Onderzoek
Koersen op brede welvaart in Zuid-Holland
De brede welvaart in Zuid-Holland behoort tot de laagste van het land en is het afgelopen jaar bovendien gedaald. Door in te gaan op de dimensies van brede welvaart en regionale verschillen binnen de provincie worden handvatten voor beleid geboden.
In het kort
Aandachtspunten voor Zuid-Holland
De brede welvaart zoals de inwoners van Zuid-Holland die ervaren, is relatief laag en significant lager dan elders in het land. Daarnaast zijn de verschillen tussen de deelregio’s groot. Zo scoort Overig Groot-Rijnmond hoger dan het Nederlandse gemiddelde, terwijl Rijnmond en Den Haag daar ver onder liggen.
Een aantal punten verdient aandacht. Ten eerste een reeks afzonderlijke dimensies: vooral op de dimensies milieu, huisvesting en maatschappelijke betrokkenheid scoort Zuid-Holland lager dan de rest van het land. Ten tweede is de brede welvaart niet gelijk verdeeld. Maar liefst een half miljoen inwoners van Zuid-Holland geven hun eigen brede welvaart een onvoldoende. Ten derde zien we een zorgwekkende ontwikkeling van brede welvaart in deze regio; afgelopen jaar is deze significant gedaald waarbij vrijwel alle dimensies verslechterden.
Deze aandachtspunten staan bovendien niet los van elkaar. Een lage brede welvaart en minder kansen in de maatschappij vergroten het risico dat mensen afhaken. Dit is een landelijk probleem en manifesteert zich nadrukkelijk ook in Zuid-Holland. Er is daarom alles aan gelegen om de brede welvaart van de inwoners van Zuid-Holland te verbeteren. Met andere woorden, het is van groot belang om sterker te koersen op het kompas van de brede welvaart.
Enquête onder 3.500 inwoers
De provincie Zuid-Holland positioneert zich nadrukkelijk in het debat waarin zij voor de welvaart van haar inwoners verder wil kijken dan het bruto regionaal product per inwoner. Veel meer zou brede welvaart de koers die Zuid-Holland vaart moeten bepalen. Dus dat wat mensen van waarde vinden, waarbij de economische, sociale en ecologische ontwikkelingen met elkaar in balans zijn. In deze studie leggen we het begrip uit en meten we de brede welvaart en de recente ontwikkeling ervan voor de diverse deelregio’s in de provincie. Met een enquête onder circa 3.500 inwoners van Zuid-Holland hebben we de ervaren brede welvaart in kaart gebracht.
Brede welvaart gemeten
Wat mensen van waarde vinden, gaat veel verder dan alleen dat wat we met elkaar produceren, consumeren en aan inkomen verdienen. Zo gaat welvaart ook over het milieu, onze gezondheid en de maatschappelijke betrokkenheid van mensen. We spreken daarom ook wel over brede welvaart. Breed, omdat welvaart gaat over een rijk palet aan welvaartsdimensies (figuur 1).
RaboResearch meet brede welvaart onder meer met de Brede Welvaart Indicator (BWI), zowel nationaal als in de Nederlandse regio’s. Hieruit leren we dat de brede welvaart in Zuid-Holland relatief laag is en de meeste deelgebieden van de provincie het afgelopen decennium ook niet sterk in brede welvaart zijn gestegen. Veel van de data die in de BWI worden gebruikt, komen van het Centraal Bureau voor de Statistiek en kennen een vertraging; ze meten dus vooral de brede welvaart van een tot twee jaar geleden.
Om een heel recent beeld te geven van de brede welvaart houdt RaboResearch ook ieder jaar in mei en juni een enquête onder ongeveer 10.000 Nederlanders. In deze enquête vragen we de respondenten om hun welvaart op de elf dimensies van brede welvaart te waarderen (zie tabel 1). Aangezien deze cijfers via een enquête zijn uitgevraagd, hebben we het feitelijk over de ervaren brede welvaart. De scores op de onderliggende dimensies construeren we door respondenten op ieder van de elf dimensies van brede welvaart op een schaal van één tot en met zeven aan te laten geven in hoeverre ze over voldoende welvaart beschikken. Door de antwoorden op deze vragen te normaliseren en op te tellen tot één integrale score, krijgen we zicht op de algehele ervaren brede welvaart van mensen. Als we de enquêteresultaten uit de jaren 2019 tot en met 2022 samenvoegen en alleen unieke individuen meenemen, komen we tot 3.500 respondenten uit Zuid-Holland. In deze publicatie gaan we in op deze groep, een representatieve afspiegeling van de inwoners van Zuid-Holland.
Zuid-Holland loopt achter in ervaren brede welvaart
Allereerst valt op dat Zuid-Holland gemiddeld ruim 1 procentpunt lager scoort in ervaren brede welvaart dan de rest van Nederland: 0,67 tegenover 0,68 (zie figuur 2). Dit betekent niet dat iedere deelregio binnen Zuid-Holland lager scoort dan elders in het land. Sommige deelregio’s zitten juist boven het landelijke gemiddelde: Overig Groot-Rijnmond (3 procentpunt hoger) en Leiden & Bollenstreek en Delft & Westland (1 procentpunt hoger). Maar andere’ deelregio’s zitten (ver) onder het landelijke gemiddelde: Groot-Rijnmond, Den Haag en Oost-Zuid-Holland (2 procentpunt lager) en Zuidoost-Zuid-Holland (1 procentpunt lager). In lijn met eerder onderzoek lijkt het er dus op dat ook in Zuid-Holland met name de meest stedelijke gebieden achterblijven in ervaren brede welvaart (figuur 3). Let wel dat niet alle verschillen tussen regio’s statistisch significant zijn (box 1).
Box 1. Foutmarge
De balken in figuur 2 geven de gemiddelde scores weer van de ervaren brede welvaart in die gebieden. De lijnen bovenaan iedere balk geven met een betrouwbaarheid van 95 procent weer wat de bandbreedte is waarbinnen de ervaren brede welvaart in een gebied ligt. Dit worden foutmarges genoemd. Over het algemeen hangt het aantal respondenten per gebied samen met de omvang van de foutmarge: hoe meer mensen hebben deelgenomen aan de enquête, hoe kleiner de foutmarge. Wanneer de foutmarges van twee gebieden overlappen, concluderen we dat de gemiddelde brede welvaart in die gebieden niet statistisch significant van elkaar verschilt. Overlappen de foutmarges niet, dan verschilt de ervaren brede welvaart tussen gebieden wel statistisch significant.
De gebieden binnen Zuid-Holland die relatief laag scoren ten opzichte van de rest van Nederland doen dit doorgaans op vrijwel alle dimensies. De grootste verschillen zijn daarbij gelegen in de dimensies milieu, maatschappelijke betrokkenheid en huisvesting (zie figuur 4). De gebieden binnen Zuid-Holland die relatief hoog scoren ten opzichte van de rest van Nederland doen dit niet op alle dimensies. Vooral op de dimensies baanzekerheid, inkomen en gezondheid scoren zij hoger. Figuur 4 vat samen op welke dimensies van brede welvaart de regio’s binnen Zuid-Holland het relatief beter of slechter doen ten opzichte van het Nederlandse gemiddelde. Het beleid zou zich daarop kunnen richten om de brede welvaart voor de inwoners van Zuid-Holland te verbeteren, waarbij de dimensies die goed op orde zijn natuurlijk ook een beleidsinspanning vergen om deze goede scores te behouden.
Brede welvaart is ongelijk verdeeld tussen bevolkingsgroepen
Los van de verschillen in ervaren brede welvaart tussen regio’s zien we ook binnen regio’s grote verschillen in ervaren brede welvaart. Sterker nog, wanneer we rekening houden met sociaaleconomische en demografische kenmerken van mensen zijn de verschillen binnen dezelfde regio doorgaans groter dan de gemiddelde verschillen tussen regio’s. Figuur 5 laat de verdeling van ervaren brede welvaart in Zuid-Holland zien, afgezet tegen diezelfde verdeling voor de rest van Nederland. Omdat mensen in Zuid-Holland gemiddeld een lagere brede welvaart ervaren dan mensen elders in het land, zien we in Zuid-Holland logischerwijs minder mensen met een hoge brede welvaart en meer mensen met een lage brede welvaart. Ongeveer 15 procent van de mensen in deze regio scoort lager dan een 0,5. Vertaald naar absolute aantallen zijn dit ruim een half miljoen mensen.
Meer nog dan langs regionale grenzen manifesteert ongelijkheid in ervaren brede welvaart zich langs verschillende sociaaleconomische kenmerken. Mensen met een laag inkomen, een sociale huurwoning, geen opleiding aan een hogeschool of universiteit en werklozen ervaren doorgaans minder brede welvaart dan mensen met respectievelijk een hoog inkomen, een koopwoning, een opleiding aan een hogeschool of universiteit en mensen met een baan. Deze patronen zien we niet alleen in Nederland, maar ook in Zuid-Holland (zie figuur 6).
Concreet betekent dit dat de ervaren brede welvaart van mensen in Zuid-Holland met een laag inkomen 16 procentpunt lager ligt dan die van mensen in Zuid-Holland met een hoog inkomen. En werklozen in Zuid-Holland hebben een ervaren brede welvaart die 17 procentpunt lager ligt dan die van Zuid-Hollanders met een baan. Mensen in Zuid-Holland zonder opleiding aan een hogeschool of universiteit hebben een 6 procentpunt lagere ervaren brede welvaart dan mensen met een opleiding aan een hogeschool of universiteit. En tot slot hebben mensen in een sociale huurwoning in Zuid-Holland een 10 procentpunt lagere ervaren brede welvaart dan mensen in Zuid-Holland met een koopwoning. Binnen Zuid-Holland valt op dat vrijwel alle groepen in Rijnmond en Den Haag lager scoren dan dezelfde groepen elders in Zuid-Holland.
Ervaren brede welvaart is het afgelopen jaar afgenomen
Net als in Nederland als geheel is de ervaren brede welvaart in Zuid-Holland het afgelopen jaar afgenomen met 1 procentpunt. Kijken we naar de ontwikkeling van de verschillende welvaartsdimensies in Zuid-Holland, dan zien we dat deze een vergelijkbaar patroon volgt als die in Nederland als geheel (figuur 7). Dit betekent dat de grootste verandering heeft plaatsgevonden op de dimensie maatschappelijke betrokkenheid, gevolgd door gezondheid, inkomen en persoonlijke ontwikkeling. Net als in Nederland als geheel is de baanzekerheid toegenomen, zij het niet statistisch significant. Daarnaast zien we in Zuid-Holland – in tegenstelling tot in de rest van Nederland – een positieve ontwikkeling op de dimensie sociale contacten, zij het dat ook deze ontwikkeling niet statistisch significant is.
Beleidsimplicaties
We gaan ten slotte in op een paar implicaties voor beleid. Ten eerste betekent koersen op het kompas van de brede welvaart dat beleid integrale afwegingen maakt. De dimensies van brede welvaart hebben invloed op elkaar. Zo kan een economische impuls banen en inkomen van de inwoners verbeteren, maar ten koste gaan van de milieukwaliteit. Dit betekent dus dat er een beleidstheorie moet worden ontworpen op basis van de mechanismen die achter de verschillende dimensies van brede welvaart zitten. Een beleidstheorie heeft ook een beleidsdoel. Weer terug naar het integrale: economisch beleid moet dus samenhangen met bijvoorbeeld arbeidsmarktbeleid, en ook met woonbeleid, want arbeidskrachten behouden of aantrekken vergt een aantrekkelijke woonomgeving. Het begint dus met het doorbreken van de beleidsverkokering.
Ten tweede is het belangrijk om beleidsinspanningen te monitoren. Dat vergt een empirische meting van ontwikkelingen die samenhangen met het gevoerde beleid (gecorrigeerd voor andere ontwikkelingen die ook de brede welvaart beïnvloeden). Belangrijk hierbij is om van elkaar te leren. De Regio Deal-benaderingen van de afgelopen jaren geven hiervoor een schat aan informatie over aanpak en uitvoering in andere regio’s, en vooral over ‘wat er werkt’.
Ten slotte is beleid op brede welvaart niet alleen beleid van de provincie. Beleid van de provincie zal vooral moeten aansluiten bij enerzijds wat gemeenten doen en anderzijds wat er bij het Rijk gebeurt. Multi-level-beleid dus. En ook wat andere actoren aan beleid maken - bedrijven, onderwijsinstellingen en onderzoeksbureaus bijvoorbeeld - is van belang. Multi-actor-beleid dus ook. Multi-level-multi-actor-beleid benadrukt vooral dat de provincie sterke coalities en verbindingen moeten maken met relevante partijen in de regio.