Update
Sectorprognoses: hoofdrol voor binnenlandse en buitenlandse politieke ontwikkelingen
In deze sectorprognoses verwachten we voor dit jaar een krimp in de meeste productiesectoren, terwijl er groei te zien is in de dienstensectoren. Daarnaast lichten we kwalitatief toe wat de gevolgen kunnen zijn van het Hoofdlijnenakkoord, en de Europese en Amerikaanse verkiezingen van dit jaar.
In het kort
- Koopkrachtverbetering voor alle inkomensgroepen, die zorgt voor extra vraageffecten in verschillende sectoren
- Terugdraaien van lastenverzwaringen voor bedrijven, waar alle sectoren van profiteren
- Wettelijke vastlegging van 2 procent van het bbp aan defensie-uitgaven, wat een positief effect kan hebben op de vraagontwikkeling voor de Nederlandse industrie
- Het agrarisch regeringsbeleid verschuift van middelenbeleid naar doelenbeleid, wat agrariërs meer ruimte geeft voor eigen keuzes in de bedrijfsvoering
- De geplande belastingverhoging op culturele goederen (boeken, theater, kranten) en logiesaccommodaties raakt de horeca, uitgevers en culturele sector negatief
- Het voorgestelde strenge migratiebeleid motiveert sectoren die sterk afhankelijk zijn van (niet-EU) migranten met een laag tot gemiddeld loon – zoals de schoonmaak- en uitzendbranche, handel en industrie – tot de inzet van technologie (robots en AI) om de arbeidsvraag blijvend te kunnen invullen
- Tegelijkertijd bemoeilijken bezuinigingen op innovatie en onderwijs deze technologische transformatie
De Nederlandse economie kromp onverwacht in het eerste kwartaal van dit jaar met 0,1 procent kwartaal-op-kwartaal (k-o-k). Deze krimp was vooral het gevolg van tegenvallende productiecijfers. Zo kromp de Nederlandse industrie in het eerste kwartaal met 3,8 procent – met uitzondering van de coronacrisis de grootste daling in de toegevoegde waarde sinds het begin van de kredietcrisis in 2009. Voor de Nederlandse economie verwachten een kleine groei van 0,4 procent in 2024 en van 1,3 procent in 2025. In het Economisch Kwartaalbericht gaan we verder in op deze en andere macro-economische ontwikkelingen en hoe deze van invloed zijn op het Nederlandse bbp.
Prognoses op sectoraal niveau
In deze publicatie kijken we naar de ontwikkelingen van de toegevoegde waarde in de Nederlandse hoofdsectoren. De toegevoegde waarde is de omzet minus de waarde van alle (ingekochte) halffabricaten en diensten die bij de productie zijn verwerkt. Omdat we kijken naar volumeontwikkelingen zijn deze prognoses gecorrigeerd voor inflatie. De prognoses van de toegevoegde waarde voor de hoofdsectoren staan in figuur 1.
In 2024 economische zwakte in de transportsector, bouw en industrie
Voor 2024 zien we grote verschillen in de ontwikkeling van de toegevoegde waarde tussen sectoren. In de meeste productiesectoren verwachten we een krimp, terwijl vrijwel alle dienstverlenende sectoren juist groei noteren. Hier speelt mee dat de consumptie van goederen de afgelopen tijd meer onder druk stond dan de consumptie van diensten.
De grootste krimp in 2024 verwachten we voor de bouw. De verwachte afname in de toegevoegde waarde met 3,0 procent heeft onder meer te maken met een voorziene dip in de woningbouw, volgend op een sterke daling van het aantal verleende bouwvergunningen in de afgelopen twee jaar.
Voor de Nederlandse industrie voorzien we dat de toegevoegde waarde dit jaar met 1,6 procent afneemt ten opzichte van vorig jaar. Belangrijkste oorzaak voor deze afname is de forse krimp van 3,8 procent in het eerste kwartaal. Onder andere het aflopende contract tussen BMW en de enige Nederlandse autofabriek VDL Nedcar en een verdere productiedaling in de machinebouw spelen hierbij een rol. ASML beïnvloedt de machinebouwcijfers sterk. De chipmachinefabrikant gaf al eerder dit jaar aan dat 2024 een tussenjaar zou worden en verwacht dat de vraag in 2025 weer sterk groeit. De exportrestricties jegens China die de VS aan dit bedrijf oplegde, lijken hierin geen rol te spelen. Ondanks de krimp ligt de productie van de machinebouw nog altijd op een hoog niveau en gaat het beter in deze sector dan eerder gedacht. De verbetering van vertrouwensindicatoren in de industrie zorgt ervoor dat we de rest van dit jaar positief gestemd zijn over deze sector, maar door het sterk negatieve eerste kwartaalcijfer komen we op jaarbasis toch op krimp uit.
Voor dit jaar voorzien we dat naast de huidige geopolitieke spanningen, die hun stempel blijven drukken op de internationale handel, ook de zwakke vooruitzichten voor de bouwsector een rem zetten op de groeicijfers van de transportsector. Bovendien hebben de transportbedrijven en logistieke dienstverleners nog altijd moeite om personeel te vinden, vooral chauffeurs. Bijna de helft van deze bedrijven gaf in april aan een tekort aan arbeidskrachten als grootste belemmering in de bedrijfsvoering te ervaren. Daarmee is de vervoer en opslag, na de zakelijke dienstverlening, de sector die het meest last ondervindt van de krapte op de arbeidsmarkt. We verwachten daarom voor dit jaar een krimp van 1,4 procent van de toegevoegde waarde in deze sector.
Productie neemt af in groot deel agrarische sector
De toegevoegde waarde van de agrarische sector krimpt in 2024 naar verwachting met 1,1 procent vergeleken met het jaar daarvoor. Dat komt voornamelijk doordat de productie afneemt. Zo verwachten we dat de productie voor de sierteelt krimpt omdat kleinere bedrijven stoppen vanwege de benodigde investeringen voor de energietransitie. Ook in de veehouderij verwachten we een lichte teruggang, met name in de productie van melk, pluimveevlees en eieren. Maar niet in iedere sector verwachten we een productieafname. De productie in de akkerbouw is naar verwachting stabiel. En voor de productie van groenten verwachten we zelfs een herstel na de terugval in de afgelopen jaren door de hoge energieprijzen.
In 2025 in vrijwel alle sectoren groei, ondanks verhoogd risico op extra protectionisme
Voor 2025 voorzien we in bijna alle sectoren groei, ondanks het risico op toenemende handelsspanningen. Donald Trump ligt al maanden op kop in de verschillende peilingen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Bij winst in november is er een reële kans dat een nieuwe regering onder leiding van Trump extra protectionistische handelsmaatregelen zoals hogere importtarieven invoert. We gaan ervan uit dat Europa niet buiten schot blijft en dit zal in Nederland vooral de industrie en in mindere mate de transportsector raken.
Voor 2025 verwachten we dat de agrarische toegevoegde waarde met 3,1 procent daalt. De agrarische productie neemt volgend jaar naar verwachting verder af, wat vrijwel volledig voor rekening van de veehouderij komt. Voor de varkenshouderij verwachten we een productieteruggang van 10 procent, maar ook in pluimvee (-2 procent) en bij de melkveehouderij (-1,8 procent) rekenen we op een krimp. Deze percentages hangen samen met de opkoopregelingen waarvoor veehouders in 2023 hebben ingetekend. In de plantaardige sectoren springt een krimp van de suikerbietenproductie eruit. Door fors lagere prijzen voor suiker verwachten we dat suikerbieten een kleiner aandeel in het bouwplan krijgen. Ook de opbrengst per hectare daalt na het hoge opbrengstjaar 2023.
Box 1. Prijsontwikkelingen in de agrarische sector
Bovenstaande cijfers hebben betrekking op reële cijfers, dat wil zeggen: gecorrigeerd voor prijsveranderingen. In de landbouw zijn prijsveranderingen echter relatief groot van jaar op jaar als gevolg van sterk fluctuerende prijzen van landbouwproducten en van grondstoffen en halffabricaten. De verwachte verandering van de productiewaarde in nominale termen – de werkelijk waarneembare ontwikkeling – wijkt af van de hierboven geschetste ontwikkeling in reële waarde. En wel op de volgende punten:
(Geo)politiek voert de boventoon
Verschillende (geo)politieke ontwikkelingen spelen een belangrijke rol in onze sectorprognoses. Recent presenteerden de formerende partijen PVV, VVD, NSC en BBB een akkoord op hoofdlijnen (Hoofdlijnenakkoord). Naast deze grote stap in de richting van een kabinetsvorming in ons land gaan Europeanen in juni naar de stembus voor de verkiezing van een nieuw Europees parlement en kiezen de Amerikanen eind dit jaar een nieuwe president. Al deze ontwikkelingen zorgen voor veel onzekerheid. Veel plannen in het Hoofdlijnenakkoord zijn bovendien nog niet geconcretiseerd en uitgewerkt. Niettemin proberen we hieronder alvast een eerste schets te geven van de mogelijke implicaties van de bovengenoemde ontwikkelingen op de sectoren, te beginnen met het Hoofdlijnenakkoord.
Impact Hoofdlijnenakkoord op de sectoren
Volgens de berekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) hebben de plannen uit het gepresenteerde Hoofdlijnenakkoord een positief, zij het beperkt, effect op de Nederlandse economie over de periode 2025-2028. Zo wordt 0,1 procentpunt extra economische groei per jaar verwacht door een 0,3 procentpunt lagere werkloosheid in 2028 en koopkrachtverbeteringen voor alle inkomensgroepen. Lagere inkomensgroepen profiteren relatief meer, onder andere door hogere toeslagen. Deze helpen ook om een stijging van het aandeel mensen dat leeft in armoede tegen te gaan. En het begrotingstekort (als percentage van het bbp) blijft in 2028 onder de 3 procent.
Voor het bedrijfsleven draait de overheid een aantal lastenverzwaringen terug, zoals de voorgenomen verlaging van de MKB-winstvrijstelling naar 12,03 procent (wordt weer 12,7 procent) en het afschaffen van de belastingvrijstelling bij de inkoop van eigen aandelen. Dit laatste betekent een lastenverlichting voor het bedrijfsleven van 400 miljoen euro. Tot slot verandert de overheid de vennootschapsbelasting (vpb), door de renteaftrekbeperking boven 1 miljoen te verruimen van 20 procent naar 25 procent. Dit levert bedrijven eveneens 400 miljoen euro op.
Gelet op de kwaliteit van het vestigingsklimaat is het wel belangrijk te vermelden dat de op langere termijn voorgenomen bezuinigingen op onderwijs en innovatie de Nederlandse economie raken. Vanwege de geringe impact op korte termijn en het ontbreken van een exacte uitwerking van de plannen is er maar beperkt rekening gehouden met het Hoofdlijnenakkoord in deze sectorprognoses. Maar dit laat onverlet dat de plannen de economische koers van individuele sectoren op de langere termijn kunnen beïnvloeden. Hieronder lichten we dit verder toe.
Extra vraag voor de industrie en de bouw
De coalitiepartijen willen minimaal 2 procent van het bbp aan defensie uitgeven (de NAVO-norm) en dit wettelijk vastleggen. Daarnaast willen ze zich inzetten voor de Nederlandse en Europese defensie-industrie, wat een positief effect kan hebben op de vraagontwikkeling voor de Nederlandse industrie.
Voor de bouwsector voorzien we dat de plannen waarmee het komende kabinet de wooncrisis wil aanpakken een gemengd beeld opleveren. Aan de ene kant zet het in op meer bouwlocaties en op termijn de mogelijke invoering van een planbatenheffing. Deze laatste stimuleert de nieuwbouw door bestaande inwoners van gemeenten hierbij meer baten te geven en vergroot de financiële armslag van gemeenten om gebiedsontwikkeling te bekostigen. Dit pakt op lange termijn een belangrijk knelpunt aan. Aan de andere kant gaat het kabinet verder met de voorgenomen regulering van de middenhuur en met de eis van twee derde betaalbare woningen bij nieuwbouwprojecten. Dit kan de doorstroming en de bouwproductie belemmeren, omdat het lastiger wordt om woningbouwprojecten financieel rond te rekenen. Wel stimuleren de plannen om gepauzeerde infraprojecten weer op te pakken en het doorzetten van de bouw van de Lelylijn de vraag voor de bouwsector. Het blijft echter lastig om in te schatten of hiervoor voldoende personeel beschikbaar is.
Belastingverhoging op culturele goederen en logies
De coalitie is voornemens om de belasting op culturele goederen (boeken, theater, kranten) en logiesaccommodaties, zoals hotelovernachtingen, in 2026 te verhogen. Hogere prijzen kunnen leiden tot minder vraag, wat deze sectoren kan raken. Ook indirect kan deze maatregel invloed hebben op de kwaliteit van ons vestigingsklimaat. Zo verhoogt de cultuursector de leefbaarheid van onze steden en vergroot zij de kwaliteit van leven in het algemeen. Dat is niet alleen goed voor onze eigen brede welvaart, maar kan ook talent aantrekken dat in andere sectoren werkt. De aanwezigheid van een creatieve industrie kan namelijk meewegen in de beslissing van bedrijven om zich in Nederland te vestigen.
Landbouw
Het akkoord laat een aanzienlijke voorgenomen draai zien in de oriëntatie van het agrarisch regeringsbeleid. De verschuiving van middelenbeleid naar doelenbeleid, biedt agrariërs meer ruimte voor eigen keuzes in de bedrijfsvoering. Een deel hiervan kan positief bijdragen aan het verdienvermogen van agrarische bedrijven (bijvoorbeeld extra beloningen). Het zoekt de grenzen op om landbouw zoveel mogelijk ruimte te geven en beperkingen vanuit milieuoverwegingen zoveel mogelijk op te rekken (onder andere stikstof, derogatie, herijking Natura 2000-gebieden). Maar voor een aantal van de voorgenomen wijzigingen is een unaniem akkoord van de EU-lidstaten nodig. Daarmee ontstaat ook nieuwe onzekerheid. We kunnen binnen de kaders van de sectorprognoses vooralsnog niet voldoende aandacht geven aan de impact van het Hoofdlijnenakkoord op de landbouwsector. Daarom laten we deze voor nu achterwege.
Personeelstekorten
Aandacht voor het personeelstekort is er in het Hoofdlijnenakkoord niet alleen voor de bouw, maar ook voor de zorg: het moet aantrekkelijker worden om in de zorg te werken, waarin niet alleen wordt gekeken naar arbeidsvoorwaarden maar ook naar innovaties om te werkdruk te verlichten.
Omdat een tekort aan arbeid nog altijd de grootste belemmering vormt voor bedrijven in hun bedrijfsvoering, voorzien we dat de arbeidskrapte op korte termijn in de meeste sectoren toeneemt mochten de voorgestelde plannen op asiel en migratie daadwerkelijk tot uitwerking komen. Het akkoord is namelijk gepresenteerd als “het strengste op asiel en migratie ooit”.
Zo is de afhankelijkheid van migranten van het Nederlandse bedrijfsleven de afgelopen jaren flink toegenomen. Zoals te lezen valt in onze nieuwste arbeidsmarktstudie die medio juni verschijnt, is ruim 40 procent van de totale banengroei tussen 2016 en 2022 ingevuld door migranten en behoort inmiddels een op de acht werknemersbanen toe aan personen die niet in Nederland zijn geboren. Het merendeel werkt in de niet-specialistische zakelijke dienstverlening, waaronder de schoonmaak- en uitzendbranche vallen (zie tabel 1). Binnen deze sector heeft ruim een op de drie werknemers een migratieachtergrond. Voor landbouw is dit bijna een kwart, hoewel het in absolute aantallen om een relatief kleine groep gaat. Ook is het aandeel migranten in de ICT en horeca bovengemiddeld hoog. In absolute aantallen tellen we een groot aantal migranten in de industrie en handel.
Voor sectoren als het onderwijs en de overheid is de afhankelijkheid van migranten beperkter, omdat het vanwege strikte taal- en diploma-eisen voor migranten vaak lastig is om tot deze sectoren toe te treden.
Het is overigens goed om te realiseren dat migranten niet alleen arbeid leveren, maar ook vragen. Ze maken namelijk gebruik van voorzieningen zoals wonen, zorg en onderwijs. Vanuit dit oogpunt is een selectiever migratiebeleid aanbevelenswaardig. Wel kan een (te) streng migratiebeleid juist weer ten koste gaan van het toekomstige verdienvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven. Zeker als het komende kabinet de beleidsmaatregel uit het Hoofdlijnenakkoord waarin staat dat “de kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling worden aangescherpt en verhoogd” te rigoureus doorvoert.
Deze hoogbetaalde (kennis)migranten – van wie het merendeel momenteel werkt in de specialistische zakelijke diensten (bijvoorbeeld als ingenieur), de ICT en de industrie (zie tabel 1) – zijn namelijk van groot belang voor de concurrentiepositie van hoogproductieve bedrijfstakken, zoals de machinebouw, telecom, financiële dienstverlening en farmaceutische en elektrotechnische industrie. Tegelijk lijkt de coalitie zich bewust van dit risico, omdat alleen “arbeidsmigranten van buiten de EU, met uitzondering van kennismigranten, tewerkstellingsvergunningsplichtig worden” en er aandacht is voor verbetering van het vestigingsklimaat.
Vestigingsklimaat en innovatie
Kennismigranten in hoogproductieve bedrijfstakken zijn dus essentieel voor de economie, onder meer omdat ze moeilijker door technologie zijn te vervangen vanwege de doorgaans vele niet-routinematige taken die ze uitvoeren. Daarom is het behoud van een aantrekkelijk vestigingsklimaat belangrijk – niet alleen voor bedrijven, maar ook voor werknemers. Hoewel het Hoofdlijnenakkoord hier de nadruk ook op legt, zijn we wel kritisch op het deels afschaffen van het Nationaal Groeifonds en het Fonds Onderzoek en Wetenschap. Deze fondsen zijn nodig om de Nederlandse productiviteitsgroei op langere termijn te stimuleren. De plannen voor een extra investering in InvestNL, lastenverlichtingen voor bedrijven en ondersteuning bij de energietransitie maken de bezuiniging op dit terrein niet volledig goed.
Wij hebben berekend dat het arbeidsaanbod in Nederland nog nauwelijks groeit en vanaf 2030 krimpt, waardoor het juist cruciaal is om nú al te investeren in productiviteitsverhogende technologie. Het terugdringen van het aantal migranten zou dus gepaard moeten gaan met een hogere innovatie-impuls.
Er liggen namelijk veel kansen om de arbeidsvraag naar routinematig werk te reduceren door de inzet van technologie. Robots worden momenteel vooral in de industrie ingezet, in bijvoorbeeld de assemblage. Maar we zien ook in de bouw (denk aan exoskeletten), horeca (bijvoorbeeld bestelzuilen) en handel (zoals zelfscankassa’s) veel mogelijkheden tot robotisering. Kunstmatige intelligentie (AI), zoals ChatGPT of chatbots, wordt momenteel al wijdverspreid gebruikt binnen alle sectoren. Voor de toekomst zien we de meeste mogelijkheden tot inzet van AI in de sectoren waar zij nu al het meest gebruikt wordt: in de ICT, bij banken en verzekeraars en in de specialistische zakelijke dienstverlening (waaronder accountants, juristen en consultants). En dan niet alleen om code te schrijven, maar bijvoorbeeld ook om standaardcontracten op te stellen of om jaarrekeningen te controleren.
Impact Europese verkiezingen op de sectoren
Op de dag dat deze sectorprognoses het levenslicht zien, 6 juni, mogen we ook naar de stembus om een nieuw Europees Parlement te kiezen. De uitkomst van de verkiezingen is op het moment van schrijven dus nog onduidelijk, maar de peilingen wijzen op een verschuiving naar de rechterkant van het politieke spectrum.
Met een rechtser Europees Parlement als uitgangspunt denken we dat de klimaat- en milieudoelstellingen wat meer naar de achtergrond gaan verdwijnen, maar de Green Deal wordt naar verwachting wel doorgezet. De houding tegenover China blijft ambivalent, waarbij de afhankelijkheid in belangrijke sectoren wordt verminderd. Door de recente geopolitieke ontwikkelingen is de bewustwording gegroeid over de Europese kwetsbaarheid op het gebied van afhankelijkheid van energie en grondstoffen uit het buitenland, maar ook de militaire afhankelijkheid van met name de VS.
Groei in hoogproductieve sectoren, een zelfvoorzienend energiesysteem en een Europees defensiesysteem zijn nodig om deze kwetsbaarheid te verminderen. We verwachten dat de focus op groene en strategische sectoren daarom blijft bestaan, wat positief kan uitpakken voor de Nederlandse industrie. Maar omdat stimulering van deze sectoren naar verwachting minder via subsidies zal gaan en meer via aanmoedigingen en beloningen, wordt de financiële ondersteuning vanuit Brussel wel minder een vanzelfsprekendheid.
Tot slot sluit de EU vermoedelijk geen nieuwe handels- of investeringsverdragen, puur en uitsluitend om de vrije handel te bevorderen. Overeenkomsten worden alleen nog overwogen als ze tastbare voordelen voor de Europese belangen hebben, met inachtneming van mensenrechten en milieunormen.
Impact Amerikaanse verkiezingen op de sectoren
Niet alleen de uitkomst van de Europese, maar ook die van de Amerikaanse verkiezingen kan van invloed zijn op de Nederlandse sectoren. Zoals hierboven besproken kunnen de verhoogde importtarieven - en de negatieve effecten ervan op de internationale handel - de Nederlandse industrie en transportsector raken. Daarnaast kan de uitkomst tot een verslechterde relatie tussen Nederland en de VS zorgen, waardoor Nederland misschien moeilijker toegang krijgt tot de producten die het nu uit de VS haalt. De toegang tot bepaalde kritieke grondstoffen en producten staat steeds vaker in de belangstelling. Zo heeft de Europese Unie onder andere de critical raw materials act opgetuigd om toegang tot kritieke grondstoffen te kunnen waarborgen. In een latere studie zullen we verder ingaan op de Nederlandse importafhankelijkheden van de VS.