Onderzoek
Kleinere bedrijven op grotere achterstand in transitie naar nieuwe economie
Voor de toekomstbestendigheid van de Nederlandse economie is het noodzakelijk dat bedrijven versnellen in de transitie naar een nieuwe economie die duurzaam en sociaal inclusief is. Om de voortgang van deze transitie inzichtelijk te maken, houdt RaboResearch jaarlijks een enquête onder een representatieve groep bedrijven. Daarmee monitoren we de voortgang van het bedrijfsleven op de zeven dimensies van de nieuwe economie, optellend tot de Nieuwe Economie index voor de Transitie van het bedrijfsleven (NEx-T).
In het kort
In dit onderzoek meten we de voortgang van bedrijven in de transitie, welke ondernemingen achterblijven en welke factoren de transitie beïnvloeden. De transitie naar een nieuwe economie stagneert. Ook dit jaar scoort het Nederlandse bedrijfsleven maar net een voldoende, te weten een 5.5 (zie figuur 1). Ten aanzien van biodiversiteit, transparante ketens en echte prijzen scoort het Nederlandse bedrijfsleven ook in 2023 een onvoldoende (zie figuur 2).
Figuur 2 vergelijkt de scores voor de separate onderdelen van de NEx-T voor 2020, het eerste jaar van onze enquête, met 2023. Voor de meeste onderdelen van de NEx-T is in vergelijking met 2020 geen significante verbetering zichtbaar. De scores ten aanzien van transparante ketens zijn zelfs wezenlijk verslechterd in 2023. Dit heeft voornamelijk te maken met een afname in het aantal ondernemingen dat een sectoraal of landelijk convenant voor maatschappelijk ondernemen tekent. De enige dimensie die wezenlijk is toegenomen in 2023 in vergelijking met 2020, is inclusief ondernemen. Daarin heeft de aanhoudende arbeidsmarktkrapte de afgelopen jaren vermoedelijk een grote rol gespeeld.
Box 1: De transitie naar een nieuwe economie gemeten
Bij de transitie naar een nieuwe economie kijken we naar zeven onderliggende dimensies (zie figuur 3):
Voor ieder van deze zeven dimensies leggen we bedrijven steeds drie vragen voor. Hiermee meten we per dimensie de intenties van bedrijven, de mate waarin ze zijn verankerd in hun bedrijfsvoering en de mate waarin bedrijven er daadwerkelijk resultaat op boeken (zie onderzoeksverantwoording). Door de antwoorden op deze vragen samen te vatten in één index – de NEx-T - krijgen we zicht op de stand van de transitie naar een nieuwe economie. En aangezien we dit nu voor het vierde achtereenvolgende jaar volgens dezelfde methode hebben gemeten, kunnen we uitspraken doen over de historische ontwikkeling van de transitie.
Het verschil in duurzaamheid tussen grote ondernemingen en kleine ondernemingen groeit
Een uitsplitsing van de NEx-T-score naar grootteklasse laat zien dat ondanks dat deze geaggregeerd weinig beweging laat zien, de scores voor ondernemingen wel degelijk veranderen over tijd. Figuur 4 geeft de NEx-T-scores weer, ingedeeld naar jaar en de grootteklasse gemeten naar het aantal werknemers van een onderneming. Een tweedeling is zichtbaar waar middelgrote en grote ondernemingen (vijftig werknemers of meer) een voldoende scoren op de NEx-T en kleine en micro ondernemingen (minder dan vijftig werknemers) een onvoldoende.
Op alle onderdelen van de NEx-T lopen de scores voor ondernemingen met vijftig werknemers of meer en voor ondernemingen met minder werknemers significant uiteen (zie figuur 5). Op het gebied van inclusief ondernemen zorgt dat echter voor een geaggregeerde significante stijging van de score en voor transparante ketens voor een significante daling. De daling van de dimensie transparante ketens komt voornamelijk doordat het percentage grote ondernemingen dat een sectoraal of landelijk convenant voor maatschappelijk ondernemen tekent gelijk blijft, terwijl dit percentage voor kleine ondernemingen afneemt. Ten aanzien van inclusief ondernemen lijkt zowel voor kleine als grote ondernemingen de verhouding van mannen en vrouwen werkzaam binnen de onderneming evenwichtiger te zijn (dichter bij 50/50). Tabel 1 geeft de totale NEx-T-score weer voor de twee groepen ondernemingen.
Er zijn in figuur 5 twee patronen van divergentie zichtbaar. In het ene patroon hebben grotere bedrijven zich weten te verbeteren, terwijl kleinere bedrijven het tegelijkertijd slechter zijn gaan doen. Dat is het geval bij transparante ketens en echte prijzen (beide vooral sinds 2021). In het andere patroon verbeterden grotere ondernemingen, terwijl kleinere ondernemingen stagneerden. Dat patroon is zichtbaar bij groene energie en circulaire economie.
Bijna een derde van de ondernemingen voelt zich niet verantwoordelijk voor het beperken van milieu- en klimaatschade
Ongeveer 29 procent van de ondernemingen in Nederland is het eens met de stelling ‘Het is niet de taak van ondernemingen om klimaat- en milieuschade te beperken’ (zie figuur 6). Opvallend genoeg is dit percentage hoger bij grote ondernemingen: ongeveer 40 procent daarvan voelt geen verantwoordelijkheid voor klimaat- en milieuschade. De persoonskenmerken en bedrijfskenmerken in onze dataset geven geen sluitende verklaring voor dit verschil.
In onze studie naar diversiteit zagen we echter eenzelfde soort paradox: grote ondernemingen hebben vaker diversiteitsbeleid, maar ook vaker bij vacatures een voorkeur voor een kandidaat uit een meerderheidsgroep. Hier zien we eenzelfde soort tegenstelling: grote ondernemingen scoren beter op de NEx-T, maar zijn ook vaker van mening dat zij niet verantwoordelijk zijn voor het beperken van milieu- en klimaatschade. In 2022 kwam een rapport uit van het New Climate Institute waarbij naar voren kwam dat een aantal grote ondernemingen niet hun groene doelen waarmaakten die ze wel rapporteerden (zie CNN, 2022 en BBC, 2022). Het is verontrustend als grote bedrijven duurzaamheid alleen als filantropie en een marketingtool zien (zie WRR, 2023). De vraag blijft natuurlijk wel waardoor deze tegenstelling wordt veroorzaakt. In een vervolgonderzoek analyseren we welke barrières ondernemingen ondervinden. Hopelijk biedt dat onderzoek wat meer inzicht in de oorzaken van deze paradox.
De verantwoordelijkheid die ondernemingen voelen voor klimaat- en milieuschade hangt samen met de NEx-T-score (zie figuur 7). De regressietabel in de onderzoeksverantwoording laat zien welke andere factoren samenhangen met de NEx-T-score. Ondernemingen die meer innoveren kennen eveneens een hogere score. Veel van de variantie binnen sectoren en grootteklassen van ondernemingen blijkt echter samen te hangen met de verantwoordelijkheid die zij voelen ten aanzien van het beperken van klimaat- en milieuschade.
Conclusies en implicaties
De transitie naar een nieuwe economie stagneert. Onze studie onderkent twee aspecten die samenhangen met de stagnatie van het Nederlandse bedrijfsleven
- Kleinere ondernemingen raken meer en meer achterop in de transitie naar een duurzame economie. Bedrijven met minder dan vijftig werknemers zijn minder goed in staat om mee te komen in de transitie. Het is zorgelijk om te zien dat het verschil tussen kleine en grote ondernemingen over de tijd op alle aspecten van de transitie (van groene energie tot aan inclusief ondernemen) steeds groter wordt. Ongeveer 99 procent van de ondernemingen in Nederland heeft minder dan vijftig werknemers in dienst (CBS, 2023). Als deze ondernemingen niet aanhaken in de transitie, zal het behalen van klimaat-, sociale en milieudoelen moeilijk worden.
Een grote groep bedrijven voelt zich niet verantwoordelijk voor klimaat- of milieuschade. Ongeveer 29 procent, en onder bedrijven met meer dan vijftig werknemers zelfs 40 procent, geeft aan dat zij zich niet verantwoordelijk voelen voor het beperken van milieu- en klimaatschade. De vraag rijst dan natuurlijk waardoor dit komt. Scoren deze grotere ondernemingen hoger op de NEx-T vanwege bepaalde overheidsrichtlijnen (bijvoorbeeld CSRD) of publieke druk? Of is de mening van de individuele beslissingsnemers (in de top) – dat zijn degenen die de vragenlijst ingevuld hebben - minder van belang bij het bepalen van het ondernemingsbeleid op het gebied van duurzaamheid?
Afhankelijk van het antwoord moet er een extra krachtsinspanning worden gedaan om bedrijven te laten bewegen op de dimensies van de nieuwe economie, om het belang daarvan te benadrukken en de kansen die daarbij horen aan te geven. Dat kan door de juiste prikkels te geven (via wetgeving), maar ook door de kennis te ontsluiten die hoort bij de complexe verduurzamingsvraagstukken. Hier lijkt ook een tweesporenbeleid op zijn plaats. Je zou kunnen zeggen dat alle bedrijven moeten versnellen (spoor 1), maar het is vooral het kleinere segment MKB-bedrijven dat behoefte heeft aan een extra impuls om de negatieve trend te doorbreken (spoor 2).
De conclusie van de Wetenschappelijke Raad van Regeringsbeleid ten aanzien van maatschappelijk ondernemen ( WRR, 2023), sluit aan bij deze resultaten: wanneer het voor ondernemingen te weinig loont om maatschappelijk bij te dragen, dan is duurzaam ondernemen niet meer dan filantropie of een marketingtool. Voor beleidsmakers is het dan ook van belang dat duurzaam ondernemen meer gaat lonen in de toekomst. De CSRD-richtlijnen dragen bij aan transparantie. Dit moet samengaan met een koersvaste overheid, meer verantwoordelijkheid voor de gehele leveringsketen en met het normeren en beprijzen van maatschappelijke schade.
Onderzoeksverantwoording
Samenstelling van de enquête en de NEx-T-index
Om uitspraken te kunnen doen over de voortgang van de transitie naar de nieuwe economie waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen voorop staat, hebben we onderzoeksbureau Ipsos in oktober 2023 de opdracht gegeven om een enquête uit te zetten onder een representatieve groep bedrijven in Nederland. Dit leverde gegevens op voor ongeveer 1500 bedrijven. Tabel 2 presenteert de verdeling van de bedrijven over sectoren en grootteklassen. We hebben de data kruislings gewogen naar sector en grootteklasse. Hierbij hebben we een onderscheid gemaakt tussen het percentage respondenten zonder (kolom 2) en met wegingscorrectie (kolom 3). De laatste kolom (kolom 4) bevat de percentages zoals deze bekend zijn vanuit de gegevens van het CBS. Onze data als ook de CBS data die hier wordt getoond, bevatten alleen ondernemingen met meer dan één werknemer.
Tabel 2 laat zien dat middelgrote en grote ondernemingen oververtegenwoordigd zijn in de ongewogen data. We hebben kruislingse weging toegepast van de grootteklasse en sector van ondernemingen op basis van de CBS-data van januari 2023 waarbij de weegfactoren op het interval [0,001, 7] liggen. Iedere respondent kreeg in de enquête ten minste drie typen vragen voorgelegd. Deze vragen hebben betrekking op:
- Achtergrondkenmerken van de respondent: vragen die ingaan op het geslacht, de leeftijd, de functie binnen het bedrijf en de gemoedstoestand van de respondent.
- Achtergrondkenmerken van het bedrijf: vragen die ingaan op de omvang van het bedrijf (aantal werknemers), de sector, vestigingslocatie, eigenaarschapsvorm, leeftijd van het bedrijf en de kwaliteit van managementpraktijken van het bedrijf.
- Transitiekenmerken van bedrijven: vragen die ingaan op de zeven dimensies van de nieuwe economie (zie tabel 2 voor exacte formulering van vragen).
In tabel 3 staan de vragen per NEx-T-thema die zijn gebruikt voor het onderzoek. De gestelde vragen bestaan uit een mix van stellingen (schaal 1 t/m 7) en exacte vragen (ja/nee of percentage).
Voor het samenstellen van de NEx-T hebben we dezelfde procedure gevolgd als in voorgaande studies. We gebruiken de instructies uit het OESO-handboek voor het construeren van samengestelde indicatoren (OESO, 2007). Allereerst normaliseren we scores van enquêtevragen tot een schaal van 0 tot en met 1 door gebruik te maken van de formule: score = (numeriek antwoord -minimum score)/(maximum score -minimum score). We hanteren vervolgens gelijke (nominale) gewichten om deze genormaliseerde scores te aggregeren tot één dimensiescore op een schaal van 1 tot en met 10. Alle dimensiescores worden vervolgens geaggregeerd met een gelijk nominaal gewicht tot één algehele index met een score tussen 1 en 10.
Voor de dimensie inclusief ondernemen berekenen we de score voor de enquêtevraag ten aanzien van het percentage vrouwen aan de hand van de afstand tot 50 procent. Een maximum score van 1 geldt wanneer exact 50 procent mannen en vrouwen werkzaam zijn binnen de onderneming.
Regressietabel
Dit betreffen lineaire regressies van de gewogen data naar grootteklasse, sector en jaar. Regressie 1 en 2 hebben de NEx-T-score van de gehele periode 2020-2023 als afhankelijke variabele, regressies 3 en 4 de NEx-T-score voor 2023. We laten eerst zien hoe de NEx-T-score samenhangt met de grootteklasse en sector van een onderneming gecorrigeerd voor het jaar (regressie 1) alvorens we andere significante variabelen toevoegen. Regressie 4 laat de samenhang zien met een variabele (verantwoordelijkheid onderneming) die we alleen hebben voor 2023.
Dankwoord
Dit onderzoek is uitgevoerd met bijdragen van Rogier Aalders en Floris Jan Sander van RaboResearch. Parallel aan de NEx-T voert SEO in opdracht van MVO Nederland onderzoek uit naar de Nieuwe Economie index (NEx) op basis van publieke data ( van onder andere CBS, CPB, PBL, CE Delft) en websitedata. Een belangrijk verschil tussen beide onderzoeken is dat de NEx-T zich richt op bedrijven (in sectoren en regio’s), inclusief de heterogeniteit binnen het bedrijfsleven dat relevant is voor de transitie, en de NEx een macrobeeld schetst.