Update
Lichte groei Nederlandse economie verwacht, maar spaargeld staat onder druk
Voor de rest van dit en volgend jaar verwachten we dat de economie afkoelt, zij het gematigd. De aanhoudende daling van de productie in de industrie valt wel in negatieve zin op.
In het kort
Deze publicatie is bijgewerkt op maandag 17 juli 2023.
Revisies bbp-cijfers laten hogere economische activiteit zien
Twee weken geleden publiceerde het CBS zijn tweede schatting voor de economische groei van het eerste kwartaal en heeft het ook de economische groeicijfers van andere periodes in het verleden aangepast. Deze nieuwe cijfers schetsen een hogere economische activiteit dan de eerdere schattingen van het CBS. Zo is de daling in het eerste kwartaal van 2023 naar boven bijgesteld, van een krimp van 0,7 procent ten opzichte van het kwartaal ervoor naar een krimp van 0,3 procent. Verder lijkt de economie sterker te zijn hersteld van de coronapandemie dan eerder werd gedacht (zie figuur 1). Uit de nieuwe cijfers blijkt dat het Nederlandse bbp in het eerste kwartaal van dit jaar 6,7 procent groter was dan in het vierde kwartaal van 2019 (het kwartaal vóór de coronapandemie uitbrak), terwijl het CBS dit eerder op 4,9 procent schatte. Hiermee is het herstel van Nederland beduidend sterker dan dat van de grote Europese economieën.
De naar boven bijgestelde cijfers benadrukken nog eens extra hoe oververhit de Nederlandse economie was. Ondanks de coronacrisis groeide de economie in 2020, 2021 en 2022 gemiddeld meer dan 2 procent. Deze oververhitting was de afgelopen jaren ook continu zichtbaar op de arbeidsmarkt, met een steeds verder dalende werkloosheid en toenemende personeelstekorten. Nu nog steeds is de Nederlandse arbeidsmarkt krapper dan die in veel andere Europese landen. In mei steeg de werkloosheid weliswaar met een tiende naar 3,5 procent, maar dit is nog steeds ruim onder het niveau van vóór de coronapandemie. Ook in de ontwikkeling van de consumentenprijzen is de oververhitting van de economie nog steeds goed zichtbaar. De totale inflatie is dan wel aan het afnemen, maar dit is grotendeels het gevolg van basiseffecten in de berekening van de energie-inflatie. De onderliggende prijsstijgingen blijven hoog. Zo bedroeg de inflatie exclusief energie en voedingsmiddelen in juni 7,1 procent. Dit is aanzienlijk hoger dan het gemiddelde in de eurozone van 5,4 procent. En in diezelfde maand werden diensten in Nederland 6,8 procent duurder, terwijl de prijsstijging voor diensten in de hele eurozone slechts 5,4 procent bedroeg.
Milde economische groei verwacht
Door de revisies van het CBS komt onze raming voor de economische groei in Nederland voor dit jaar een stuk hoger uit dan in onze raming gebaseerd op de oude CBS-cijfers. We verwachten momenteel dat het bbp in 2023 met 1,1 procent toeneemt (was 0,6 procent) en in 2024 met 0,9 procent (zie tabel 1). Vooruitkijkend is ons beeld echter niet veranderd: voor de rest van dit en volgend jaar verwachten we dat de economie afkoelt, zij het in geringe mate. We denken dat beperkingen aan de aanbodzijde van de economie de ruimte voor verdere groei beperken, terwijl de vraag naar goederen en diensten naar verwachting redelijk stabiel blijft. Verschillende indicatoren ondersteunen dit beeld. Zo is het aantal faillissementen nu beduidend hoger dan vorig jaar, maar naar historische maatstaven nog altijd laag. In lijn daarmee meldden bedrijven in het tweede kwartaal van 2023 vaker dat onvoldoende vraag een belemmering vormt voor hun productie/activiteit (13,0 procent), maar zij noemen personeelstekort nog steeds het meest als belemmerende factor (33,1 procent; zie figuur 2). En hoewel de koopkracht van huishoudens onder druk staat door de hoge inflatie, stijgen de lonen fors (5,7 procent in mei), is de werkzame beroepsbevolking in Nederland op een historisch hoog niveau en geeft de overheid inkomensondersteuning. De vraag van consumenten zal daarom naar onze verwachting worden getemperd, maar niet wegzakken. Daarnaast stimuleert de overheid de vraag in de economie door zelf meer te consumeren en te investeren. Ook de vraag vanuit het buitenland zal naar verwachting toenemen, zij het gematigd. Al met al voorzien we daarom milde economische groei voor de rest van dit en volgend jaar.
Dat gezegd hebbende, valt de aanhoudende daling van de productie in de industrie in negatieve zin op. In april was de daling zelfs 12 procent ten opzichte van een jaar eerder en daarmee is het een ontwikkeling om in de gaten te houden (zie figuur 3).
Kleine daling in spaargeld van huishoudens
Een andere indicator om te volgen, is de ontwikkeling van het spaargeld van huishoudens. Na toepassing van onze eigen seizoenscorrectie is het totale geldbedrag dat Nederlandse huishoudens bij Nederlandse banken hebben gestald sinds januari van dit jaar licht gedaald (het gaat hier om geld op betaalrekeningen, spaarrekeningen en in deposito’s; zie figuur 4). Dit is extra opvallend omdat het besteedbaar inkomen van huishoudens in nominale termen sterk is gestegen door de loonstijgingen en toegenomen werkgelegenheid. Het is niet met zekerheid te zeggen wat achter de recente ontwikkeling van het spaargeld zit. Het kan komen door verschuivingen naar onder meer beleggingsrekeningen of rekeningen bij buitenlandse banken, maar het kan er ook op wijzen dat een deel van de Nederlandse huishoudens meer moeite heeft om geld opzij te zetten of moet ontsparen. Dit laatste zien we bijvoorbeeld ook in maandelijkse enquête-cijfers van het CBS over de financiële situatie van het huishouden, waarin een grotere groep aangeeft spaargeld te moeten gebruiken (zie figuur 5). Als huishoudens dat willen veranderen, bijvoorbeeld om hun spaardoelen te halen, om hun spaarbuffer op peil te houden of te herstellen, of als huishoudens niet verder kunnen ontsparen, kan dit een grotere rem zetten op de consumptie dan waar we nu van uitgaan.