Update
Inflatiemonitor Nederland: inflatie zet flinke stap terug, maar blijft hoog
Inflatie is terug van weggeweest en domineert momenteel het economische nieuws. Een sterke stijging van het algemene prijspeil kan de koopkracht van huishoudens uithollen en de winsten van bedrijven aantasten. In deze maandelijkse inflatiemonitor voor de Nederlandse economie geven we duiding aan de inflatiecijfers en presenteren we onze inflatieverwachtingen. Voor meer technische informatie verwijzen we naar de laatste paragraaf van deze publicatie.
In het kort
Flashcijfers voor november 2022
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft het (voorlopige) inflatiecijfer voor november 2022 gepubliceerd: 11,2 procent (zie figuur 1). Dit betekent dat het gemiddelde consumentenprijspeil in oktober 11,2 procent hoger lag dan in dezelfde maand een jaar geleden. De realisatie was ruim lager dan onze inflatieverwachting voor november van 14 procent (zie verwachtingen verderop). De consumentenprijzen voor gas en elektriciteit daalden veel harder dan verwacht, terwijl ook de kerninflatie iets lager uitkwam dan we hadden voorzien.
Energiebijdrage daalt flink
De inflatie kwam in november flink lager uit dan een maand geleden (zie figuur 1 en tabel 1). Een belangrijke oorzaak is een veel lagere energiebijdrage, die in een maand tijd meer dan halveerde (zie tabel 1). Dit komt voor een belangrijk deel doordat de prijzen van gas en elektriciteit flink daalden op maandbasis. Basiseffecten, die worden veroorzaakt doordat rond deze tijd vorig jaar de energieprijzen flink in de lift zaten, spelen ook een rol. De prijs voor benzine lag in november zelfs iets lager dan een jaar geleden, waardoor de bijdrage van benzine aan het inflatiecijfer negatief was. Naast energie leverden ook industriële goederen en diensten een kleinere bijdrage aan het algehele inflatiecijfer dan in oktober. De voedselprijsstijging op jaarbasis was juist hoger in november dan een maand geleden, waardoor de bijdrage van voeding opliep.
De energieprijzen lagen in november 41,6 procent hoger dan in dezelfde maand één jaar geleden. Dit is een daling ten opzichte van de 99,8 procent in oktober. De prijzen aan de pomp daalden in november en lagen gemiddeld lager dan in oktober (zie figuur 2). De dieselprijs dook voor het eerst sinds augustus weer onder de benzineprijs (zie figuur 2). Het gevaar van dieseltekorten en dus stijgende dieselprijzen ligt nog steeds op de loer, gegeven de ultra-lage voorraden en het aankomende verbod op de invoer van Russische diesel.
Groothandelsmarktprijs van gas daalt harder dan de consumentenprijs
De jaar-op-jaar stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen nam fors af in november. We schatten dat de gemiddelde energierekening voor gas en elektriciteit, zoals het CBS die definieert, in november met 71 procent is opgelopen ten opzichte van een jaar geleden. Dit was in oktober nog ruim 170 procent. Op maandbasis zijn de variabele tarieven voor gas en elektriciteit in november waarschijnlijk flink gedaald (zie figuur 3). De TTF-gasprijs voor de korte termijn zakte eerder al flink en ligt momenteel ruim lager dan de piek van het maandelijks gemiddelde in augustus (zie figuur 3). Dat energieleveranciers deze prijsdaling op de groothandelsmarkt relatief snel doorprijzen, past in het beeld van consumentenprijzen voor gas en elektriciteit die recentelijk veel gevoeliger zijn geworden voor ontwikkelingen op de groothandelsmarkt. De daling van de consumentenprijzen lijkt kleiner dan je op basis van de historische relatie met groothandelsmarktprijzen zou verwachten (figuur 3). Energiebedrijven kunnen een afwachtende houding aannemen, bijvoorbeeld doordat ze niet iedere maand inkopen of omdat ze een slag om de arm willen houden vanwege de recent hoge volatiliteit op de gasmarkt. Consumenten kunnen zich sowieso nog lang niet rijk rekenen. De huidige TTF-gasprijs ligt nog ruim vijf keer hoger dan in 2019.
Prijsontwikkeling in de supermarkt
De prijzen van voedingsmiddelen lagen in november 12,5 procent hoger dan een jaar geleden. Dit is één procentpunt hoger dan in oktober. De prijsstijgingen strekken zich uit over nagenoeg het hele supermarktassortiment. De grootste stijgers in november ten opzichte van oktober vonden we bijvoorbeeld in de categorieën borrelhapjes, suiker en diepvriesmaaltijden. De verschillen tussen productcategorieën blijven onverminderd groot. De prijs voor margarine steeg met 40 procent jaar-op-jaar, terwijl alcoholische dranken over dezelfde periode slechts drie tot vier procent duurder zijn geworden (zie tabel 2).
Inflatieverwachtingen
Onze inflatieverwachting (HICP) voor 2022 is met 11,6 procent (was 11,5 procent) nagenoeg onveranderd gebleven. Onder de motorkap zijn er wel twee aanpassingen met tegenovergesteld effect op onze inflatieverwachting voor dit jaar. Het lager dan verwachte inflatiecijfer in november zou hebben geleid tot een lagere verwachting voor 2022. Echter namen we eerder aan dat de jaarlijkse energierekening, die het CBS gebruikt in de berekening van de energieprijsinflatie, 380 euro lager zou uitvallen omdat huishoudens in november en december compensatie voor de gestegen energiekosten ontvangen van de overheid. Het CBS heeft inmiddels laten weten dat deze prijscompensatie geen effect zal hebben op de HICP-inflatie, waardoor onze inflatievoorspelling voor 2022 iets hoger uitkomt. Voor 2023 hebben we onze inflatieraming stevig verhoogd naar 4,2 procent (was 2,6 procent). Mede dankzij ruim overheidsbeleid verwachten we dat de kerninflatie hoger uitvalt en langer hoog blijft. Door een verbeterde methodiek kunnen we het effect van (ruim) overheidsbeleid en de stand van de conjunctuur op de inflatie nu beter in kaart brengen.
Overheid speelt voor Sinterklaas
De overheid stimuleert de economie in 2023 naar verwachting met 22 miljard euro, wat neerkomt op ongeveer 2,4 procent van het bbp. Deze stimulus is vooralsnog niet gedekt door hogere inkomsten. Alleen al voor het prijsplafond en de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) moet het Ministerie van Financiën op zoek naar 7,5 miljard euro. Veel van deze maatregelen zijn ongericht en komen vooral terecht bij huishoudens die niet direct in de problemen komen door de gestegen energieprijzen. Het kabinet nam bovendien nauwelijks maatregelen die de nadelige gevolgen van dure energie structureel beperken. Sterker nog, door via een prijsplafond in te grijpen op de energieprijs wordt de prikkel om te besparen juist afgezwakt.
Ruime overheidssteun gooit olie op het vuur
De ruime overheidsstimulus komt terecht in een economie die al boven capaciteit opereert en jaagt daarmee de kerninflatie verder aan. Door een reeks van aanbodschokken (als gevolg van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne) en een sterke vraag tijdens de heropening van de economie, is de ‘output gap’, een maatstaf die de verhouding tussen daadwerkelijke productie en productiecapaciteit meet, in de afgelopen maanden positief geworden (zie figuur 5). We verwachten niet dat de productie in de aankomende periode dermate daalt dat de positieve output gap in de nabije toekomst wordt gedicht. Mede dankzij hoge spaartegoeden, een robuuste arbeidsmarkt en de ruime overheidssteun verwachten we dat de economie in 2023 weer voorzichtig zal groeien na twee kwartalen van bescheiden krimp in het derde en vierde kwartaal van dit jaar.
Hogere voedselprijzen doen ook een duit in het zakje
Het einde van de prijsstijgingen in de supermarkt is voorlopig niet in zicht. Voedingsmiddelenproducenten worden nog altijd geconfronteerd met stijgende kostprijzen, bijvoorbeeld omdat leveringscontracten aflopen en er nu tegen hogere marktprijzen moet worden ingekocht. Leveranciers van de benodigde ingrediënten, halffabricaten of verpakkingsmaterialen kunnen ook met vertraging hogere energiekosten doorberekenen. Producenten zijn momenteel volop in onderhandeling met supermarktinkopers over de prijsstelling voor 2023.
Dat zullen lastige gesprekken zijn, want de supermarkten zien hun kosten ook oplopen (personeel, huur, transport). Tegelijkertijd zoeken hun klanten – de consumenten – juist naar goedkopere producten en kanalen. In de media zien we de toon van de detailhandel ten opzichte van producenten alweer verharden. Dat belooft niet veel goeds voor de prijsonderhandelingen. De kostenstijgingen zijn echter dermate groot, dat het aannemelijk is dat in ieder geval een gedeelte van deze kostenstijgingen wordt doorberekend aan consumenten. Dit zal leiden tot nog hogere consumentenprijzen in de eerste helft van 2023.
Hogere inflatie voor langere periode
Voor 2024 verwachten we ook een hogere inflatie van 5,9 procent (was 5,3 procent). Door de naar verwachting oplopende loongroei in 2023 en eerder benoemde factoren als ruim overheidsbeleid verwachten we dat de kerninflatie in 2024 hardnekkig hoog is. De verhoging van de inflatieverwachting voor 2024 is er ondanks onze aanname dat het prijsplafond in afgeslankte vorm wordt doorgezet in 2024. Als het prijsplafond niet wordt doorgezet, schiet de gemiddelde inflatie in 2024 door tot boven de 8 procent. Wij achten het daarom niet realistisch dat het prijsplafond in 2024 volledig wordt stopgezet. Doordat we uitgaan van een afgeslankte vorm en dus hogere plafondprijzen wordt de bijdrage van energie weer positief in 2024. In 2023 heeft energie juist een negatieve bijdrage. De inflatie loopt eind 2023 alweer op vanwege basiseffecten. Het negatieve effect van het prijsplafond op de inflatie is lager in de laatste twee maanden van 2023, omdat in 2022 de gas- en elektriciteitsprijzen piekten in september en oktober.
Verwachtingen blijven met onzekerheid omgeven
Veel blijft afhangen van de ontwikkeling van de olie-, gas- en elektriciteitsprijzen. Voor wat betreft de energierekening worden consumenten door het prijsplafond voorlopig beschermd tegen energieprijsstijgingen. Indirect kunnen ze alsnog worden geraakt als leveranciers van andere goederen dan energie hun prijzen moeten verhogen omdat de energieprijzen verder oplopen dan verwacht. Dit kan bijvoorbeeld komen door strenge winters in 2023 en 2024 of door aanbodproblemen op de LNG-markt. Aanhoudende prijsstijgingen zetten de loononderhandelingen verder onder druk en ook de overheid kan zich genoodzaakt voelen om meer steun te verlenen, waardoor de hoge (kern)inflatie nog hoger of nog langer hoog kan uitvallen. Een tegenovergesteld scenario, waarbij energieprijzen en dus de tweede-orde effecten lager blijken te zijn dan we verwachten, is ook goed mogelijk gegeven de huidige hoge volatiliteit van de energieprijzen.
Bijlage: technische toelichting en definities
Inflatie is een aanhoudende stijging van het gemiddelde prijspeil. Hierbij kan het gaan om allerlei verschillende prijzen. Ondernemers zullen bij inflatie vooral denken aan de kosten voor energieverbruik tijdens het productieproces, invoerprijzen of groothandelsprijzen. In de volksmond heeft inflatie vooral betrekking op een aanhoudende stijging van de consumentenprijzen en daar kijken we in deze publicatie naar. Om de ontwikkeling van de consumentenprijzen te meten, bestaan twee indices: de consumentenprijsindex (CPI) en de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Deze indices zijn gebaseerd op de gewogen prijsontwikkeling van een mandje van producten en diensten dat betrekking heeft op een gemiddeld uitgavenpatroon.
De eerste index meet uitsluitend de uitgaven van Nederlanders, zowel binnen als buiten onze landsgrenzen. De HICP meet daarentegen de uitgaven van Nederlanders en buitenlanders binnen Nederland, en is ontwikkeld zodat consumentenprijsindices binnen de Europese Unie gemakkelijker met elkaar zijn te vergelijken. Dit omdat de berekeningsmethoden van nationale CPI-cijfers ook weer van elkaar verschillen. Verder wijken ook de mandjes van goederen en diensten waarop de HICP en de Nederlandse CPI zijn gebaseerd van elkaar af. Zo valt de toegerekende huur eigen woning buiten de HICP, maar juist binnen de CPI.
In deze publicatie kijken we naar de ontwikkeling van de HICP. Deze definitie sluit aan bij de officiële ramingen van RaboResearch en het is ook de indicator waar de Europese Centrale Bank (ECB) naar kijkt.
De maandelijkse inflatievoorspellingen zijn gebaseerd op een drievergelijkingenstelsel van RaboResearch. Voor meer toelichting verwijzen we naar Erken en De Groot (2021). Wel hebben we het model aangepast om rekening te houden met zogeheten non-lineariteiten in de doorwerking van de elektriciteitsprijzen en de olie- en gasprijzen op de consumentenprijzen. Dit betekent dat het model boven een bepaalde drempelwaarde een andere elasticiteit toepast. Zo zullen energiemaatschappijen bij gasprijzen die deze drempelwaarde overschrijden genoodzaakt zijn een groter deel van de prijsstijging door te belasten aan consumenten dan bij een prijs die onder deze waarde ligt. Ook zullen zij alleen nog variabele modelcontracten aanbieden in plaats van langlopende contracten. Beide elementen zorgen voor een groter effect op de consumentenprijzen dan in een situatie van lage gasprijzen.