werklozen en mensen met een laag inkomen hebben een veel lagere brede welvaart dan de gemiddelde Nederlander. Daardoor zijn zij kwetsbaarder voor stapeling van problemen.
In het kort
Na een sterk herstel van de coronacrisis gaat de Nederlandse economie eind 2022 en begin 2023 waarschijnlijk een milde recessie tegemoet. De torenhoge inflatie en daarmee de daling van de koopkracht is de grote boosdoener. Deze koopkrachtdaling zorgt bij veel huishoudens niet alleen voor een slechtere financiële situatie. Want uit onze jaarlijkse brede welvaartsenquête blijkt ook dat de gemiddelde brede welvaart van Nederlanders is gedaald. Het zijn vooral mensen zonder baan en/of met een laag inkomen van wie de brede welvaart is afgenomen. In deze publicatie laten we zien dat deze groepen gemiddeld ook een veel lager niveau van brede welvaart hebben, waardoor de brede welvaartsdaling hen extra raakt en zij kwetsbaarder zijn voor de stapeling van problemen.
Inkomen en werkstatus meest bepalend voor brede welvaart
Sinds 2019 vragen wij elk jaar ruim tienduizend Nederlanders om hun welvaart op de elf dimensies van brede welvaart (zie figuur 1) te waarderen[1]. Dit biedt ons de mogelijkheid om onderzoek te doen naar brede welvaartsverschillen tussen groepen mensen en antwoord te krijgen op de vraag welke persoonskenmerken de verschillen in brede welvaart het beste verklaren. Hierbij kijken we naar inkomen (laag, midden of hoog), werkstatus (werkloos, niet-werkend[2] of werkzaam), opleidingsniveau (wel of geen hbo/wo), leeftijd (18 tot en met 30, 31 tot en met 50, 51 tot en met 67 en 68-plus) en geslacht.
[1] In vier jaar tijd enquêteerden we dus ongeveer 40.000 mensen. Een deel van de respondenten vulde de enquête in verschillende jaren in. In de analyses nemen we elke respondent echter maximaal één keer mee. Daarbij kiezen we altijd voor het meest recente jaar. Als iemand de enquête in 2019 en 2021 invulde, worden alleen de antwoorden van 2021 meegenomen. Op deze manier houden we 26.000 unieke respondenten over.
[2] Iemand is werkloos als diegene geen baan heeft, maar wel een baan zou willen. Als iemand geen baan heeft, maar ook niet wil werken, dan is diegene niet werkloos, maar (vrijwillig) niet werkend.
Uit onze analyse blijkt dat inkomen en vooral werkstatus de brede welvaartsverschillen tussen mensen het beste verklaren, op enige afstand gevolgd door opleidingsachtergrond. Dit wil zeggen dat deze drie kenmerken afzonderlijk van elkaar van invloed zijn op de brede welvaart van mensen. Dus afgezien van het positieve effect van een opleiding op de kans op een baan en de hoogte van het inkomen, heeft de opleidingsachtergrond op zichzelf ook invloed op de brede welvaart. En afgezien van het inkomen dat iemand genereert uit een baan, is de deelname aan het arbeidsproces zelf ook positief voor iemands brede welvaart.
Figuur 2 toont de gemiddelde brede welvaart voor de verschillende groepen. De brede welvaart van mensen met een laag inkomen is dus 10 procentpunt lager dan die van de gemiddelde Nederlander en 19 procentpunt lager dan die van mensen met een hoog inkomen. Voor werklozen is de brede welvaart met 14 procentpunt ook fors lager dan gemiddeld. Binnen die groepen bestaat veel diversiteit. Zo zijn er werklozen met een hoog inkomen. Binnen de groep werklozen trekken zij het gemiddelde omhoog. De groep werklozen met een laag inkomen heeft dan ook de laagste brede welvaart: bijna 20 procentpunt lager dan gemiddeld.
Lagere gemiddelde scores op alle dimensies
Binnen brede welvaart maken we onderscheid tussen elf dimensies (figuur 1). Twee daarvan zijn baanzekerheid en inkomen. De vragen die daarachter liggen zijn ‘In hoeverre ben je verzekerd van een baan?’ en ‘In hoeverre heb je voldoende inkomen?’. Vanzelfsprekend scoren werklozen respectievelijk mensen met een laag inkomen relatief slecht op deze twee dimensies. Opvallend is echter dat zij over de hele linie minder goed scoren dan de gemiddelde Nederlander (figuur 3).
Deze opeenstapeling van lagere scores laat zien dat deze groepen naast minder baankansen en mogelijkheden om maandelijks rond te komen over het algemeen ook minder tevreden zijn over hun huis en hun sociale contacten. Zij vinden daarnaast dat ze in een minder veilige en schone omgeving wonen, werken minder vaak aan hun persoonlijke ontwikkeling, voelen zich minder betrokken bij hun leefomgeving en zijn simpelweg minder gelukkig. Kortom, ze zijn kwetsbaarder voor een stapeling van problemen. Het feit dat deze groepen dit jaar het hardst in hun brede welvaart worden geraakt, maakt dit extra problematisch. Zij hebben al een lage brede welvaart en zien die ook nog eens relatief hard dalen.